De leidende compagnie van het 2e Royal Warwickshire-regiment van de 185e Brigade bereikte intussen rond 21:00 uur (Britse tijd) de buitenwijk van Blainville, even vóór Caen westelijk langs het kanaal, om zich daar in te graven en juichte de vlucht Horsa-zweefvliegtuigen boven hen toe.
Een aangeslagen, maar uiterlijk koele majoor Hans von Luck stond op de heuvels ten oosten van Caen zowel de aanzwellende golf geallieerde landingsschepen als het landen en ontladen van de zweefvliegtuigen van Gale’s luchtlandingsleger te bekijken en zette het verder voorgoed uit zijn hoofd ‘de geallieerden in zee te drijven’.
Genietroepen van de Britse 17e Veldcompagnie arriveerden in de avond en begonnen metalen Bailey-bruggen aan te leggen over het Kanaal van Caen even ten zuiden van Bénouville. Britse Shropshire-infanteristen trokken zuidwaarts van Biéville langs de weg naar Caen. Sterke Duitse troepen van bevelhebber Rauch van de 21e Pantserdivisie hielden de Shropshires echter op bij het bosrijke Lébisey. Het werd al donker. De Shropshires keerden daarom terug naar Biéville.
Niettemin berichtte om 20:00 uur Duitse (21:00 Britse) tijd een telefoon–verslag van de Duitse 7e Armee:‘Aanval door 21e Pantserdivisie waardeloos geworden door zware concentratie van luchtlandingstroepen.’ Erwin Rom–mel ontving het ook. De voorheen zo gevreesde 21e Pantserdivisie werd, op twee bataljons van het 125e Regiment van von Luck ten oosten van de Orne na, deze late avond gehavend uit de kuststrijd genomen en naar een lijn die oostwaards van Cambes-en-Plaine naar het Caenkanaal liep, gezonden. Ra–diointercepties door de Britse zogenaamde Y-Army maakten dit ook aan de geallieerde legerleiding bekend. Die schakelde terstond de luchtmacht in. Tankcommandant luitenant Werner Kortenhaus van de 21e Pantserdivisie berichtte dat alleen al 13 van de 17 tanks van zijn regiment verloren gingen ten gevolge van aanvallen met duikbommenwerpers.
Adolf Hitler gaf vanuit Duitsland zijn lang verwachte toestemming álle pantserreserves in te zetten tegen Britten en Canadezen, maar toen was in Normandië de bewolking opgetrokken en kregen geallieerde, met bommen, raketten, boordkanonnen en mitrailleurs bewapende jagers en duikbommen–werpers zo goed als vrij spel boven de Duitse kolonnes.
Om 22:30 uur (Britse tijd) ontvingen de parachutisten in Le Port een vanaf het strand gearriveerd bataljon van de gepantserde Royal Warwicks die direct een aanval deden op Duitse stellingen in het dorp Bénouville. (http://ww2talk.com/forums/topic/45977-pegasus-bridge-in-the-words-of-those-who-were-there, 4)
Geallieerd propagandabiljet dat boven Duitse linies in Normandië werd uitgestrooid. Een stellige uitspraak van Hitler (en Goebbels in diens dagboek) naar aanleiding van het Brits-Canadese debâcle van de Dieppe-landing uit 1942 is flink gelogenstraft. (Foto: https:///www.psywar.org/psywar/images/1944ZG01301.jpg)
Het zo belangrijke verkeersknooppunt Caen werd echter niet door Britten op D-Day bereikt zoals generaal Montgomery het te optimistisch had voorge–steld (Zelfs een rush op Falaise had hij eenmaal niet uitgesloten!). Slechts een handvol Canadese verkenners bereikte het verlaten vliegveld Carpiquet nabij Caen, maar daar bleef het bij. Het Orne–bruggenhoofd bleef wel behouden voor verdere po–gingen Caen in handen te krijgen..
6 juni 1944, D-Day, avond: Het geallieerde bruggenhoofd achter Sword Beach. De 185e Brigade van de Britse 3e Divisie kon de stad Caen net niet bereiken en dat bleef zo tot de volgende maand augustus. Het contact met de eerder gearriveerde 6e Luchtlandingsdivisie op de oostelijke Orneoever was wél succesvol gemaakt, mede door het praktisch ongehinderd kunnen passeren der beide intact ingenomen strategische bruggen bij Bénouville en Ranville. ((Naar: J.Rickard, Sword Beach on D-day (14 may 2009), in: www.historyofwar.org/Maps/maps sword beach.html)
Hoofdstuk 167.
6 juni 1944, D-Day, late avond: Burgerslachtoffer uit Ouistreham naar Engeland vervoerd.
Raoul Mousset, de eigenaar van het (dan bijna geheel uitgebrande) Hôtel de Normandie in Ouistreham, had nog steeds grote moeite thuis te komen van–uit Caen. Feitelijk zat hij klem tussen het geallieerde artilleriegeschut en de zenuwachtige Duitsers in en rond de stad. Hij zou als Franse burgerspion neergeschoten kunnen worden als hij toch Ouistreham zou proberen te bereiken, wanhopig bezorgd om zijn vrouw, Odette. Het werd al donker. Uiteindelijk stapte hij onderweg ergens op een fiets die bij een Duits solda–tenlijk had gelegen. Woest trappend ging het dwars door het Duitse front over de route national via Le Port. Hij werd, wonderlijk genoeg, nergens aangehouden en belangrijker, nergens beschoten! Na een reis van 14 kilo-meter trof Raoul Mousset zijn jonge echtgenote na enig rondvragen aan in de geïmproviseerde verbandpost in de oude kerk die inmiddels van de bejaarde, gewonde en vermoeide médecin mr. Poullenc was overgenomen door Britse militaire artsen. Als Odette niet direct naar Engeland zou worden vervoerd, zou zij de volgende dag bezwijken, werd gezegd. Raoul was vast-besloten zijn ernstig gewonde vrouw te vergezellen. Met een amfibische DUKW-wagen werd het jonge paar naar een landingsschip dat al vol gewonde soldaten lag, voorbij de branding gevaren. (Elf maanden later keerde Odette, min of meer genezen, samen met haar man terug naar hun verwoeste havenstadje).
Hoofdstuk 168.
6 juni 1944, D-Day, latere avond: 6e Luchtlandingsdivisie bij Ranville versterkt met Commando’s en gelande eigen eenhe–den.
Duitsers benutten ook in de nacht kansen niet
De 6e Luchtlandingsdivisie moest de hele dag door met gebrek aan veel van haar zware materieel zoals het per Horsa aan te voeren anti-tankgeschut, tal–loze verbeten tegenaanvallen van vooral Duitse pantsergrenadiers afslaan. Zij kreeg enorme verlichting door het arriveren van de laatste avondlanding–en bij Ranville. Haar gevechtskracht werd daardoor zowat verdubbeld, zij kreeg de beschikking over jeeps, licht anti-tankgeschut, lichte artillerie en ook een medische eenheid. Per parachute werden voorts nog voorraden aan munitie en voedsel gedropt. De 3e, 5e, 6e, 8e en 9e Luchtlandingsbrigades die ‘s nachts waren versterkt door de divisieparachutisten van generaal-majoor Richard Gale en de volgende dag door de Commando’s van brigadegeneraal Lord Lovat, hadden een bruggenhoofd gevestigd dat, ondanks heftige tank-, artillerie-, Nebelwerfer– en mortieraanvallen op het eind van diezelfde nacht en de volgende ochtend, vervolgens kon worden uitgebouwd.
6 juni 1944, D-Day, Sword Beach, sector Queen. Britten voeren Duitse krijgsgevangenen af. Foto genomen door Sergeant J.Mapham van No.5 Army Film & Photographic Unit. Coll. IWM, Londen(https://commons.wikimedia.org/wiki/File:D-day_-_British_Forces_during_the_Invasion_of_Normandy_6_June_1944_B5079.jpg)
6 juni 1944, D-Day, ochtend: Duitse militairen gaven zich over aan de kust tussen Bernières (Juno Beach) en Ouistre–ham (Sword Beach). Ze riepen daarbij dikwijls: ‘Kamerad!’. (Filmstills)
De geallieerden hadden reeds vanaf D-Day kleine pamfletten uitgestrooid waarin stond hoe de vijand zich veilig kon overgeven. Die zo’n pamflet op naam van generaal Eisenhower ook bij overgave omhoog steken. Bovenstaand is een Amerikaans exemplaar. Aan vele Duitsers was wijsgemaakt door eigen officieren dat zij bij overgave direct zouden worden vermoord. Daarom verstopte het drietal jonge Duitsers van het bruggengarnizoen zich aanvankelijk ook. De Duitsers wierpen op–gepikte pamfletten meestal van zich af of lazen ze uit veiligheid niet. (https://www.bonhams.com/auctions/22456/lot/136/?category=list)
D-Day was een overweldigend feit. De Duitsers hebben kansen gehad en ze niet benut. Chester Wilmot, BBC-correspondent verbonden aan het 6e Lucht–landingsleger van generaal Richard Gale, schreef over het invallen van de nacht op 6 juni, D-Day:‘Dit was de tijd voor tegenzet. De aanvalsstrijd–krachten waren vermoeid en uitgeput in een reeks haastig voorbereide posities. (…) De lijn was dun en er waren gaten die schreeuwden om uitbuiting. Maar de Duitsers waren niet in een positie om voordeel uit de gelegenheid te halen die die nacht, en alléén die nacht, was geboden.’
De ondeugdelijke nazi-Duitse bevelsstructuur, strategische en tactische blunders en de geraffineerde geallieerde misleidingsoperaties vormden daarvan de hoofdoorzaak. ‘s Avonds om 22:00 uur Duitse tijd (23:00 uur Britse tijd) twijfelde Hitler nog immer of dit nu dé ‘invasie’ of een aflei–dingsslag was. Wanneer kwam de hoofdlanding of tweede landing bij het Nauw van Calais? Bretagne was ook nog een mogelijkheid! Eén in Dene–marken of vanuit Schotland in Noorwegen, zoals het geallieerde mislei–dingsplan ‘Fortitude North’ hem wilde laten geloven? Het geallieerde bruggenhoofd in Normandië werd ondertussen gevestigd en constant uitge–breid. De zware strijd om geheel Normandië en Frankrijk en daarmee om bezet West-Europa, de Festung Europa, was succesvol begonnen.
Toen op dinsdag 6 juni rust en nachtelijke duisternis waren weergekeerd bij de rolhefbrug van Bénouville, durfden de dorstige Duitse tienersoldaten Hel–mut Römer, Erwin Sauer en hun Poolse maat, Janusch Marschilinski, de struiken langs het kanaal uit te sluipen en voor de eerste maal met hun han–den en helmen wat brakkig smakend kanaalwater te scheppen. Om weer snel naar hun nog onontdekte schuilplek tussen de stinkende vlier te terug te slui–pen. Naar hun inzicht bleven in deze nacht rondsluipende Britse patrouilles voorlopig een gevaar…
Hoofdstuk 169.
7 juni 1944, D + 1: Gedecimeerde Compagnie D ‘Ox and Bucks’ zoekt eigen 2e Bataljon en ‘verdwaalt’ bij Hérouvillette
Op 6 juni rond middernacht (Britse tijd) nu namen navolgende eenheden van het 2e Royal Warwickshire-regiment van de Britse 3e Infanteriedivisie defen–sieve stellingen in bij Bénouville. Gezien de opgedane lokale ervaringen met de felle jonge pantsergrenadiers van de 21e Pantserdivisie, werd dat door het Britse opperbevel thans raadzamer geacht dan een ver–der oprukken naar het zuidelijker gelegen, sterk verdedigde en door puin–brokken ook nog bijna onbegaanbare wegenknooppunt Caen. Men was hier in de verdediging gedrongen. Caen had immers volgens Britse plannen op D-Day ‘s avonds ingenomen moeten zijn. (Carlo d’Este, Decision in Normandy, 35; 73-74; 77-78
Militairen van Kampfgruppe ‘von Luck’ van de Duitse 21e Pantserdivisie in de aanval in het Ornegebied. Cover art op 1:35 Dragon-modelbouwdoos ’39-’45 Series: Kampfgruppe von Luck (Normandy 1944) (Naar: https://www.modelwereld.eu/modelbouw/figuren/militairen-schaal-135/dragon-6155–kampfgruppe-von-luck-quotnormandy-1944quot)
Compagnie D (minus één peloton dat was vermist) kwam weer, zij het als een reguliere infanterieëenheid, onder direct commando van de eigen bataljonsbevelhebber, luitenant-kolonel Mike Roberts. Private Wally Parr droeg ‘zijn’ Duitse 5 cm.-kanon met spijt in het hart over aan een artille-riesergeant van de ‘Warwicks’ en gaf hem er instructie over het gebruik bij. Majoor Howard liet tenslotte zijn vermoeide en gedecimeerde troep aantre–den. Van de 180 man bij vertrek telde hij nog 76 voor de strijd beschikbare manschappen. Het hele 4e Peloton ontbrak. De genietroepen van kapitein Neilson waren vertrokken richting Ranville voor werkzaamheden elders. Met enige tegenzin moest zijn compagnie het ‘eigen terrein’ -hún brug!- overlaten aan anderen. Op een in beslag genomen, logge paardenkar die de Commando’s bij Bénou–ville hadden achtergelaten, werd nu zoveel mogelijk van hun eigen en buit–gemaakt Duits wapenmateriaal opgeladen. Het bijbe–horende paard was door Duitse kogels op de brug geraakt en gedood. Met veel gevloek en getier dat Howard vergeefs probeerde te temperen, werd de zware kar vervolgens ‘s nachts richting Ranville met militaire handkracht getrokken en geduwd, maar de wielen wilden om de haverklap hun eigen weg gaan, zodat de man–nen uiteindelijk de geschikste spullen weer hebben moeten afladen en op hun rug meedragen. De bloody kar werd aan de kant van de weg achterge–laten. (S.E.Ambrose, Pegasus Bridge (2e ed., 1988) 151; J.Howard en P.Howard Bates, The Pegasus Diaries, 138) Na over de Ornebrug in het aardeduister om Ranville heen te zijn gemarcheerd waar het wemelde van schimmige, nerveuze Britse para’s, zodat de wachtwoorden (‘V!’…’For Victory!’) herhaaldelijk moesten worden uitgewisseld, raakte de fiere troep van Howard hopeloos verdwaald door de wirwar van bochtige en zich kruisende plattelandswegen. De majoor was er niet gelukkig mee. De achterhoede van zijn regiment moest in de buurt zijn, maar er was niets te zien. Luitenant Sweeney werd vooruit ge–stuurd met een paar mannen van zijn 5e Peloton om contact te maken en verslag uit te brengen bij de compagnie. Gedrieën kwamen ‘Tod’ Sweeney, Lance Corporal Porter gewapend met een brenmitrailleur, en een gewoon soldaat, een zwaarge–bouwde en nogal langzame boerenjongen, terecht in het dorp Hérouvillette, ten zuidoosten van Ranville gelegen.. (Pte. Roberts uit het 5e Peloton was vrij breed volgens de compagniesfoto in B. Parr, “What d’ya do in the war, dad?”, 25, 3e rij, 3e van rechts. Pte Baalam was zelfs dikker, maar hij behoorde tot het 1e Peloton, zie B.Parr, “What d’ya do in the war, dad?”, 26, 3e rij, 2e van rechts.)
(https://www.dday-overlord.com/en/battle-of-normandy/cities/herouvillette )
Weliswaar geen Hun was er te bekennen, maar het deed zich voor als een ‘spookstad’, vond de gespannen luitenant. Aan sommige daken bungelden de lijken van Britse parachutisten nog aan hun valschermen. Duiven vlogen op of schuifelden en koerden schichtig heen en weer in het donker. Alle ge–luiden leken onheilspellend te worden versterkt. In het dorp miste hij tot o–vermaat van ramp de afslag naar Escoville die hij pas na een uur ronddolen vond.
Dorpskern van Hérouvillette nabij Caen, tussen de stad en de zee, in 1944 vóór D-Day.(https://www.ebay.co.uk/itm/6×4-Gloss-Photo-ww300-Normandy-Calvados-Herouvillette-1944-hv7-/192878126137, )
Toen klonk gevaar. Verderop op de duistere weg werd een deur met een har–de, metalige klank dichtgesmeten. Het drong acuut tot de mannen door: dit is géén ‘soft vehicle’. Ze spiedden vóór zich uit: een vaag gevaarte. Gepantserd voertuig, maar te laag voor een tank. Het drietal Britten dook in elkaar en ging in gebogen houding langs de kant van de weg voort. Luitenant ‘Tod’ Sweeney haalde een handgranaat uit zijn borstzak en verwijderde de zeke–ringspin door zijn rechter wijsvinger door de ring te steken en die omhoog te trekken. De beugel diende daarbij ingedrukt vastgehouden. Hij sloop snel vóór de beide anderen uit, wierp met kracht het projectiel in de richting van het vehikel op de weg en rende hard terug, nog voordat de luide explosie er–van de nachtelijke stilte had verscheurd. Brenschutter Porter opende onafge–sproken en achteruit lopend direct met de lichte mitrailleur het vuur, een dof staccato, om zijn luitenant te dekken. Toen renden zij allen terug naar Hé–rouvillette. De nogal dikke soldaat begon zelfs de athletische luitenant voorbij te zwoegen wat deze maar moeilijk kon verkroppen:‘Hé, soldaat, wacht op mij!’ De bij hun positieven gekomen Duitsers zonden hen alras stralen lichtspoormunitie na wat de Britten van de weg af dwong. Porter bleef terugvuren. De achterzijde van een huis kon dekking bieden. (S.E.Ambrose, Pegasus Bridge2, 152-153)
Lt. Sweeney’s brengunner Lance Corporal Porter op een compagniesfoto van december 1943.
Ondertussen had de rest van Compagnie D op afstand bevreesd geluisterd naar dit vuurgevecht en had majoor Howard verwacht zijn laatste officier te verliezen. Maar Sweeney en zijn omvangrijke soldaat doken weer op bij de wachtende troep, hoewel Lance Corporal Porter wegbleef. De luitenant bracht rapport uit aan de majoor:‘Niks gedaan daarlangs, John! Hoe het ook is gegaan, het regiment is in ieder geval niet over die weg naar Escoville gegaan. Er stond een gepantserde wagen en ik ben korporaal-één Porter kwijt!’. Howard besloot via een andere weg terug te gaan. En zodoende trof–fen ze hun regiment op 7 juni om 03:00 uur (Britse tijd). Niet waren zij verdwaald, het regiment kampeerde die nacht alleen niet op de opgegeven plaats, terwijl Compagnie D er tweemaal omheen gelopen was! John How–ard meldde zich bij het regimentshoofdkwartier.
De Britse oorlogscorrespondent David Woodward van de Manchester Guardian was één drie berichtgevers die in Normandië vanuit de lucht waren geland. Woodward zat in een zweefvliegtuig van de 6th Airborne Division en keerde niet lang daarna gewond terug. ‘Duitse officieren werden gegrepen in bed op verschillende plaatsen’ en ‘de antilandingsmaatregelen waren niet zo succesvol als de Duitsers de laatste twee jaar hadden doen voorkomen’, meldde hij hier. Ook: ‘Duitse krijgsgevangenen waren a very mixed bag: de Rijksduitser was gewoonlijk of tiener of een oudere veteraan van de vorige oorlog. Er waren enige eenheden van Volksduitsers die de Duitse nationaliteit gedwongen hadden moeten aannemen na Hitlers verovering van Polen en Tjechoslowakije…’(Bericht van begin juni 1944)
Daily Mail, voorpagina, 7 juni 1944. De verovering van ‘bruggen’ in Normandiè wordt nu wél vermeld. Maar Ook fake news: Zo was er het gerucht dat ‘Hitler per gepantserde trein naar Frankrijk zou zijn gereisd’. Via Stockholm kwam bericht dat Caen, Bayeux en Lisieux vast in geallieerde handen zouden zijn. Slechts van Bayeux kon dat worden gezegd. Onderaan: Prime Minister Winston Churchill werd luid toegejuichd door de Members of Parliament vanwege de geslaagde D-Day.
Krant Ouest Eclair, 7 juni 1944 met een bericht uit het Führer-hoofdkwartier in het Frans over ‘Poging tot ontscheping der Anglo-Amerikanen (…) en door ons verwacht’. Dat laatste werd flink herhaald in de Duitse propaganda-filmjour–naals, maar betekende weinig. Een geallieerde aanval werd immers langs de gehele Atlantik Wall voor mogelijk gehouden en op de 7e wist Berlijn níet zeker of er meer landingen elders zouden volgen.
L’Echo d’Alger, 7 juni 1944: Hoewel generaal Charles de Gaulle als leider der Vrije Fransen mede staat afbeeld naast Churchill en Eisenhower op de voorpagina, werd hij door hen in Algiers vóór 6 juni 1944 buiten de geheimen van D-Day en H-Hour gehouden.Hij werd door de Amerikanen en Britten niet vertrouwd. Niet ten onrechte: in zijn radiotoespraak op 6 juni liet de Gaulle -tegen de militaire misleidings- en veiligheidsregel in- weten dat le débar–quement op le Jour-J de hoofdlanding was…L’Echo d’Alger, 7 juni 1944.(https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2019/06/06/de-feiten-van-d-day/)
The Scotsman, 7 juni 1944: ‘Eerste landingen in Frankrijk slagen. (…) Berlijn meldt: bruggenhoofd gevestigd ten noorden van Caen’.
Daily Mirror 7 juni 1944: de Berlijnse radio zou op 6 juni o.m. hebben gemeld dat deze ‘geallieerde poging echt heel ernstig moet worden genomen’ en dat er geallieerde ‘parachutisten op de kanaaleilanden Guernsey en Jersey waren geland’. Het eerste was waar, het tweede niet.Nog wisten de Duitsers niet zeker of dit dé ‘invasie’ behelsde of dat er nog meer landingen elders waren te verwachten. Het Duitse leger ten oosten van de Orne mocht b.v. nog níet worden verplaatst.
Daily Mirror, woensdag 7 juni 1944: ‘..thrusting inland’: dát viel nogal mee op deze dag. Het was langs de meeste landingsplaatsen vooral verdédigen van de nauwe geallieerde ‘foothold’.
The Times, 7 juni 1944. Pas pagina 8 (bovenste helft) bracht enig nieuws over ‘the invasion’.(https://www.pressgazette.co.uk/wp-content/uploads/2016/04/Times-7-June-1944-page-001-1.jpg,)
De gelijkgeschakelde Belgische krant De Gazet uit Antwerpen, woensdag 7 juni 1944. De nazi–persdienst beweerde bij monde van dr. Dietrich o.m. propagandistisch dat ‘de invasie’ (die géen invasie was), ‘op bevel van Moskou’ werd uitgevoerd. Terwijl aan de ene kant herhaaldelijk werd geschreven dat ‘die Invasion’ kwam waar de Duitsers haar hadden verwacht en dus klaar stonden, staat hier duidelijk nog iets anders bovenaan rechts: ‘Groote operaties verwacht in de baai van St Malo’. Duitse troepen dáar waren dus gebonden. In juni 1944 lag de 711e Infanteriedivisie van Erwin Rommels 15e Legergroep in Normandië ten noorden van Lisieux en daarmee juist oostelijk van de geallieerde landingszones. Die divisie vormde de westelijkste van het 15. Armee. In de nacht van 5/6 juni waren Britse en Canadese parachutisten boven het terrein van de 711e Divisie afgesprongen die de opdracht hadden de oostelijke perimeter van het bruggenhoofd Sword Beach veilig te stellen. Die divisie kon twee compagnieën gegen die geallieerde parachutisten inzetten. Omdat de 711e In-fanteriedivisie voor strijd tegen de geallieerden níet was ingesteld, werd tussen die divisie en het bruggenhoofd de 346e Infanteriedivisie geschoven. De 711e Divisie (statisch) bezette in aansluiting het tot dan toe nog niet omstreden stuk kust tussen Cabourg en Le Havre en werd voorts nog níet ingezet tegen het Sword Beach-bruggenhoofd. Dus óok op haar eigen kuststrook werd een volgende landing verwacht! Vanaf midden augustus 1944 pas raakte deze kuststrook in bereik der geallieerde eenheden en moest de 711e wél ingrijpen tot 20 augustus. Tot begin september 1944 werd de 711e Infanteriedivisie tot het gebied ten zuiden van Duinkerken en ten zuidoosten van Boulogne teruggedrongen. Zelfs bezuiden Rotterdam heeft zij, flink uitgedund, nog gevochten in Nederland. Horsa- en Waco-zweefvlieggtuigen worden op deze pagina ‘zeiltransportvliegtuigen’genoemd. De foto onder toont geen D-Day-strandtafereel met getroffen geallieerde militairen, maar een oude foto van het Brits-Canadese debâcle bij Dieppe, augustus 1942.(https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/3/3b/Voorpagina_”De_Gazet”_7_Juni_1944_met_hoofdnieuws)
6 Juni 1944, The Christian Science Monitor uit Boston, USA, voorpagina. President Roosevelt had het publiek verzocht niet alleen voor deze dag te bidden, maar voorlopig te blijven bidden.
6 juni 1944: in The Christian Science Monitor uit Boston, USA worden Eisenhowers legergroepgeneraals van D-day voorgesteld in portrettekeningen en cartoons. Terwijl de granaten om hem heen suizen, is Montgomery verdiept in de Bijbel. Bradley en Tedder zouden vele uren in een jeep doorbrengen. De Franse Résistance werd vóór D-day gevraagd Duits materiaal en Duitse infrastructuur te saboteren, maar wordt nu gewaarschuwd te wachten op geallieerde orders voor een eigen tegenaanval.(https://i.ebayimg.com/images/g/l5IAAOSwI5FejdDZ/s-l1600.jpg)
7 juni 1944: Brits tank-eskadron volgt de kiezelvloedlijn na te zijn gelost op Sword Beach. Foto door majoor Wilfred Herbert James Sale (MC) van de 3rd/4th County of London Yeomanry (Sharpshooters). Sperballonnen hangen boven de landingsschepen. Meer dan 4000 van die schepen werden in totaal ingezet op en na D-day. Coll. National Army Museum, Londen; Acc.nr.NAM. 1975-03-63-18-35.(https://collection.nam.ac.uk/detail.php?acc=1975-03-63-18-35)
Hoofdstuk 170.
7 juni 1944, D +1: Opgesplitst en vermist 4e Peloton van herenigd in Ranville bereikt hoofdkwartier van Compagnie D in Château St.Côme bij Escoville
22 Platoon of het 4e Peloton, oorspronkelijk bestaande uit 28 man plus de twee Horsa-piloten onder leiding van luitenant Tony Hooper en kapitein Brian Priday, telde toen één gesneuvelde, drie als krijgsgevangenen verdwe–nen (onder wie één vermoorde) en één gewonde soldaat. Uiteindelijk zou het peloton, behalve met tientallen onderweg opgepikte parachutisten en een RAF-vlieger, met slechts 16 eigen manschappen op 7 juni arriveren in Ran–ville. De na landing bij de Divesbrug verdwenen sectie onder leiding van de rustige 24-jarige sergeant Cyril (’Pete’) Barwick trof hier in Ranville, na haar eigen avontuurlijke tocht, de rest van het peloton. Majoor Howard kon zijn vreugde over de terugkeer van het verloren peloton niet op. (Belevenissen van het 4e peloton samengesteld uit de volgende bronnen: kapt. Priday, in: http://www.lightbobs.com/1944-pegasus-bridge-coup-de-main.html, 8-13; Marion Durrell, Tich Rayners War Experiences, in: http://www. bbc.co.uk/ww2peopleswar/stories/09/a4069109.shtml. Korporaal Bob Ambrose, in: D.Edwards, The Devil’s Own Luck, 200; Lance Sergeant Ray ‘Tich’ Rayner, in: http://www. historynet.com/d-day-6th-airborne-divisions-glider-four-encountered-an-unexpected-turn-of-events.htm; Terri Judd, D-Day Aniversary: “I was shot by a dead German soldier”, in: The Independent 30 May 2009 = http://www. independent.co.uk/news/44/this-britain/dday-anniversary-i-was-shot-by-a-dead-german-soldier-1693163.html; http://www. telegraph.co.uk/news/main.jhtml?xml=/news/2004/06/07ndday407.xml, 1-2; http://www. bbc.co.uk/dna/ww2/A4069109, 2-5; R.J.Drez, in: http://www. forum.militaryltd.com/world-war-ii/m23440/forgotten-fate-d-days-glider-four; W.Fowler, Pegasus Bridge, 46)
Captain Brian Priday, in Hérouvilletteop 15 juli 1944.
Lieutenant Tony Hooper, commandant van 22 Platoon in Bullford Camp, december 1943.
Sergeant Cyril (‘Pete’) Barwick, 22 Platoon of 4e Peloton.
Dat had het niet gemakkelijk gehad. Priday lichtte zijn commandant erover in: ten eerste waren de mannen bij een onbekende brug geland, na wat uitzoekerij bleek die tussen Varaville en Périers-en-Auge over de rivier de Dives te liggen. Die stupide RAF-navigator! Landing door de Horsa-piloten was buitengewoon, maar luitenant Tony Hooper werd kort erna krijgsgevangen gemaakt in zijn observatiepositie. Het was de mannen gelukt de hem begeleidende Duitser te doden, zodat Hooper kon worden bevrijd. Lance-Sergeant Raymond ‘Tich’ Rayner werd daarbij zwaar gewond in de bovenarm. Zij waren bij vertrek opeens sergeant Barwick met diens sectie kwijt. Radioseiner Everett was kort na landing al gesneuveld: in het hoofd geschoten. Een drietal soldaten werd gevangen ge–nomen door de vijand: Lathbury, Whitford en ook de pelotonsradioseiner, ‘Hammie’ Hedges. Het peloton was door overstroomd gebied en over velden gevlucht, zich af en toe verbergend in een boerenschuur. Zij waren doornat geweest. Onderweg had Priday in totaal vijf man verloren. De verdwaalde sergeant Ernest A. Lucas van het 7e Parachutistenbattaljon had zich met een man of negen aangeslo–ten. Enkele malen waren zij in vuurgevecht met Duitse patrouilles gewik–keld, totdat eindelijk zo’n dertig verdwaalde Canadese parachutisten van de Britse 6e Luchtlandingsdivisie en een Britse RAF-piloot waren op–gedoken die met hen samen via de plaats Robehomme richting Ranville waren gelo–pen. (Cf. N.Barber, The Pegasus and Orne Bridges, 166-170)
W/Sergeant Ernest A. Lucas van het 7e Parachutistenbataljon was verkeerd gedropt oostelijk over de Dives, waadde ’s nachts door onder water gezet gebied, gebruikte zijn zakkompas, trof negen andere parachutisten over wie hij de leiding nam en van wie slechts enigen (!) konden zwemmen. Er waren schermutselingen met de vijand en er vielen gewonden. Pas na 16 dagen hervond sergant Lucas zijn eigen eenheid aan wie hij duidelijke inlichtingen kon verschaffen over Duitse stellingen. Het rapportje is mede ondertekendd door generaal Richard N. Gale van de 6e Luchtlandingsdivisie. Lucas had Captain Brian Priday’s groep van het 4e Peloton van Compagnie D onderweg aangetroffen, maar dat staat hier níet vermeld. (https://www.paradata.org.uk/people/ernest-lucas)
‘De eerste Canadezen in Frankrijk’ waren parachutisten van de Britse 6e Luchtlandingsdivisie. Mogelijk troffen enigen van boven afgebeelden Captain Priday van Compagnie D ‘Ox and Bucks’ tussen Varaville en Ran-ville? (http://www.ww2incolor.com/canada/FIRST.html )
Majoor Howard prees hun moed en doorzettingsvermogen. Hij moest nu zijn uitgedunde troep opdelen in slechts drie pelotons onder drie officieren. Zijn hoofdkwartier was met de terugkomst van Brian Priday weer compleet. Op 7 juni 1944 om ca. 04:00 uur (Britse tijd) in de vroege morgen werden de drie pelotons van Compagnie D opgesteld in door Duitsers gegraven Duitse loop–graven en versterkte stellingen die typisch riekten naar gronderigheid, vet–leer en zware Duitse tabak. De officieren sliepen in een schoon bed in het nabijgelegen Château Saint Côme bij Bréville, tussen Ranville en Escoville in.
Château St.Côme in Bréville, Calvados, Normandië met links bovenaan de zgn. Haras de Bréville, renpaardstallen.Van dit château bleef weinig over na de zomer van 1944,maar het is geheel hersteld. De foto is van vóór de oorlog.(www.prinsesirenebrigade.nl/-st.come.html)
Hoofdstuk 171.
7 juni 1944, D +1, vanaf 06:00 uur (Britse tijd): Compagnie D op weg naar Escoville beschoten met zwaar geschut van majoor von Luck van de 21e Pantserdivisie
Diverse gewonden onder wie LCpl Stacey en Lt Sweeney, en Sgt Barwick sneuvelt
De zo noodzakelijke slaap werd kort genoten, want om 06:00 uur ‘s morgens stond majoor Howard hen alweer te wekken. Een half uur later marcheerde de hele vermoeide troep verder, Howard voorop. Op zijn hoofd prijkte thans de rode baret, zijn gedeukte pothelm bungelde aan zijn middel. Op een kruis–punt werd nu de linker en juiste afslag naar Escoville genomen. En dáár zat de vermiste korporaal Porter nog doodgemoedereerd met de brengun op schoot braaf te wachten. Hij begreep maar niet waar zijn luitenant was ge–bleven… ‘Tod’ Sweeney verexcuseerde zich: hij had de plicht gehad How–ard direct verslag uit te brengen. Porter knikte gedwee. Voort ging de mars. (S.E.Ambrose, Pegasus Bridge2, 154) De tweede dageraad op D +1 op het Continent brak aan. En de aanvallende Duitsers gingen daar gebruik van maken.
Standplaats Bréville (rechts of oostelijk van Bénouville) zou in de zomer van 1944 snel bekend staan bij Britten, Canadezen, Hollanders en Belgen als Hell Fire Corner vanwege zware Duitse artilleriebarrages.
Met ijselijk lawaai stortten zich Duitse granaten uit een zwaar en zeer accu–raat 8,8 cm. luchtdoelkanon (FLAK) bediend door Luftwaffe-personeel en uit mortieren op de groep marcherende Britten. In wanorde vluchtten zij ver–schillende kanten uit om dekking te zoeken. De lange loop van de 8,8 cm. stond ongeveer horizontaal over de weg gericht en braakte bijna onophou–delijk vuur. (Bij de Geallieerden was dit zeer gevreesde Duitse kanon vooral bekend als de ‘88 mm gun’ of ‘the eighty-eight’. De Duitsers hanteerden hun kalibers in centimeters. Grofweg kan men zeggen dat elke centimeter kaliber staat voor een schootsafstand van één kilometer. Ook op Vorpostenboote kon dit zware geschut zijn opgesteld op de boeg als luchtafweerkanon.)
Voorbeeld van Duits mobiel 8,8 cm-afweergeschut. Tijdens de Brits-Canadese Operatie Goodwood bij Caen verloren de geallieerden 220 tanks voornamelijk door dit verdragende en accurate geschut. Flak 18, 36, 37, 41 en 43 konden dit kaliber bezitten. Coll. Omaha Beach Museum, Vierville, Calvados, Normandië. (https://www.strijdbewijs.nl/tanks/duits/88mm.htm )
Voorbeeld van Duits statisch 8,8 cm-afweergeschut.(https://www.strijdbewijs.nl/tanks/duits/88mm.htm)
Horizontaal afvuren van statisch 8,8 cm-luchtdoelkanon, bij de geallieerden berucht als the eighty-eight, vernoemd naar de geallieerde kaliberrekening van 88 mm. (Moderne reenactment).
Granaat voor Duits 8.8 cm luchtdoelkanon als tentoongesteld bij een reenactment. Hij woog meer als 20 kg.
Compagnie D rende verspreid tussen een groep bomen door en over een veld, maar er waren al gewonden en doden op de weg achtergebleven… Lichamen waren uiteengerukt door de granaatsplinters. Van medische verzorging kon geen sprake zijn. De verraste majoor Howard nam haastig zijn intrek in een nabijgelegen boerenhoeve. Vanuit deze commandopost werden de drie pelotons herenigd en verspreid opgesteld. Zij hadden zich nog niet genesteld of mortiergranaten suisden ook dáár neer, tankkoepels draaiden in de richting van de hoeve en gemechaniseerd geschut vuurde. Bovendien floten van diverse kanten ook nog scherpschutterskogels in het rond. Dit was het gevaarlijke vuur van het 2e Bataljon, 125e Pantsergrena–dierregiment, 21e Pantserdivisie onder bevel van majoor Hans von Luck. Het vuurde werkelijk met alles wat het bezat. Zó fel en zó accuraat had Com–pagnie D de Duitsers nog niet meegemaakt. Men leed zware verliezen, zij het zonder één eigen pelotonspositie prijs te geven. De ongelijke strijd hield uren aan. (S.E.Ambrose, Pegasus Bridge2, 154) Sergeant Cyril C. Barwick, zojuist alsnog gearriveerd in Ranville vanaf de Dives, moest het hier op de zuidelijke weg bij Escoville in een droge greppel met zijn lichtbewapende maten van 22 Platoon van Compagnie D opnemen tegen twee Duitse tanks en begeleiden–de infanterie door welke hun positie was gespot. De voorste tank liet zich met de linker rupsband in de greppel glijden, ratelde schuingelegen voort en vuurde met kanon én mitrailleur. Barwick bleef ter verdediging van zijn pe–lotonsleden zijn stengun moedig afvuren op de geopende zichtspleet van de chauffeur van de leidende tank, voordat hij zelf dodelijk werd geraakt en dadelijk overreden. (Sergeant Barwick werd later begraven in Hérouvillette.)
Sergeant Cyril C. (‘Pete) Barwick, heldhaftig gesneuveld op 7 juni 1944, D +1, buiten Escoville, dep.Calvados, Normandië.
Graf van sergeant Cyril Barwick op Hérouvillette War Cemetery, Calvados, Normandië.(https://twitter.com/DDaystripes/status/475560792910479360, 1)
Ondertussen was na landing sinds 09:00 uur (Britse tijd) die zelfde ochtend het dorp Hérouvillette ingenomen door enkele compagnieën van het 2e Ba–taljon ‘Ox and Bucks’, het moederbataljon van Compagnie D onder com–mando van luitenant-kolonel Michael Roberts.
Lieutenant-Colonel Michael Roberts bij Bulford Camp tijdens bezoek van koning George VI in 1943. Detail van foto; coll. Alamy Image ID 2D33GWW (RM).(https://www.gettyimages.nl/detail/nieuwsfoto%27s/photograph-at-bulford-with-david-wood-and-front-row-from-nieuwsfotos/829026896?utm_medium=organic&utm_source=google&utm_campaign=iptcurl en https//www.alamy.com/a-1943-photograph-at-bulford-with-david-wood-extreme-left-and-front-row-from-left-brig-hugh-kindersley-king-george-vi-commanding-officer-lt-col-michael-roberts-with-princess-elizabeth-at-the-back-of-the-image-image380551189.html)
Het was rond deze tijd in de ochtend van de 7e juni dat luitenant Sweeney een onderscheiding had verdiend: ‘Gedurende de ochtend van 7 juni 1944 veroverde Compagnie D een sector van Escoville en bereidde zich voor om die te verdedigen. De compagnie lag vanaf het begin onder zeer actief sluipschuttersvuur en slachtoffers waren het gevolg. Sweeney’s peloton lag temidden van scherpschuttersvuur en hij werd gewond in de nek tijdens een vijandelijke aanval en slaagde erin terug te trekken op Hérouvillette; ik (ma-joor Howard) vroeg om vrijwilligers om er op uit gaan en eerste korporaal Stacey die eerder was gewond geraakt in een open positie aan het front, op te halen. Luitenant Sweeney was diens pelotonscommandant en stond erop die groep te leiden. Zij werden beschoten, maar slaagden erin Stacey terug te krijgen. Luitenants Sweeney’s leiderschap bij deze gelegenheid was van de hoogste kwaliteit.’ Deswegen zou de gewonde Henry John (Tod’) Swee–ny het Militaire Kruis ontvangen. (Tekst van militair rapport van 6e Luchtlandingsdivisie. Coll. Musée Mémorial Pégasus. Het slachtoffer betrof Lance Corporal Lawrence George Stacey (MM) van 23 Platoon, D Company ‘Ox and Bucks’ die ‘bij één gelegenheid (wij nemen aan: in de nacht vóór D-Day bij de Ornebrug) eigenhandig een vijandelijke stafwagen veroverde en de drie inzittenden succesvol uitschakelde. Zijn goede voorbeeld droeg er veel toe bij de manschappen onder zijn bevel gedurende de hele operatie te inspireren.’, volgens: https://www.pegasusarchive.org/normandy/lawrence_stacey.htm.)
Luitenant Sweeney gedecoreerd door veldmaarschalk Montmomery midden-juli 1944 in Normandië.
Om 09:30 Duitse (10:30 Britse) tijd arriveerden eindelijk de voorste eenhe–den van de 12e SS Pantserdivisie ‘Hitlerjugend’ uit Lisieux ten noordwesten van Caen. Laagvliegende geallieerde duikbommenwerpers hadden hun voortkruipende kolonnes echter behoorlijk aangetast. Er werd deze divisie geen tijd en ruimte gelaten zich behoorlijk te formeren voor een tegenaanval.
Hoofdstuk 172
7 juni 1944, D +1, vanaf 11:00 uur: Majoor Howard aan het hoofd getroffen door Duitse sluipschutter
Nogmaals gedecimeerde Compagnie D teruggetrokken op Hérouvillette bij eigen bataljon
Tegen 11:00 uur (Britse tijd) verliet majoor Howard zijn commandopost in de ommuurde en met heggen omgeven hoeve en inspecteerde zijn verwoed verdedigende manschappen. Het 125e Panzergenadierregiment van Hans Von Luck van de 21e Pantserdivisie gaf hard tegengas. (Niet pas sinds ‘3 p.m.’, als in: https://www.dday-overlord.com/en/battle-of-normandy/cities/escoville.) Howard benaderde eerst het peloton van luitenant Sweeney. Wat Howard niet kon weten, was dat een verborgen Duitse scherpschutter zijn wapen instelde op de opval–lende rode baret van de majoor. Toen deze zich vanuit Sweeney’s stelling over de rand oprichtte en de van majoor Schmidt geconfisceerde Zeiss-verrekijker scherp–stelde, klonk een kort sissend geluid. Onmiddellijk zakte John Howard met een hevig bloedend hoofd achteruit in elkaar. Zijn mannen wer–den razend bij de gedachte dat hij was gesneuveld. Een klein bloederig gat in de rode baret maakte hen duidelijk wie de dader was. Sweeney’s pelotonsleden wil–den stante pede patrouilles uitsturen om die Duitse sniper uit te schakelen. Wraak, wilden zij, eenvoudig wraak. De luitenant praatte hen met veel moei–te zo’n levensgevaarlijke actie uit het hoofd. Howard kreunde wat. ‘Hij leeft nog, breng hem naar de medische post!’, schreeuwde Sweeney. Na ongeveer een half uur kwam hun geliefde commandant weer bij bewustzijn. En com–mandant blééf hij:‘Hou jullie posities!’ John Howard was getroffen door een schampschot, zij het één dat nogal wat bloedverlies veroorzaakte. Een met bloed doordrenkt wit verband zat nu om zijn hoofd gewonden. Zijn mannen lieten prompt vreugdevol weten dat hij er nog zijn mocht. De jonge pantser–grenadiers van von Luck trokken inmiddels langzaam maar zeker naar vo–ren, dekking zoekend achter enige tanks die tussen het peloton van Tony Hooper en de beide andere waren gemanoeuvreerd. De aanvallen van de Duitsers vermochten de Britten echter nog niet te vermurwen. Tijdens deze heftige uiteenzetting werd wel luitenant Tony Hooper van het 4e Peloton van Compagnie D ernstig gewond door vijandelijk mitrailleurvuur. (Cf. (S.E.Ambrose, Pegasus Bridge2 (1988), 154; D.Edwards, The Devil’s Own Luck, 70; J.Howard en P.Bates, The Pegasus Diaries, 143 en https://www.dday-overlord.com/en/battle-of-normandy/cities/escoville.)
Inmiddels had No.6 Commando onder bevel van luitenant-kolonel Derek Mills-Roberts deze morgen op D +1 de hoogte tussen Bréville en Amfreville bezet en diverse stellingen betrokken. Rampzalig waren ook hun verliezen geweest onder het zware Duitse artillerievuur. Bréville als zodanig, hoofd–kwartier van Heinz Hickmanns Fallschirmjäger-commandant, bleef in Duitse handen wat getuigde van de hoge gevechtskwaliteit van zowel de jonge nazi-parachutisten als van de grenadiers van de 21e Pantserdivisie onder wie vele in de strijd onervaren jongens.
De gewonde Howard kreeg tegen het middaguur bevel van zijn bataljons–hoofdkwartier om zich weer op het dorp Hérouvillette terug te trekken en zich te voegen bij het 2e Bataljon ‘Ox and Bucks’ op de zuidelijke grens van het door de 6e Luchtlandingsdivisie te verdedigen gebied. Het lukte en wel op ordelijke manier, ondanks het opgelopen verlies van ongeveer de helft van zijn weerbare mannen. Howard was vertrokken met 150 man van Com–pagnie D ‘Ox and Bucks’ (plus 30 toegevoegde, ook voor de strijd inzetbare genisten die hij inmiddels had moeten afstaan). Wally Parr en korporaal Jack Bailey dekten de achterhoede. Iets ten noordoosten van Bréville zochten zij hun heil achter het nu gehavende Château Saint Côme. Daar bevond zich een onverstoorbare aalmoezenier die talloze gewonde Britse parachutisten bijstond. Parr beet de hem onbekende toe, toen Compagnie D was langs gemarcheerd:‘Maak dat u wegkomt, padre! Ze zitten vlak achter ons!’. Die geestelijke was John Gwinnett, de chaplain die vóór de strijd het para-divi–siebanier had gezegend, die na zijn nachtelijke sprong geheel alleen dagen had gedwaald in het geïnundeerde land van de Dives. Hij had hier eindelijk zijn volkomen uitgedunde en uiterst vermoeide, maar zéer vasthoudende 9e Parachutistenbataljon hervonden.
Reverend John Gwinnett, Chaplain (airborne) bij het 9e Parachutistenbataljon, 6e Luchtlandingsdivisie.(http://www.sixtharmygroup.com/forums/showthread.php?t=23254 )
Château St.Côme, Bréville, voorzijde met oorlogsschade aan het dak, juli 1944.(https://prinsesirenebrigade.nl/-st.-come.html)
De geestelijke met het vriendelijke gezicht bedankte Parr op kalme toon voor de waarschuwing, maar verkoos een eventuele gevangenschap samen met zijn gewonde parachutistencollega’s. Dat was niet naar de zin van de beide jonge maten, Parr en Bailey. Na een kort overleg werd besloten de ge–wonden met behulp van enkele kameraden op geïmproviseerde brancards inclusief uit hun hengsels getrokken deuren een kilometer of wat mee te sjouwen naar Hérouvillette. Esprit de corps, het zal John Howard, zelf gewond, goed hebben gedaan.
In de perimeter vóór dat dorp lagen honderden parachutisten van het regi–ment in een greppel. Sommigen hadden oppervlakkige schotwonden, an–deren waren zwaargewond, weer anderen leken daas en versteend als gevolg van de onophoudelijke Duitse granaatinslagen. De meesten waren simpel–weg angstig. De lucht die men overal inademde op dit slagveld, was verpest door de stank van ontbindende lijken, bloed, opgezwollen kadavers van vee, zweet, scherpe rook en explosiefcordiet. Soldaat Ron Tucker van het door de nachtelijke strijd bij Merville flink aangetaste, maar daar gezegevierd hebbende 9e Parachutistenbataljon van luitenant-kolonel Terence Otway beschreef die zomerse, maar verstikkende situatie rond Bréville:‘We zaten goed ingegraven in onze loopgraven in de dikke onderbegroeiïng en de Duitsers wisten niet waar, totdat het te laat was. We doodden hen allemaal van zeer dichtbij, zodat we niet zouden missen, maar ze bleven komen, tot er zoveel dode lichamen waren, dat er een afschuwelijke, rottende stank ont–stond. De lijken begonnen op te zwellen en waren overdekt met blauwe bromvliegen en andere vliegen die er in een dikke wolk op afdaalden.’ In de renstal bekend als les Haras de Bréville bij Château St.Côme waren kort tevoren tientallen renpaarden verbrand. Men had zoveel kalk over die die–renlijken gestrooid als mogelijk was. Maar tot ruim in de omtrek verspreid–den die toch eveneens een weeïge, ondraaglijke lucht. (Ook de Nederlandse Prinses Irenebrigade die over de veroverde bruggen naar Hell Fire Corner bij Bréville was gekomen, had er vanaf 10 augustus 1944 nóg last van, zie: www.prinsesirenebrigade.nl/-st.come.html) Ondanks de ellende waren de meeste Britten echter gereed om Duitse aanvallen van grenadiers, geschut en tanks van de 21e Pantserdivisie af te slaan. Om hun moreel op te vijzelen beende een sergeant-majoor van het Parachutistenegiment kaarsrecht op en neer langs zijn mannen. Zijn houding kon niet verbergen dat hij geëmotio–neerd was geraakt na de lange, vermoeiende en succesvolle verdedigings–gevechten. Bulderend bleef hij hen aanroepen:‘Goed gedaan, kerels, goed gedaan! Wacht tot die klootzakken nog ‘s op ons afkomen, we zullen ze neermaaien! Ik ben trots op jullie, goed gedaan! Volhouden, mannen!’ Met de moed der wanhoop deed deze officier wat hij doen móest, maar de voortgaande nachtelijke aanvallen van de Duitsers hadden hun tol geëist. Voor de 6e Luchtlandingsdivisie, toch al sterk onderbemand door het zeer verspreid neerkomen van talloze parachutisten, bleef slechts het ouderwetse infanteriewerk over, en in dit geval was dat uitermate statisch. ‘Statisch, maar geen rustkuur’, zoals een verbindingsofficier van hen het reeds op dinsdagmiddag 6 juni op Sword Beach aan BBC-oorlogscorrespondent Alan Melville had geformuleerd. Over het algemeen waren het nog immer de lichte wapens die zij in konden zetten tegen de Duitse Panzers: mortier, PIAT, geweer, pistool, brengun, stengun en het veelvuldig buitgemaakte, zogenaamde ‘Schmeisser’-machinepistool. Slechts tien van de in totaal achttien in zweefvliegtuigen aangevoerde anti-tankkanonnen konden het zwaardere werk doen in de te verdedigen perimeters.
Hoofdstuk 173.
7 juni 1944, D +1, middag: Drie gevluchte Duitse soldaten van bruggenpeloton worden krijgsgevangen genomen
De doodsbange, jonge Duitse bruggenschildwachten Helmut Römer, Erwin Sauer en hun Poolse kameraad, Janusch Marschilinski, gaven zich op 7 juni ‘s middags met de handen in de lucht bij het kanaal van Bénouville en tegenover Le Port over aan passerende Britse soldaten. Meer dan 36 uur hadden zij hongerig en koud doorgebracht in de vlierstruiken noordoostelijk langs het Caenkanaal, op enige honderden meters van de rolhefbrug bij Bé–nouville. Zij waren verbaasd en tegelijkertijd enorm dankbaar dat zij niet ter plekke waren neergeschoten. Duitse propaganda-indoctrinatie betreffende de geallieerde paratroepen had blijkbaar zijn verderfelijke werk gedaan. Een jeep bracht de tieners naar de kust waar zij wel een uur of vijf (!) lang en tot hun dijen in het zeewater moesten wachten op vervoer naar Engeland. De kans op wegvluchten was op die manier erg klein. Triomferende Britten zetten eenmaal dergelijke sjofele krijgsgevangenen in de branding op een rij op Sword Beach en schoten…. een foto.
Krijgsgevangen genomen Duitsers staan met de rug naar een gestrande antimijn-flail-tank in zeewater aan de Normandische kust bij Sword Beach om te wachten op scheepsvervoer naar Engeland. Eenmaal werd aangegeven dat de soldaat met beide handen omlaag (derde van rechts) Helmut Römer zou zijn, maar dat is niet door Römer zelf bevestigd. Alle mannen lijken mij ook ouder dan 18 jaar.(Detail van foto naar: H.A.Jacobsen en H.Dollinger, Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog in foto’s en documenten, nr. 8: deel XV: De invasie, [61])
Tijdens de oversteek werd van hen verwacht dat zij het sinds de woestijn–oorlog ook door Britten geliefde Lili Marlene zouden zingen voor hun be–geleiders. Gedeprimeerd en soms met opgelopen longontsteking werden ze in een kleine haven ontscheept. Nieuwsgierige Britse vrouwen, al of niet met hoofddoek om, een baby op hun arm en met een sigaret nonchalant in de mond bungelnd, staarden in het voorbijgaan de schlemielige jonge Duitse krijgsgevangenen aan: sommige gekleed in uniform, anderen in niet meer dan ondergoed. De vermoeide Duitsers keken verbaasd terug: hun anstän–dige Duitse vrouwen rookten meestal niet en zeker nooit op straat! (Helmut Römer in de Daily Telegraph juni 2004, in: http://www.ww2talk.com/forum/germany/16294-pegasus-h…,)
Een nog niet erg gelukkig kijkende Helmut Römer (hier 20 jaar), voormalig brugwacht op de Bénouville-rolhefbrug, geraakte in krijgsgevangenschap in Groot-Brittannië en in Medicine Hat, Alberta, Canada. Hij werd te werk gesteld, maar ging Britten en Canadezen toch waarderen. Hij leerde Engels wat hem later te pas kwam als hotelier in Hilden,zijn geboorteplaats. De laatste Duitse krijgsgevangene in Engeland keerde in 1948 pas huiswaarts. Zijn rang OSOLD (rechtsboven) staat voor Obersoldat in de literatuur soms ook als Obergrenadier wordt weergegeven.(Foto: Stephen Evans, The German soldier ‘liberated’ by D-Day, in: https://www.bbc.com/news/magazine-27730193; ook in: H.K.von Keusgen, Pegasus-Brücke und Batterie Merville (2014), 222)
Ontladen van Duitse krijgsgevangenen uit een landingsvaartuig in het Zuidengelse haven Southampton, begin juni 1944. (https://en.wikipedia.org/wiki/German_prisoners_of_war_in_the_United_Kingdom )
Entrée van een zeer jonge Duitser vanuit Normandië in een Brits krijgsgevangenenkamp, filmstill uit begin juni 1944.
Duitse militairen arriveren vanuit Normandië in een Brits krijgsgevangenenkamp, begin juni 1944. (Filmstills)
In Normandië krijgsgevangen genomen Duitse officieren arriveren per trein vanaf een Zuidengelse kusthaven, op weg naar een kamp. Links een Britse officier.(Filmstill, begin juni 1944)
Hoofdstuk 174.
7 juni 1944, D + 1: Generaal de Gaulle mag naar ‘zijn’ Frankrijk oversteken.
Alle twaalf zweefvliegtuigpiloten van de Coup–de–main terug in Engeland.
Op deze 7e juni bepraatte de Britse premier de Amerikaanse president Roosevelt om toestemming te geven de gewantrouwde generaal De Gaulle alsnog naar ‘diens’ te bevrijden Frankrijk te laten oversteken. Het was Charles De Gaulle immers die een aanzienlijk deel van het Franse volk achter zich had gekregen, ondanks het bestaan van het met de Duitsers collaborerende Vichy-Frankrijk onder de bejaarde maarschalk Pétain.
Het dozijn Horsa-piloten dat Compagnie D in de nacht naar Normandië hadden vervoerd, bereikten Engeland veilig op 7 juni. Sommigen waren als gewonden gearriveerd zoals Jim Wallwork, zijn copiloot John Ainsworth en Geoffrey Barkway die zelfs een doorschoten arm zou moeten missen.
D +3, 9 juni 1944: enige Horsa-piloten toegevoegd geweest aan Compagnie D van majoor Howard terug uit Normandië op het nest bij het Glider Pilot Regiment en hun bevelhebber, Colonel George Chatterton (uiterst rechts). V.l.n.r.: Staff Sergeants Arthur Lawrence, Roy Howard, Len Guthrie, ‘Shorty’ Shorter, Peter Boyle en Stanley Pearson.(Cl.Smith, History of the Glider Pilot Regiment (repr. 2014), afb.19 waar in het bijschrift de naam Shooter verbeterd dient te worden in:Shorter; R.Neillands en R. De Normann, D-Day 1944. Voices from Normandy (repr. 2004), foto tussen pp. [176]–[177])
D + 1 vv. Jim Wallwork (tweede van links) verbleef, teruggevaren naar Engeland, vanaf 7 juni 1944 met verbonden hoofdwond een tijdlang in het oude Ronkswood Royal Infirmary (of Ronkswood Hospital) in Worcester. Dit ziekenhuis is in 2005 afgebroken en vervangen door een modern pand. Op de oude locatie kwamen woningen.
Ronkswood Royal Infirmary in Worcester kinderverpleegafdeling in de jaren ’50. Een afbeelding van een andere afdeling uit de jaren ‘40-’50 kon de auteur niet vinden.
Oude toegang tot het Ronkswood Royal Infirmary in Worcester, mei 2005.
Ongeveer de helft van dit blok van het voormalige Ronkswood Royal Infirmary in Worcester is al verdwenen. Vanaf de jaren ’70 verrees hier het Newtown Hospital. Er bleef geen spoor van de historische Royal Infirmary achter.
(https://www.geograph.org.uk/photo/6055545)
Alwat resteerde van het oude Ronkswood Royal Infirmary in Worcester waar zoveel geallieerde militairen tijdens de Tweede Wereldoorlog werden verpleegd. Foto: 16 mei 2005.(https://commons.wikimedia.org/wiki/File:All_that_is_left_of_the_old_Ronkswood_hospital._-_geograph.org.uk_-_10401.jpg )
Topgeheim after battle-rapport gericht aan de bevelhebber van 1 Wing, GPR over de Coup de main in het kader van Operation ‘Tonga’,wat eens te meer bewijst dat de raid op de bruggen níet officieel bekend stond als een vermeende operationele actie ‘Deadstick’.Aangezien onder wordt vermeld dat piloten ‘Wallwork en Ainsworth zich nog in het zie-kenhuis bevinden en niet kunnen worden verhoord’, moet dit ongedateerde rapportblad dateren van D +1 of iets later.(https://www.paradata.org.uk//media/Colonel-henry-j-sweeny > documents
Hoofdstuk 175.
Juni 1944, D + weken: Léa Vions kraamkliniek in Bénouville blijft open
Compagnie D als infanterie ‘misbruikt’ en onder zwaar Duits vuur gebleven bij Hérouvillette en Bréville (Hell’s Corner)
Op 9 juni 1944 was een verkenningsonderdeel der 12e Waffen-SS Pantser-divisie ‘Hitlerjugend’ in hevig gevecht verwikkeld met de Canadese 9e Bri-gade vlakbij Caen. De nazistische NSB-krant Volk en Vaderland hoopte die dag nog van harte dat Roosevelt en Churchill zich op de Atlantikwall te plet–ter zouden lopen. ‘Wie zei er ook weer dat we nooit langer dan negen uur aan land konden blijven? ’t Is nou al drie dagen!’, sprak dezelfde dag de be–velvoerende officier van de Nederlandse kannonneerboot Hr.Ms. Flores spottend op 9 juni 1944, wéderom sinds D-Day, H-Hour vóór de Norman–dische kust liggende. (Hij refereerde natuurlijk aan een uitspraak van nazi-Rijkspropagandaminister dr.Goebbels. Luitenant-ter-zee A.C. van Beers, verslaggever van de Koninklijke Nederlandsche Marine, Met Hr.Ms. FLORES in de invasie, naar: Leonard de Vries (samensteller), [De Londense] Vrij Nederland. Een fascinerende selectie uit de jaargangen 1940-1945 (Uitg. Skarabee. Laren N.H., 1973), 114, boven) De gevolgen van aanhoudende geallieerde landingen en strijd bleef men ook in Bénouville ondervinden.
Vrijdag 9 juni 1944 (D +3): bij de door Compagnie D ‘Ox and Bucks’ veroverde rolhefbrug over het kanaal bij Bénouville schijnt het hoegenaamd rustig toe te gaan. Brits-militaire voertuigen als een jeep met aanhanger van de Royal Signals een Leyland Retriever-vrachtwagen uit 1941 van de Royal Army Service Corps met pontonbrugmaterial passeren. De laatste heeft de latere cabine met hogere achterzijde en windscherm alsook een later Scamell-type kleine radiator de productie waarvan in november 1941 was gestopt. De truck stamt daarom van na december 1940. Signallers–technici repareren of bevestigen telefoondraden over de brug. Recent door Paul Reynolds ingekleurde foto, oorspronkelijk genomen door sergeant Christie van No.5 Army Film & Photographic Unit. Coll. IWM, Londen, B 5288.Voor de Leyland–identificatie, zie: http://www. mapleleafup.net/forums /show-thread–php?p=21337.(Foto: https://www.facebook.com/worldwarincolor/posts/pegasus-bridge-9-june-1944vehicles-including-a-royal-signals-jeep-and-trailer-an/2106794042783710/)
Voorbeeld van een Britse Leyland Retriever met grotere radiator bij Geneifa tijdens de Noord-Afrikaanse campagne in 1943.(http://www.mapleleafup.net/forums/showthread.php?p=21337)
9 juni ‘Zomermaand’ 1944. De Amerikaanse president Roosevelt en de Britse premier Churchill zouden ‘Met den kop tegen de muur van beton’ stoten tijdens ‘De Invasie’ (die geen invasie was), althans volgens één der wensdromen van de nazistische NSB-krant Volk en Vaderland, 12e jaargang nr.23. In hetzelfde nummer deed men wederom graag en valselijk uit de doeken hoe ‘de Joden’ deze en andere oorlogen zouden zijn ‘begonnen’.(https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110529840:mpeg21:pdf)
9 juni 1944, in het dorp Rots, ten noordwesten van Caen, schuin boven vliegveld Carpiquet. De 18-jarige Otto Funk (1926-2011) van de 5e (Verkennings-) compagnie van SS-Pantersergrenadierregiment 25 van de 12de Waffen SS-Pan-tserdivisie ‘Hitlerjugend’ fungeert hier als munitiedrager voor Klaus Schuh (gesneuveld op 26 juni 1944), staande verderop in de rij met zijn machinegeweer onder de arm. Men zoekt hier beschutting na een hevige aanval van de Canadese 9e Brigade bij Norrey-en-Bessin. (Cf. https://www.argunners.com/normandy-then-now-otto-funk-and-his-unit/). Hun doel was Caen waar bij de Abbey d’Ardennes de 12e SS een oorlogsmisdaad zouden begaan door Canadese krijgsgevangenen te executeren. De foto is iconisch geworden vanwege de vermoeide, mistroostige blik. Deze fanatieke jonge–rendivisie lag regelmatig onder zwaar vuur van vooral geallieerde vliegtuigen, maar wist uiteindelijk strijdend een gat open te houden aan het einde van het gevecht om Normandië bij ‘de zak van Falaise’ waardoor overlevende, terugtrekkende Duitse troepen nog massaal weg konden komen, richting Parijs, met achterlating weliswaar van veel materieel. Foto recent ingekleurd door ‘Doug’.(Foto: https://stoessiesheroes.com/the-story-of-otto-funk-and-klaus-schuh/)
Vanaf 6 juni 1944 en gedurende die hele maand lag de kraamkliniek van mevrouw Vion in het château langs het Caenkanaal midden in oorlogs–gebied. Het werk in de kliniek en ook op de bovenverdiepingen ging door, ondanks enige granaattreffers. Zelfs toen een ondergedeelte van het grote gebouw tijdelijk werd bezet door leden van de Duitse 8e Zware Wapens–compagnie, 2e Bataljon, 192e Regiment van de Kampfgruppe ‘Rauch’ van de 21e Pantserdivisie, totdat die compagnie onder leiding van luitenant Hans Höller moest verkassen naar Hérouville, nabij industrieterrein Colombelles aan de zuidoostelijke zijde van het kanaal. Er kwamen achttien gezonde babies ter wereld in het château tijdens de eerste achttien dagen van de D-Day-landingen. Een naoorlogs artikel in het Amerikaanse tijdschrift Post over nazi-gruwelen in Europa verweet de uit Bénouville terugtrekkende Duitsers ervan de kraamkliniek uit wraak te hebben beschoten met granaten. ‘Kanonnier’ Wally Parr van Compagnie D heeft het gelezen en erom gegrinnikt… (Hérouville is niet te verwarren met Hérouvillette. Cf. voorts S.E.Ambrose, Pegasus Bridge2 en B.Parr, “What d’ya do in the war, dad?”, 125-126)
In de 13e eeuwse kapel bij het laat-18e eeuwse Château de Bénouville wordt een baby in de armen van een kraam–zuster gedoopt door de pastoor van het ook gebombardeerde dorp Blainville, abbé Saint-Jean, op de 27e juli 1944.(https://www.warhistoryonline.com/instant-articles/why-did-a-british-soldier-shell.html)
John Howard, met een doordrenkt verband om het kloppende hoofd, had op 7 juni een nieuwe commandopost in Hérouvillette, achter Ranville, betrok–ken. Tot 10 juni zou Compagnie D hier verblijven onder bijna permanent Duits artillerievuur. De grond denderde. Mortiergranaten en krijsende Ne–belwerfer-raketten sloegen overal met een oranje gloed, hopen aarde en stenen opwerpend en dreunend in rondom de nauwe loopgraven en schut–tersputten waarin de gespannen en vermoeide manschappen diep zaten weg–gedoken, hopend dat er geen voltreffers tussen zouden zitten.
In de tussentijd was in het gebied ook de Duitse eersteklas 346e Grenadiers–divisie gaan optreden, gesteund door voldoende middelzware Mark IV-tanks en gemechaniseerd geschut. Die divisie was in het voorjaar van 1944 vanuit het Zuid-Franse St.Malo naar Le Havre in Normandië gereisd. Tijd om te rusten of te slapen hadden de zes pelotons van Compagnie D ‘Ox and Bucks’ vanaf de inname der beide bruggen nauwelijks gehad. De mannen hadden zich níet kunnen wassen, iedereen stonk en was ongeschoren. Auto–mutilatie als gevolg van een geveinsd ongeluk met het persoonlijke wapen nam toe, oorlogsmoeheid en shell shock, de nerveuze toestand die ook werd omschreven met de nieuwe, eufemistische uitdrukking bomb happy, traden sterk aan het licht. John Howard moest zich terdege inspannen het moraal van zijn compagnie, thans teruggebracht tot slechts vijftig man, hoog te houden. Ook hij zelf had veel last van gebrek aan rust en werd prikkelbaar. Aanvankelijk nog tamelijk ongevoelig voor gevallen van ‘zenuwziekte’ als gevolg van granaatinslagen bij de manschappen, noemde de majoor mede daardoor rillende en verkrampt liggende soldaten te snel ‘lafaards’. (De Amerikaanse generaal Patton had op Sicilië in een veldhospitaal zelfs een psychisch ingestorte soldaat in het gezicht geslagen en de huid vol gescholden. Eisenhower had zijn vriend George Patton de keus moeten geven: excuses aanbieden tegenover de soldaat en de hevig verontwaardigde geallieerde pers of overplaatsing accepteren. Patton herhaalde echter dit gedrag minstens eenmaal, in Duitsland. Shell-shock als geestelijke aandoening zou pas na de oorlog werkelijk worden erkend.) Maar zelfs leden van Compagnie D met een zeer dappere reputatie gingen deze periode ps–chisch onderuit. Howard moest in overleg met medische officieren zijn standpunt herzien. De uitgeputte com–pagnie verwachtte uit déze strijd teruggehaald te worden. In Engeland zou men opnieuw kunnen worden uitgerust en gereedgemaakt voor een nieuwe opdracht. Waren hun eigen zweefvliegtuigpiloten immers niet allang terug? Waren de bruggen niet stevig in hun bezit? Werd het Brits-Canadese brug–genhoofd rond Ranville en Bénouville niet redelijk succesvol verdedigd?
Vanuit Hérouvillette op de oostelijke Orne-oever waar zij vier dagen hadden verbleven, ging de mars nog tweemaal voort. Toen mocht men zich weder–om instellen op de statische verdediging van een stelling die maar liefst twee maanden in beslag zou nemen. Hier had Howard zijn troep níet voor opge–leid. De unieke coup de main-capaciteit van Compagnie D werd in feite ver–spild. Howards meerderen Roberts en Kindersley adviseerden hem op de eerste plaats, ondanks de omstandigheden, te zorgen voor meer rust en slaap. Het enige alternatief zou evacuatie betekenen, wat de eer van vele ‘Rode Ba–retten’ te na was. Vanaf dat moment werd ervoor gewaakt dat iedereen, alle rangen, met enige regelmaat rust kon genieten. Slaap trachten in te halen moest nu ook, wanneer men onder hevige beschietingen in dekking lag op de bodem van de loopgraven. Als afleiding deelde Howard meer ‘klussen’ uit, hoe onbenullig die ook mochten zijn. Gaandeweg herwon de majoor zijn vroegere doortastende houding. En dat had resultaat. Hij zag erop toe dat via zijn hoofdkwartier extra rantsoenen sigaretten werden verstrekt na zware incasseringen, dat er zo mogelijk verser brood kwam en dat, vanaf D +25 de post een beetje op tijd in de stellingen arriveerde. Op die brieven van thuis vlóóg men af als op de Daily Mail-cartoon van Jane Gay, geharde militairen of niet.
Op 10 juni 1944 bleven Duitse grenadiers van o.m. de 21e Pantserdivisie aanvallen uitvoeren in het gebied bij Ranville, nu verdedigd door 6th Airborne Division en o.m. door tanks van de 13th+18th Royal Hussars. Hier staat een Sherman M4A2 nr. 10 bijgenaamd Balaclava op die dag te vuren op Duitsers die zich verbergen achter de vele Horsa’s en wrakken daarvan die sinds 5-6 juni op de Britse landingsterreinen staan. Deze Britse Sherman-tank van Amerikaanse makelij stond onder bevel van Lieutenant-Colonel Richard Tresher Giles Harrap van Regimental Headquarters, 13th-18th Royal Hussars, 27th Armoured Brigade. Indien de Britse premier Churchill en de onverhoedse Japanse aanval op Pearl Harbour níet de Amerikanen op tijd hadden binnengehaald, indien de bruggen over het Caen-kanaal én de Orne níet veroverd waren, de kleinschalige én massale Brits-Canadese luchtlandingen niet zó goed waren uitgevoerd en indien Operatie Neptune niet zó’n succes was geworden, had die Amerikaanse Sherman tank er hier en toen wel niet gestaan.We vergeten daarbij níet de talloze Amerikaanse en Britse vrouwen die daarvoor meewerkten in de benodigde fabrieken en elders. Naoorlogs ingekleurde foto.(https://nl.pinterest.com/pin/296463587951644272/ )
Op 15 juni 1944 sneuvelde Lieutenant-Colonel Richard Tresher Giles Harrap van de 13th-18th Royal Hussars in Normandië. Hij ligt begraven op La Délivrande War Cemetery, perceel III.F.6.(https://nl.findagrave.com/memorial/56480919/richard-thresher_giles-harrap)
Op 6 juni 1944 was de in de strijd al ervaren 51e Highland Divisie onder commando van generaal Bullen-Smith op Gold Beach geland. De volgende dag ’s avonds kwamen deze Schotten te hulp in zware gevechten met het 230 man sterke Duitse garnizoen van het ondergronds ook verbunkerde ra–darstation Douvres-la-Délivrande dat middels een ingegraven telefoonlijn in direct contact stond met de verdedigers van Caen. Duitsers die zich op 6 juni hadden moeten terugtrekken vanaf de kust hadden in deze formidabele bun–kers ook hun toevlucht genomen. Op D-Day zelf had dit radarstation al inge–nomen had moeten zijn. Hier leden de Schotten hun eerste aanmerkelijke verliezen. (Cf. https://europeremembers.com/nl/destination/de-51e-highland-division-in-normandie/; https://www.dday-overlord.com/mediatheque/photos/calvados/douvres-la-delivrande#; http://www.clydesideimages.co.uk/france-d-day—douvres-radar-station.html)
Een deel van het ingegraven bunkercomplex van het grote radarstation bij Douvres–la Délivrande, Normandië. Er is vanaf D-Day twee weken lang om gevochten (voor zover men er niet aan voorbij trok!) door verschillende Britse eenheden, totdat het veroverd kon worden. Tegenwoordig is het onderdeel van Musée Franco-Allemand du Radar.(https://www.tripadvisor.nl/Attraction_Review-g2049007-d2287198-Reviews-Station_Radar_1944_Musee_Franco_Allemand_du_Radar-Douvres_la_Delivrande_Calvados.html#/media-atf/2287198/408728297:p/?albumid=-160&type=0&category=-160)
Vanaf 9 juni vocht de Schotse divisie weer in de ruime, gevaarlijke bossen van Bavent ten oosten van de rivier de Orne waar de divisie heen was ge-trokken om het kwetsbare bruggenhoofd van de 6e Britse Luchtlandings–divisie van generaal Gale te versterken.
Britse luchtlandingsstelling in het hevig omstreden Bois de Bavent, zomer 1944.(https://www.6thairbornearmouredreconnaissanceregiment.com/bois-de-bavent-jan-2017.html)
10 juni 1944. Psychologische oorlogvoering moest ook helpen. Uit geallieerde vliegtuigen boven Duitse troepen in Normandië afgeworpen, in het Duits gestelde propagandabladen moesten de Duitse soldaat helpen demoraliseren. Echter, de vijand werd níet geacht die bladen op te pakken, laat staan te lezen op straffe van zelfs zijn leven. Uit Duitsland en Oostenrijk naar Engeland gevluchte Joden werden vaak ingezet voor dergelijke vertaalklussen:’Steeds meer tanks (landen) in Frankrijk’.(https://www.rarenewspapers.com/view/679980?imagelist=1)
Vanaf D-Day was het met name de statische Duitse 716e Infanteriedivisie in Normandië die al spoedig het onderspit moest delven. Dat wordt in een propagandapamflet van de geallieerden dat boven Frankrijk werd gedropt, duidelijk gemaakt aan Duitse militairen. Coll. Airborne Museum, St.Mère Église, Cotentin, Normandië.(Eigen foto, april 2017)
Dáar zat nog majoor John Howards uitgedunde eenheid. Howard had rond die datum ‘s nachts meer patrouilles uitgezonden, defensief om zich niet te laten verrassen in het duister en offensief om krijgsgevangenen te maken en van dezen inlichtingen te vergaren. Nabij het zojuist verlaten slagveld bij Bréville liep de majoor op een nacht samen met soldaat-scherpschutter Wal–ly Parr patrouille. Beide mannen struikelden er bijkans over hopen lijken van bijna tweehonderd gesneuvelde Schotse infanteristen van het 5e Bataljon ‘Black Watch’, 51e Highland Divisie. De divisie, Montgomery’s trots, was hier op 11 juni vastgelopen in een verschrikkelijke Duitse artilleriebarrage. Het maanlicht gaf aan alles een onwerkelijke sfeer. Het meest luguber was de vondst van een groep van zes Schotse soldaten die zittende in een kring zonder zichtbare verwondingen leek verdiept te zijn in een spelletje kaart. Niemand bewoog. De luchtdruk van de granaatinslagen had de gesneuvelden uiterlijk fysiek intact gelaten, maar instantaneously gedood. (https://europeremembers.com/nl/destination/de-51e-highland-division-in-normandie/Bridge (1988), 156). Appendix IV in D.Edwards, The Devil’s Own Luck handelt betreffende dit geval over een hypothetische gasaanval van de Duitsers. Daarvoor is nooit bewijs geleverd. Bovendien zijn er tijdens de Tweede Wereldoorlog meerdere gevallen van uiterlijk, fysiek onbeschadigde luchtdrukdoden gesignaleerd op slagvelden. Op 19 juni 1944 kreeg de ‘Black Watch’ het wederom zwaar te verduren in de Bois de Bavent, cf. https://www.51sthighland.com/a1st-black-watch/.)
14 juni 1944, Hérouvillette, dep. Calvados, Normandië. Mortiersectie van het 5e Bataljon van de 51st Highland Division ‘Black Watch’.(https://www.topfoto.co.uk/asset/4104224/)
Hoofdstuk 176.
12-13 juni 1944, D +6: Bréville-hoogte na zware strijd door 6e Luchtlandingsdivisie ingenomen.
Op 12 juni 1944 volgden drie zware tegenaanvallen van Duitse infanterie, ondersteund door tanks, op de 6e Luchtlandingsdivisie. Richard Gale be–sloot na de derde Duitse tegenaanval die om 17:00 uur (Britse tijd) ein–digde, dat een verrassingsaanval de vijand mogelijk zou kunnen verdrijven van de hoogte van Bréville. In plaats van een reguliere aanval in de volgen–de vroege ochtend zette hij hem diezelfde avond nog om 22:00 uur in van–uit de richting van Amfreville. Hoewel hij daarbij 162 man verloor en de Duitsers uiterst fanatieke artillerieweerstand boden, won Gale de slag. De Bréville–hoogte werd definitief ingenomen door Britse parachutisten. ‘Wie deze hoogte houdt wint de slag’, had veldmaarschalk Rommel al vóór D-Day voorspeld en nu leek het zover. De volgende dag kreeg men nog versterking van het Ierse 1e Bataljon der Royal Ulster Rifles vanuit Ranville. Op deze zelfde dag werden de eerste tien, reeds lang door Hitler beloofde Duitse V 1-vliegende bommen vanaf de Noordfranse kust afgeschoten op Londen. Vier crashten ter plekke, één verdween in zee en slechts vijf bereikten de stad waar zij toch enorme verwoestingen aanrichtten. De Führer was even–wel witheet over het falen van zijn ‘wonderwapen’. Dat het militair zinvoller zou zijn geweest de Wunderwaffen op de Zuidengelse inscheephavens te richten is door zijn irrationele wraakzucht nooit tot hem doorgedrongen.
13 juni 1944: Sherman Firefly-tank nr.71 van ‘C’ Squadron, 13th/18th Royal Hussars nabij Bréville, Normandië. Een foto van luitenant Handford van No.5 Army Film & Photographic Unit. Coll. IWM, Londen.(https://commons.wikimedia.org/wiki/File:18th_Hussars_Breville_June_1944.jpg)
13 juni 1944; rouwbericht over een bij Escoville, dep. Calvados, Normandië gesneuvelde 19-jarige Duitse militair, Gefreiter Wilhelm Bolmer uit Groß-Fullen, gemeente Meppen, deelstaat Nedersaksen.(https://www.kometmilitaria.com/product-page/gefreiter-kia-escoville-caen-1944-death-card)
Frankrijk voorgesteld als fel te verdedigen ‘forefield’ van de Heimat van de Duitse soldaat op een in het Engels gesteld, dubbelzijdig bedrukt propagandavelletje tegen de ingezette ‘invasion’ dat boven Britse linies in Normandië werd gedropt, zomer 1944. Er staat níet bij dat de als ‘superieur’ voorgestelde Duitse soldaat op last van Hitler de ‘Anglosaksen’ dírect weer in zee had moeten drijven! Coll. IWM, Londen. Bijgesloten in R.Holmes, D-day. Van operatie Overlord tot de bevrijding van Parijs.
Hoofdstuk 177.
15 juni 1944, D +9: Soldaat Pepperall gesneuveld bij Bréville
Vier Compagnie D-leden en generaal Montgomery aanwezig in Hérouvillette
Dat Compagnie D zich nog immer onder zware Duitse artilleriedruk bevond, bleek onder meer op 15 juni 1944, toen soldaat Pepperall het leven liet. De datum verraadt dat het bij de felle strijd om Bréville was gebeurd. Kapitein Brian Priday, korporaal B. Lambley en de soldaten Frank (‘Col’) Gardner gewapend met zijn brengun en ‘Pete’ Musty met een geconfisqueerde Duitse MP 40 zagen, ondanks alle druk, op deze donderdag 15e juni 1944 kans zich door een legerfotograaf, sergeant J.Map–ham van No.5 Army Film and Photography Unit, te laten vereeuwigen in het dorp Hérouvillette samen met compagnieskwartiermeester Smith, met een rode baret en pistool dragende soldaat van het 12e Bataljon Devonshire Regi–ment alsook met een lokale jongedame zittende op een buitgemaakte Duitse Wehrmacht-motorfiets. (Foto IWM B 5585, in: http://en.wikipedia.org/wiki/File:Glider–troops–June–1944.jpg, 1. Datum en locatie van deze foto worden eenmaal opgegeven als ‘8 of 9 juni’ en ‘Le Port’ (zie: http://www.militaryphotos.net/forums/showthread.php? ) wat onlogisch voorkomt, omdat Compagnie D al dagen weg was bij de kanaalbrug. Op een tweede foto ter plaatse staat een Compagnie D-trio samen afgebeeld. (http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/a/a2/2nd-Ox-and-Bucks.jpg, 1) De jongemannen van het hoofdkwartier van het 4e Peloton van Compagnie D staan er wat grimmig lachend bij. Zij hadden opdracht gehad in Hérouvillette voorraden te gaan ophalen.
15 juni 1944, vóór een café in Hérouvillette, Normandië:soldaat Frank (‘Col’) Gardner met brengun (geheel rechts), korporaal B.Lambley (rechts achter jonge Française op Duitse motorfiets), kapitein Brian Priday (staand achter met sigaret in hand). De man met baret op en pistool in de holster is een onbekende parachutist van 12 Devons. Com–pagnieskwartiermeester Smith is de man met snor links. Uiterst links naast hem staat soldaat ‘Pete’ Musty van Compagnie D die hier een gewild en buitgemaakt Duits MP 40-machinepistool (Schmeisser) draagt.(https://livefromww.wordpress.com/2014/06/15/15-june-1944/)
15 juni 1944: Frank Gardner (l.), kapitein Brian Priday (midden, met stengun) en korporaal B.Lambley, klerk van Compagnie D, (r.) in Hérouvillette, dep. Calvados, Normandië.
Waarom in het dorp een legerfotograaf aanwezig was op die bepaalde datum, wordt mogelijk mede verklaard door een bericht van Philippe Kieffer, commandant van de Franse commando’s:‘Twee dagen na mijn terugkeer (van ziekteverlof in Engeland), de 15e juni, kreeg ik bericht van het hoofdkwartier der brigade mij ‘spit and polish’ te melden in de steen–groeven van Hérouvillette om uit handen van maarschalk Montgomery zelf, het Immediate Military Cross te ontvangen, mij door de Engelse koning verleend.’ De Britse opperbevelhebber van alle grondstrijdkrachten was ter plaatse!
Grafsteen van Dennis Pepperall, Compagnie D ‘Ox and Bucks’, 24 Platoon/2e Peloton op de Ranville War Cemetery, Ranville, Calvados, Normandië. Hij sneuvelde op 15 juni 1944.(https://nl.findagrave.com/memorial/56096923/-dennis-pepperall)
Hoofdstuk 178.
15 juni 1944, D + 9: Duitse V1-vliegende bommen treffen Engeland vanuit Noord-Frankrijk
Na de eerste, deels mislukte lanceringen van tien op geperste lucht zelf–vliegende Fieseler Fi 103–V 1-bommen in de richting van Londen, volgde op deze zelfde 15e juni een nieuwe reeks die het gevaar voor de Britse burgerbevolking enorm vergrootte: 244 stuks vielen in de hoofdstad neer, zodra hun pruttelende motorgeluid (‘doodle bugs’ luidde de Britse bijnaam) eensklaps was gestopt. De eerder vanwege de mislukte lanceringen van zijn ‘wonderwapen’ gedesillusioneerde Hitler herstelde prompt het bevel tot een verhoogde productie van deze zelfvliegende wapens. In feite had hij deze al maanden geleden operationeel willen hebben gehad, maar huichelde nu te–genover zijn generaals alsof dit zijn snelle reactie op de zogenaamd door hem ‘in Normandië verwachte’ Groß Invasion was. De vooral door zijn ir–rationele wraakgevoelens ingegeven inzet en bijgevolg het strategische mis–bruik van dit lange afstandswapen kwam tenslotte ten voordele van de geal–lieerde militairen. De onbemande projectielen vielen namelijk níet op Britse inscheephavens of op plekken met militair bevoorradingsmateriaal neer. (N.von Below, At Hitler’s Side, 203; M.Domarus (P.Romane, ed.), The Essential Hitler, 773; A.Read, Discipelen van de duivel. Hitler en zijn handlangers, 839-840)
15 juni 1944: deel van een militaire situatiekaart van het Hoofdkwartier van Montgomery’s 12e Legergroep betreffende Normandië. Opvallend is dat een week na D-day bij de Duitse 716e Infanteriedivisie van generaal Richter in en bij de stad Caen staat aangegeven: Remnants: ‘resten’. Deze, de 21e Pantserdivisie en bovenal de 12e Waffen SS-Pantserdivisie ‘Hitlerjugend’ bleven tot dan de hardnekkigste verdedigers van Caen en omgeving ter westelijke zijde van de rivier de Orne. Coll. Library of Congress Geography and Map Division, Washington, D.C. 20540-4650 dcu.(Naar: https://www.loc.gov/resource/g5701s.ict21010/?r=-0.478,-0.05,1.955,0.993,0)
Krijgspropagandablad Die Wehrmacht nr.16 uit 1944, uitgegeven door het Oberkommando der Wehrmacht, belooft de inzet van een nieuw ‘wonderwapen’: der Komet der Vergeltung!, de Fieseler 103 V1-vliegende bom die al in december 1943 had moeten werken. Er waren nogal wat technische problemen mee. De eerste afgevuurde projectielen konden nog in juli 1944 direct na de start neerstorten en…exploderen. Dat ondervond Hitler zelf op 17 juni 1944 in Margival.(https://www.ww2depot.com/product/die-wehrmacht-no-16-1944/)
Merkwaardige nazi-Duitse verantwoording in het artikel V.1…van zeer dichtbij met foto’s en tekening van de V1-vliegende bom in het Duits-Nederlandse propagandablad Signaal.(Signaal. Selectie uit de speciale uitgaven van de “Berliner Illustrierte Zeitung” in de jaren ’40-’45, gewijd aan de Duitse oorlogspropagnada (Rijnstroom produkties. Den Haag, z.j.), 145)
Duitse V1-vliegende bom wordt naar een lanceerrail vervoerd. Zij vielen onder de verantwoordelijkheid van de Luftwaffe.(https://gelderland.75jaarvrijheid.nl/artikel/2136658/16-juni-1944-het-regent-v1s-op-londen)
Lanceerinstallatie (Walter-catapultlanceerrail) van V1 tentoongesteld in Ardouval, Normandië, Frankrijk.(https://www.alamy.com/stock-photo-a-v1-rocket-on-the-launch-ramp-at-ardouval-normandy-france-57084453.html)
V1-bomb op Walter-catapultrangeerrail tentoongesteld in Éperlecques, Noord-Frankrijk(https://en.wikipedia.org/wiki/V-1_flying_bomb#/media/File:V1_flying_bomb_on_ramp.jpg)
Een drietal Amerikaanse militairen inspecteren een Duitse lanceerplaats (hier zonder metalen lanceerrail) voor de V1-vliegende bom te Brix nabij Cherbourg op de Cotentin, Normandië, begin juli 1944. ((https://gelderland.75jaarvrijheid.nl/artikel/2136658/16-juni-1944-het-regent-v1s-op-londen)
Resultaat van een willekeurig op Londen afgevuurde Duitse Fieseler 103-V1-vliegende bom gevuld met hoogexplosief material in de zomer van 1944. Een vooraf ingestelde inwendige klok deed de motor uitschakelen waarna de bom neerdook. Medewerkers van Civil Defence-reddingsteams en de National Fire Service kijken en luisteren of er overlevenden onder het puin zijn te bespeuren in het Highland Road/Lunham Road-gebied van de Londense wijk Upper Norwood. Coll. IWM.(https://en.wikipedia.org/wiki/V-1_flying_bomb#/media/File:Flying_Bomb-_V1_Bomb_Damage_in_London,_England,_UK,_1944_D21237.jpg)
Hoofdstuk 179.
16 juni 1944, D +10: Moreel van Duitse 21e Pantserdivisie laag
Onderwijl zakte echter het moreel van Duitse Pantsergrenadiers van de 21e Pantserdivisie, ondanks verbeten uitvallen, in. Er waren dan ook vele jonge onervarenen onder en Duitse verliezen konden niet worden aangevuld. Wer–ner Kortenhaus, tankverbindingsman bij het 22e Tankregiment van de 21e Pantserdivisie, deelde mee dat van hun oorspronkelijke zeventien tanks er vijftien werden vernietigd door de Britten in het gebied bij Caen. Op 16 juni schreef een andere soldaat van die divisie moedeloos aan huis: ‘De mannen weten dat de strijd al is verloren. Er is geen kans meer. Zelfs niet de eerste V-wapens die langs de nachthemel naar Engeland donderen, geven hen enige hoop. De vijand wordt elke dag sterker. Je kan het voelen. De 4e Compagnie heeft sinds D-Day geen enkele vervanging gekregen: geen man, geen machine om onze verliezen te vervangen. Met de andere eenheden is het net zo. De troepen laat men doodbloeden. (…) Onze taak is eenvoudigweg de vijand vast te houden; we kunnen niet langer proberen hem terug te drijven.’
Hoofdstuk 180.
17 juni 1944, D +11: Majoor Howard voor tweede maal gewond met een pijnlijk misverstand als gevolg
Maar nóg werd er niet opgegeven. Op 17 juni werd majoor John Howard voor de tweede maal gewond en nu ernstiger, toen een mortiergranaat een boom raakte. Een gloeiende scherf daarvan sloeg in op een stapel onbedekte granaten in zijn loopgraaf die vervolgens explodeerden. Howard kreeg splinters in zijn rug. Per jeep werd hij onverwijld naar een verbandpost vervoerd. Een veldchirurg van de 6e Luchtlandingsdivisie opereerde hem in een grote tent en beval hem voorlopig te blijven liggen. De lange Captain Brian Priday moest nu het gezag van Howard als diens plaatsvervanger overnemen. Hoewel ook deze verbandpost duidelijk was gemerkt met een groot rood kruis, werden er later toch Duitse mortieren op ingesteld, misschien een teken van wanhopige woede bij de verdedigers. (Maar al eerder waren op D-Day zelf Britse verbandposten en verplegers door Duitsers aangevallen. Een sluipschutter had immers Britse verplegers en gewonde leden van Compagnie D uit hun verbandpost in de laan bij de kanaalbrug gejaagd en hulpeloos gewonde Britten en onbewapende Quaker-verzorgers in Le Port waren door een fanatieke Duitse soldaat afgemaakt.) Zo vielen niet lang daarna projectielen op de verpleegtent en iedereen zocht halsoverkop dekking. De verbonden majoor moest constateren ‘dat men hem was vergeten’. Met een pijnlijke gezicht wist hij zich op te heffen, aan te kleden en eenzaam naar buiten te sjokken waar zijn eigen chauffeur onder de wachtende jeep lag te schuilen voor de ontploffingen. John Howard liet zich, ondanks het granaatvuur rondom, terugrijden naar zijn compagnie ‘waar het rustiger was’. Daarna werd de vermiste majoor administratief uitgeschreven ‘als zijnde gewond getransporteerd naar Engeland’. Howards brieven aan zijn vrouw Joy in Oxford werden als gevolg daarvan niet meer aan huis be–zorgd. Zij kon hem te velde niet meer bereiken. Omdat ondertussen de eerste Wunderwaffen van Hitler, de V1-vliegende bommen (de V- staat voor Vergel–tungswaffe), vanaf de westelijke Franse, Nederlandse en Belgische kust op Engeland waren afgevuurd, werd hij zeer bezorgd om het lot van zijn vrouw en kind. (De eerste V1 -vliegende bom viel op Londen op 13 juni, toen men niet wist wát de stad had getroffen. In de nacht van 15 op 16 juni waren de eerste V1– bommen (Eng.: ‘doodlebugs’) massaal op Londen afgevuurd vanaf de Noordfranse kust, cf. https://gelderland.75jaarvrijheid.nl/artikel/2136658/16-juni-1944-het-regent-v1s-op-londen) Voor Joy was het leed even groot, omdat aan haar werd gemeld dat haar echtgenoot niet een mortar wound (‘verwonding door mortiergranaat’) had opgelopen, maar een mortal wound (‘dodelijke verwonding’) en ‘in een Engels ziekenhuis’ zou verblijven. Radeloos liep en belde zij stad en land af, op zoek naar haar misschien al gestorven man,.. tevergeefs. Twee hele weken duurde dit pijnlijke misverstand.
Hoofdstuk 181.
17 juni 1944, D +11: Hitler overlegt met von Rundstedt en Rommel in Frankrijk
Nu het sinds 13 juni Duitse V1-bommen op Londen regende, durfde op deze 17e juni opperbevelhebber Adolf Hitler zich samen met de slaafs-loyale staf–generaals Keitel en Jodl van OKW voor de eerste (en laatste!) maal in zijn ondergrondse Franse Führer–hoofdkwartierbunker te Margival, ten noorden van Soissons op te houden. Dit bouwsel was verrezen met het oog op de ge–plande Duitse invasie van Engeland in 1940. De invasie die nooit kwam. De Führer zou er een dringende frontbespreking hebben met de bezorgde maar–schalken von Rundstedt (OB-West) en Rommel (Legergroep B) om hen een hart onder de riem te steken, maar zat er in plaats daarvan bleek en doodner–veus bij. Hij liet kleurpotloden om en om door zijn vingers gaan. Achter de stoel van de wantrouwige dictator hielden twee gewapende SS-ers de wacht en zijn lunchmaal liet hij eerst voorproeven. Von Rundstedt deelde hem on–der anderen rustig, maar onomwonden mee dat het geallieerde bruggenhoofd niet meer vernietigd kon worden. ‘Noem het geen bruggenhoofd, maar het laatste stuk Franse grond dat de vijand houdt!’, bitste de gefrusteerde en zichzelf misleidende Führer terug. Hij gaf de lokale, ‘défaitistische’ bevel–hebbers de schuld van alle verlies. Er moest een Schwerpunkt worden gecre–ëerd met vier SS Pantserdivisies waaronder de 9e en 10e. (Beide Waffen-SS-divisies waren van het oostfront teruggeroepen en zouden na de zware gevechten uiteindelijk op de Veluwe opgelapt worden en half september 1944 met succes weer bij Arnhem strijden).
Bunkers van Wehrmachts-Führungsstab ‘Wolfsschlucht II’ te Margival, huidige staat. Onder: hoofdkamer van Bunker 1.
Rommel schetste zijn opperbevelhebber, evenals tevoren in Noord-Afrika, de overweldigende kracht en materiële rijkdom van de geallieerde vijand. Hij stelde een gedeeltelijke terugtrekking achter een nieuwe frontlijn voor, zoals hij reeds in Italië had gedaan. Hitler negeerde echter wat hij zeer goed wist en schakelde afleidend over op zijn V1-beloften. De beide veldmaar–schalken, toch onder de indruk gekomen van de door een aanwezige Luft–waffe-afgevaardigde gegeven productie- en lanceringscapaciteit, verzochten hem direct om die wapens op de geallieerde bruggehoofden te laten neerko–men in plaats van op een civiel doel. Generaal Heinemann, verantwoor–delijke voor de lanceringen van de V1-vliegende bommen, wierp tegen dat ‘het wapen niet zo nauwkeurig kon worden gericht’ en dus eigen troepen zou kunnen raken. Daarop beloofde Hitler hen de massale inzet van de eerste tweemotorige straaljager, de Messerschmitt 262, die wel spoedig zou arri–veren. De opgeschorte productie daarvan zou echter maanden in beslag ne–men, wat hij er níet bij vertelde. Na de lunch vond een verhit tweegesprek tussen Hitler en Rommel plaats. De veldmaarschalk confronteerde Hitler moedig met de willekeurige en wrede massamoord op bijna zevenhonderd onschuldige dorpelingen van alle leeftijden in het platgebrande dorp Ora–dour-sur-Glane, begaan door een eenheid van de 2e SS Pantserdivisie ‘Das Reich’ uit wraak voor een verzetsaanslag op één van hun commandanten. Rommel vond een passende straf voor die SS-divisie op zijn plaats. (Dat had hij in 1943 ook tevergeefs gevonden in verband met het wrede optreden van een Waffen-SS-eenheid onder commando van Peiper in Noord-Italië. Niet alleen een bergdorp was toen uitgemoord na een verzetsdaad, maar ook een groep Joden wier lijken zonder genoeg steenverzwaring in het Lago Majore waren gedumpt.)
Ruïneplaats Oradour-sur-Glane in Frankrijk, niet ver van Limoges, afgegrendeld en meedogenloos uitgemoord en verbrand door gefrusteerde Waffen SS-ers van divisie ‘Das Reich’. Zes dorpelingen konden ontsnappen en vertellen wat er was gebeurd. Thans een huiveringwekkend oorlogsmonument dat niet meer mag worden bewoond, maar wel is te bezoeken. Recent hadden neonazistische revisionisten de plek beklad.
Op al Rommels vragen, verzoeken, kritiek en inlichtingen van militaire, po–litieke en morele aard kreeg hij echter van zijn Führer en opperbevelhebber slechts één enkel antwoord toegesnauwd: ‘Bemoei u slechts met uw eigen frontlijn en doe er geen stap van terug!’. Rommel zweeg, maar liet zich niet geheel intimideren. Zoals hij al eerder in het geval van Noord-Afrika in zijn hoofd had gehad in 1943, adviseerde hij zijn nerveuze Führer ongevraagd alsnog een ‘politieke uitweg te zoeken’. Rommel doelde op een bestand tus–sen nazi-Duitsland en de westelijke geallieerden teneinde samen tegen het ‘bolsjewistische’ Rusland verder te kunnen strijden. Voor Hitler gold een dergelijke mening zeker als uit defaitisme ontsproten en zeer waarschijnlijk als ‘hoogverraad’. Het laatse blijkt expliciet uit een uitspraak die de nazi-dictator deed aan generaal Guderian over een vergelijkbaar verzoek op 24 januari 1945:’Als de chefstaf de Rijksminister van Buitenlandse Zaken (von Ribbentrop) gaat bezoeken en hem informeert over de situatie in het oosten (Rusland) met het doel een wapenstilstand met de westerse machten te bereiken, dan begaat hij hoogverraad.’ (Naar: M.Domarus (& P.Domane, ed.), The Essential Hitler. Speeches and Commentary, 795) Het was dus een politiek naïeve voorstelling van zaken van Rommel, waar de geallieerden reeds overduidelijk slechts de on–voorwaardelijke overgave van nazi-Duitsland hadden geëist sinds de Ca–sablanca-conferentie.‘Dat (een politieke oplossing) is niet uw verantwoorde–lijkheid, laat dat aan mij over! Besteed aandacht aan uw invasiefront, niet aan de continuering van de oorlog!!’, schreeuwde de door hem steeds ondersteunde Führer wederom terug.
Hitler en Rommel, één der favoriete generaals van de Führer, toen hij Rommels zeges en propagandawaarde kon gebruiken. Op 21 februari 1941 ontving een trotse Erwin Rommel hier in Berlijn het Eikenloof bij het Ridderkruis van het IJzeren Kruis. ‘Zolang je wint heb je vrienden’ zongen H.Brood en H.Vrienten. (https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Adolf_Hitler_hands_General_Erwin_Rommel_his_Oak_Leaves_to_the_Knight%27s_Cross_of_the_Iron_Cross,_Berlin,_20_February_1941_(41718920482).jpg)
De gespannen blikken verraden mogelijk één der geestelijke krachtmetingen tussen Rommel (l.) en Hitler.
De beide veldmaarschalken konden daarop vertrekken, maar kregen nog wel de belofte dat Hitler op 19 juni het westelijk front zelf zou inspecteren. Tot overmaat van ramp crashte 18 juni ‘s avonds echter een zojuist gelanceerde Duitse V1-bom bijna bóvenop de bunker waar de bespreking was gehouden. Een angstig geworden Hitler keerde daarom per trein haastig terug naar zijn veilige Berchtesgaden…. Verdere frontbezoeken gelastte hij af, waar–schijnlijk twijfelde hij in het geheel niet aan de uitleg van zijn bevelhebbers, maar de door hem zelf afgeroepen rauwe werkelijkheid van dood en ver–woesting heeft hij persoonlijk nooit onder ogen durven zien. Omdat hij de V1-bommen, ondanks aandringen van hoge Duitse militairen, ook niet op de Zuidengelse havens wilde richten in plaats van op Londen -dat zou niet tegemoet komen aan zijn wraakgevoelens!- vormden dit Vergeltungswaffen dus voor de geallieerde aanvoer naar Normandië verder geen enkele hinder. (De bijeenkomst werd opgetekend door stafchef OB-West, generaal Speidel, in: Hans Speidel, We Defended Normandy (London, 1951), 106. De datum van Hitlers bezoek aan Rommel en von Rundstedt staat zo in de meeste literatuur naar aanleiding van officiële noteringen van Legergroep B, zie b.v. W.L.Shirer, The Rise and Fall of the Third Reich, 1039-1040; A.Bullock, Hitler. Leven en ondergang van een tiran, 564; H.G.Guderian, From Normandy to the Ruhr, 29-30. N.von Below, At Hitler’s Side, 204 echter noteert dat hij met Hitler op 16 juni naar Metz vloog en vandaar per autoconvooi verder reisde naar Margival. Dezelfde morgen (‘That morning..’) zou al zijn geconfereerd en op de 17e zou Hitler zijn teruggereisd volgens von Below.) ‘s Avonds thuis op de ‘Berghof’ zei Hitler tegen zijn kring vertrouwelingen dat Rommel de moed had verloren, ‘een pessimist’ was geworden, zodat alleen híj, de Führer, als ‘optimist’ die militair nog iets gedaan kon krijgen, was overgebleven. Zijn hypernerveuze houding die middag te Margival heeft hij daarbij níet ter sprake gebracht, noch de eveneens negatieve mening van von Rundstedt, de veldmaarschalk die hij doorgaans hoogachtte. De Duitsers verloren ondertussen in Normandië nog steeds man na man en talloos materieel. Hun tegenstand, en met name die van jonge Waffen-SS-ers bleef hardnekkig. Enkele grotere, maar vergeefse tegenaanvallen werden door Duitse troepen ingezet. Op zich zou hen dit de slag om Normandië nog níet doen verliezen, maar er kwamen hier voor hen nauwelijks aanvullingen.
Hoofdstuk 182.
17 juni 1944 (D +11): Canadezen vanaf Gold Beach naar Bénouville en Ranville
Vanaf 14 juni was het weer steeds slechter geworden: stormachtig, met een tijdelijke verbetering in de nacht van 17 op 18 juni. (J.Fr.Turner, Invasie ’44, 356-357) In de nacht van deze 17e juni stak als eerste Canadese eenheid de 29e Tankbri–gade van de 11e Armoured Division die was geland op Gold Beach, de nieu–we door de Britse genie over het kanaal van Caen aangelegde Bai–ley-brug (gedoopt als ‘London Bridge’) over, iets ten zuiden van Bénouville. Hun be–stemming was het zuidoostelijke bruggenhoofd dat met grote moeite werd gehouden door de 6e Luchtlandingsdivisie die al met spanning wachtte op de ondersteunende tanks en artillerie. De Canadese Guards en het 7e Tankregiment wachtten intussen op de westelijke oever van het ka–naal. Achter de voorste kolonnes gepantserde voertuigen volgde een groep soldaten van de Household Cavalry. Deze Canadese troepen werden ‘com–fortabel’ gehuisvest in rompen van verlaten Horsa-zweefvliegtuigen bij Ran–ville en hingen hun wasgoed huiselijk te drogen aan lijnen die tussen de wrakstukken van neergestorte vliegtuigen waren gespannen. Inmiddels op hun velden teruggekeerde Normandische boeren sloegen het geheel met grote verbazing, maar ook hoop gade. Sherman-tanks passeerden de Hou–sehold Cavalry-troepen langs veiligheidslint dat langs de weg was gehangen door geniesoldaten die mijnen hadden geruimd. Overal waren nu langs de weg ter plaatse waarschuwingsborden aangebracht met teksten als: ‘Stof trekt granaten aan!’, ‘Rupsbanden linkerzijde!’ en ‘Brug, klasse 40’. De fraaist geschilderde borden flankeerden echter vanaf 26 juni de kanaalbrug bij Bénouville met de naam Pegasus Bridge. De Britse genie eerde met deze bordeauxrode houten herinneringsborden zijn collega’s van de Luchtlan–dingsdivisie. Op de hogere oostelijke oever van het Caenkanaal waren voor–al borden ingeslagen met het dreigende Engelse opschrift Mines! (‘Landmij–nen!’). Deze nu waren niet door majoor Schmidt op gezag van Rommel, maar door Britse parachutisten aangebracht en wel tegen opdringende Duitse tanks uit Caen. Volgens het Britse plan zouden er echter op dit mo–ment alweer veertien mijnvrije doorgangslanen moeten zijn. Het bruggen–hoofd van Britten en Canadezen kon gestadig worden versterkt met ‘fris’ aangeleverde troepen en zwaar materieel. Weken van harde verdedigende gevechten gingen zo voorbij voor de 6e Luchtlandingsdivisie. Zij bleef onder zware Duitse druk, met name ook van de vijandelijke artillerie.
Juni 1944. ‘The First MDS (Main Dressing Station) in Normandy’ noteerde Kenneth Hughes, verbonden aan 225 Para Field Ambulance op deze aquarel. Dit eerste veldhospitaal van de 6e Luchtlandingsdivisie van generaal Gale bevond zich in het Château de Guernon-Ranville in Bas–de–Ranville, niet ver van de Ornebrug. Ondanks het op het laken geschilderde rode kruis op het dak, werd het door de Duitsers met granaatvuur beschoten.(https://commons.wikimedia.org/wiki/File:June_1944_Le_Bas_de_Ranville_-_First_MDS.jpg)
Het Château de Guernon-Ranville als verbandpost van 225 Field Ambulance,juli-augustus 1944. Het beeld is damengestyeld uit twee foto’s van Captain John Wagstaff, medisch officier. Ook op de grond rechts is hier een rood kruis op witte lakens neergelegd om de luchtmachten te waarschuwen. (Bewerkt naar: https://en.wikipedia.org/wiki/Chateau_de_Guernon-Ranville#/media/File:Assemblage_de_2_photos_du_Chateau_de_Guernon-Ranville_prises_en_1944.jpg)
19 juni 1944. Gesneuvelde jonge militair van de 12e Waffen SS-Pantserdivisie ‘Hitlerjugend’ ‘in Normandië’. In juli 1944 houdt deze Hitlerjugend-divisie de stad echter Caen nog steeds in bezit. In de buurt van die stad zal de 17-18 jarige soldaat zijn gevallen. Een pakje speelkaarten ligt naast hem. Hij zal er vanaf 6 juni wel geen enkele tijd meer voor hebben gehad. Coll. Signal Corps US Army nr.191302-5.(https://en.wikipedia.org/wiki/12th_SS_Panzer_Division_Hitlerjugend#/media/File:Dead_german_member_of_Waffen-SS.jpg)
20 juni 1944: een drietal Amerikaanse soldaten bekijkt iets ten oosten van Littry, Normandië een uitgeschakelde Duitse 4,7 cm Pak (t) Panzer- Kampfwagen 35 R. Dit mobiele anti-tankgeschut was een buitgemaakt Tsjechisch tank–chassis gemonteerd op een buitgemaakt Frans Renault R35-tankonderstel. Het behoorde toe aan de Schnelle-Abteilung 517 van de overwegend statische 716e Infanteriedivisie van generaal Wilhelm Richter. De vele zogenaamde Beutepanzer waren moeilijk te repareren vanwege het tekort aan onderdelen. Anders dan de meeste geallieerde -inclusief Russische- voertuigen en geschut bestonden die van de Wehrmacht nauwelijks uit gestandaardiseerde onderdelen die vlot te vervangen en te produceren waren. Motorstoringen bij zware Duitse Tiger-en Panthertanks waren ook schering en inslag.(http://www.archivesnormandie39-45.org/specificPhoto.php?ref=p013273)
Hoofdstuk 183.
21 juni – 7 augustus 1944: Compagnie D strijdend en route in Ornegebied
Majoor Howard onderscheiden, Wally Parr uitgeschakeld
Op 20 juni bevond de ‘Ox and Bucks’ zich bij het Château Saint Côme, on–der de hoogten van Bréville (les-Monts). Het hele gebied bleef voorlopig fel aangevallen door de Duitsers. De genoemde elitetroep bleef dan ook rond–trekken om de verdediging mee te helpen dichthouden: vanaf 21 juni tot en met 27 juni in Le Mesnil; 28 juni tot 7 juli in Bréville; 8 juli in Brèche-St.Côme; 9 juli tot 22 juli terug in Chateau St.Côme; 23 juli tot 30 juli voornamelijk in Le Mesnil; 31 juli tot 6 augustus terug in Bréville; 7 tot 12 augustus naar de zogenaamde Hellfire Corner. (Deze route is helder vastgelegd in het oorlogsdagboek van Denis Edwards, in zijn The Devil’s Own Luck.)
Château Saint Côme, Le Mesnil en Bréville (les-Monts) daar vlak boven.
21 juni 1944. Britse militairen krijgsgevangen genomen door de geduchte 12e Waffen SS-Pantserdivisie in Nor–mandië. De Duitser links draagt de SS-runen op de rechterkraagpunt en een borstschild van de militaire politie. Het lot van ontwapende krijgsgevangenen bij deze Waffen SS-ers was soms erg onzeker. 27 Canadese krijgsgevangenen zijn door hen b.v. laf geëxecuteerd bij de Abbaye d’Ardenne nabij Caen. De abdij werd tijdens de landingen in Normandië als observatiepost gebruikt door SS-Standartenführer Kurt Meyer, commandant van het 25. SS-Panzergrenadier-Regiment van die SS-divisie.
Monument voor de door leden van het 25e Panzergrenadier regiment van de 12e SS-Pantserdivisie vermoorde Canadese krijgsgevangenen bij de Abbaye d’Ardenne in Saint-Germain-la-Blanche-Herbe, nabij Caen.(https://en.wikipedia.org/wiki/12th_SS_Panzer_Division_Hitlerjugend#/media/File:Ardennes_Abbey_2.JPG)
21 juni 1944. Twee Duitse grenadiers van de 21e Pantserdivisie op de uitkijk ‘in Frankrijk’. Een week tevoren meldden jonge, onervaren maten van hen dat sinds de geallieerde landingen al velen waren gedemoraliseerd. Foto van oorlogsfotograaf Theobald. Coll. Bundesarchiv: Propagandakompanien derWehrmacht – Heer und Luftwaffe (Bild 101 I), Bild 101I-722-0405-05.(https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Bundesarchiv_Bild_101I-722-0405-05,_Frankreich,_Soldaten_mit_Fernglas.jpg )
22 juni 1944. ‘Ein entsetzliches Abenteuer’. De Duitse propaganda doet haar best te veronderstellen dat ‘de invasie’ was mislukt. Een groep krijgsgevangen genomen Britse parachutisten in de stad Caen op het omslag van de Kölnische Illustrierte Zeitung van die datum. Men liet uiteraard achterwege dat zowel voor de Duitse 21e Pantserdivisie als voor de fanatiekere Waffen-SS’ers van de 12e Pantserdivisie ‘Hitlerjugend’die strijd in Normandië net zo goed ‘een ver-schrikkelijk avontuur’ was geworden. De jonge Duitse militairen leden met name onder de geallieerde aanvallen vanuit de lucht en waarvoor Erwin Rommel vooraf steeds had gewaarschuwd. (Alamy Stock Photo F22E84; www.alamy.com)
Op 26 juni 1944 werd het regiment van de ‘Ox and Bucks’ teruggestuurd naar de frontlinie. (Deze datum gaf majoor Howard zelf op; Denis Edwards schreef in zijn dagbopek de 28e juni op.) Het op een hoogte gelegen dorp Bréville waar al zo zwaar over was gevochten van–af D-Day, diende bezet te worden. De mannen moesten wederom mansga–ten en loopgraven hakken en graven. Overal waar nog groepen Duitsers zaten of infiltreerden, moesten die worden verdreven.
Op 4 juli kreeg Howard bericht dat de Distinguished Service Order aan hem was toegekend vanwege zijn bevelvoering en inname van beide cruciale bruggen. Over twee dagen zou hij hem te velde mogen ontvangen en wel uit handen van generaal Bernard Law Montgomery himself. Privé vond Howard dat die onderscheiding beter postuum aan luitenant Den Brotheridge had kunnen worden gegeven. Montgomery hield een opmonterend praatje en de mannen leken, ondanks alles, toch begeesterd. Compagnie B zou er tot 8 ju–li blijven, toen majoor Howard terug werd verwezen naar Château St.Côme. En daar begon het moeizaam manputten graven opnieuw! Loopgraven wer–den zoveel mogelijk afgedekt met takken, verroeste metalen platen en hou–ten planken. Er stonden afgebrande gebouwen. Howard deed er zijn best met behulp van een aanwijsbord de wisselende posities van Duitsers en Britten en Canadezen op tijd door te geven aan zijn eigen compagnie. In een kippen–ren werden zowaar enige opgeduikelde tamme konijnen gehouden om de ka–rige rantsoenen wat mee op te vijzelen. Op 11 juli werd soldaat Wally Parr geveld door Duitse granaatsplinters en naar Engeland vervoerd. Zijn maten begonen allemaal zijn leiderschapskwaliteiten, schietkunst én bovenal zijn verstrooiende Londense Cockney-gevatheid te missen…. Dezelfde dag werd echter opgevrolijkt door aangeleverde verse broden en thee. (J.Howard en P.Howard-Bates, The Pegasus Diaries, 152-153). Maar, schreef majoor John Howard de volgende dag op 12 juli, in een brief: ‘Het regiment is nog in heel goeie vorm, er nogal gedesillusioneerd over dat het niet wordt afgelost, maar verdraagt de teleur-stelling desondanks goed. Tenminste de divisie (6e Luchtlandingsdivisie) heeft het record 36 dagen zonder een onderbreking aan de frontlijn staan! Onze ongemakken zijn aanzienlijk. Behalve het helse (lees: hete) weer, worden we omgeven door dood vee dat ligt te weg te rotten, (het) veroorzaakt de meest smerig voorstelbare stank. Vliegen en muggen in overvloed; het is echt een beetje te veel. Eten is goed: die rantsoenpakketten zijn eersteklas, het enige is dat die ingeblikte troep na een week of vijf op je buik begint te werken. Misschien krijgen we gauw gewone ongedroogde rantsoenen.’ (Naar: https://www.sofo.org.uk/pegasusstoriesjohnhowardletter1944/)
Hoofdstuk 184.
Eind juni 1944: Duitsers in Ornegebied taai, fel én wanordelijk
Feldwebel Heinz Hickmanns licht bewapende Fallschirmjäger-pelotons die op D-Day nog in Bréville waren gelegerd geweest, werden deze weken ‘s nachts zó heen en weer gedreven, dat hij bijna nooit wist wáár hij zich nu precies bevond, terwijl de troepen uiteen werden gescheurd door verschil–lend geallieerd vuur. De strijd in het oostelijk Ornegebied verliep voor de meeste Duitsers zeer wanordelijk. Overdag trokken zij van hot naar her, ‘s nachts werd vermoeid en hongerig positie ingenomen. Hickmann hield van zijn eigen peloton dat uit enige tientallen mannen had bestaan, slechts vijf man over. De gekwelde Hans von Luck van het 125e Regiment van de 21e Pantserdivisie verloor in deze periode tank na tank door zwaar vlootgeschut, veldartillerie, jachtvliegtuigen en duikbommenwerpers (Jabo’s). Ook in hogere Duitse regionen ging het niet best. Volgens Max Pemsel, stafchef van generaal Friedrich Dollmann, de bevelhebber van het 7e Leger in Norman–dië, zou de chef op 28 juni 1944 suïcide hebben gepleegd in diens hoofd–kwartier in Le Mans. Anderen weer houden zijn doodsoorzaak op een fatale hartaanval.
Eind juni 1944: De Amerikaanse Daily Mirror, Servicemen’s Edition (New York) vol. 1, nr.26. De Britten willen nu Caen ‘omsingelen’ en Festung Cherbourg, de grote havenstad aan de Kanaalkust die de geallieerden heel hard nodig hebben voor hun bevoorrading, is gevallen. De Duitse leiding capituleert. Links de Duitse admiraal Hennecke, bevelhebber zeeverdediging, ‘wiens Atlantik Wall verkruimelde als een eischaal’ zoals het smalende bijschrift luidt. Midden: generaal Karl-Wilhelm von Schlieben, bevelhebber van het Festung-garnizoen en rechts: generaalmajoor J.L.Collins, commandant 7e Amerikaanse Legerkorps.(https://www.ebay.com/itm/Scarce-Daily-Mirror-Servicemens-Edition-June-1944-British-Drive-Flanks-Caen-/141751029460)
Op 5 juli 1944 dropte de RAF dit vlugschrift boven de Cotentin om doorstrijdende Duitsers te ontmoedigen. Hoewel geen fanatiek nazi, liet de verslagen commandant van Festung Cherbourg, Karl-Wilhelm von Schlieben, wél eerst de zeehaven saboteren tegen geallieerd gebruik. Hij vond blijkbaar dat Hitlers oorlog langer moest duren. Met 800 man gaf von Schlieben zich over aan de Amerikaanse generaal Collins. Vandaar de grote witte vlag op de foto links onder.(http://nl.wikipedia.org/wiki/Karl-Wilhelm von Schlieben#media/Bestand:Courrier de l’air cherbourg liberee.jpg)
Kort na 26 juni 1944: met de handen in de nek of op het hoofd wordt het Duitse garnizoen van Cherbourg afgevoerd door Amerikaanse militairen. Deze slag kostte duizenden slachtoffers aan beide zijden. (https://nl.wikipedia.org/wiki/slag om-cherbourg.jpg)
Door de Amerikanen bij Cherbourg op de Cotentin, Normandië na hevige strijd krijgsgevangen genomen 16-jarige Wehrmacht-militair. De slag om de zeehavenvesting zelf duurde van 22 juni 1944 tot de formele overgave op 26 juni. Luitenant-generaal Karl-Wilhelm von Schlieben, bevelhebber van het garnizoen in Festung Cherbourg, had 21.000 manschappen tot zijn beschikking. Velen waren echter afkomstig van de Kriegsmarine en de troepen die waren teruggetrokken naar Cherbourg, waren vermoeid en gedesorganiseerd. Voor Duitse kindsoldaten op het Amerikaanse Utah Beach, zie ook b.v. Studs Terkel, ‘De Goede Oorlog’. Een verzameling herinneringen aan de Tweede We–reldoorlog (Veen Uitgevers. Utrecht/Antwerpen, 1985), 235.(https://www.vrt.be/vrtnws/nl/drafts/jan-ouvry/10-tot-16-juli-1944-hevige-strijd-om-de-normandische-stad-caen/ )
9 juli 1944: de volgende Britse drive naar Caen.Hij zou vastlopen. Weer een misrekening voor bevelhebber Montgomery. Maar ondertussen bonden Britten en Canadezen wél enige Duitse tankdivisies aan de verdediging van deze stad waardoor de Amerikanen weer makkelijker uit hún bruggenhoofd konden uitbreken. Volgens Montgomery was dit nu juist vanaf het begin zijn opzet geweest, maar de Amerikanen namen (en nemen) zijn uitleg niet serieus.(https://www.normandythenandnow.com/widow-and-the-battle-for-caen/)
De strijd in Normandië bleef hard en bloedig. Cherbourg mocht dan in Ame–rikaanse handen zijn, de Amerikaanse luitenant-generaal Omar Bradley had er nog steeds een hard hoofd in, rond 10 juli. (C.d’Este, Decision in Normandy, [11]) Een echte uitbraak uit de bruggenhoofden was níet tot stand gekomen. Hij vreesde een patstelling als tijdens de Eerste Wereldoorlog, met mogelijk statische oorlogvoering tot gevolg. De ondoorzichtige strijd in het helse bo–cage-landschap van Normandië bleek met name voor de Amerikanen een ramp: talloze holle wegen geflankeerd door dichtbegroeide, hoge hagen waar de Duitsers handig gebruik van maakten voor hun verborgen, hard–nekkige verdediging.
Amerikaanse tanks in bocage-landschap in Normandië, zomer 1944. Vaak moest om elke heg worden gevochten vóór en na de val van Cherbourg op de Cotentin.(https://www.gld.nl/nieuws/2136829/oprukken-in-een-slakkentempo-de-strijd-om-de-heggen-in-normandie)
Elders ging het tóch opgewekter toe. Op 16 juli 1944 werden o.a. generaal Richard Gale, majoor John Howard en de lange luitenant-kolonel Geoffrey Pine-Coffin uitgenodigd samen met een flinke groep militairen van de 6e Luchtlandingsdivisie en Commando’s om generaal Bernard Montgomery te ontmoeten bij een ‘bevrijde’ steengroeve te Écarde in Normandië, iets ten noordwesten van Amfreville en Bréville. Er werd een groepsfoto geschoten en als meestal kon men de handtekening van Montgomery er gratis bijkrij–gen.
16 juli 1944: Generaal Bernard Law Montgomery (2e rij van voren, links schuin achter de lange Geoffrey Pine-Coffin, commandant van het 7e Parachutistenbataljon zittende vooraan op de eerste rij), generaal Richard Gale (voor de kijker links naast Montgomery) en andere militairen van de 6e Luchtlandingsdivisie alsook Commando’s in een steengroeve bij (Haute- et Basse-)Écarde, Normandië, iets ten noordwesten van Amfreville. Dit toponiem wordt in Britse bronnen wel als het in Normandië niet bestaande *Ercarde opgevoerd. Majoor John Howard van Compagnie D ‘Ox and Bucks’ zit hier vooraan op de eerste rij, uiterst links. Een maand eerder nog, op 16 juni, was Howard aan een granaatsplinter in zijn rug geopereerd.(https://www.paradata.org.uk/media/2278)
16 juli 1944. Montgomey spreekt militairen van de 1st Special Service Brigade-commando’s en van de 6th Airborne Division toe in de steengroeve van Écarde, Calvados, Normandië. Naast hem staat generaal Richard Gale in rijbroek em met maroon-kleurige baret op het kort geschoren hoofd als bevelhebber van die luchtlandingsdivisie.
16 juli 1944. Luchtlandingstroepen vóór Montgomery onder wie brigadegeneraal Nigel Poet, commandant van de 5e Luchtlandingsbrigade, 6e Luchtlandingsdivisie met pistool op de rechterheup (tweede van links vooraan, staande). (https://twitter.com/6thairborne/status/1283718021304012801/photo/3)
Écarde, dep. Calvados, Normandië. De beide waterlopen links zijn de (hier rechte) Orne en het (hier gebogen) Kanaal-van-Caen-naar-de-zee (boven = noorden). De D514 passeert beide bruggen (linksonder).(Google maps)
Distinguished Service Order (‘Orde van Voorname Dienst’)(https://nl.wikipedia.org/wiki/Orde_van_Voorname_Dienst_(Verenigd_Koninkrijk)#/media/Bestand:Distinguished_Service_Order_correct.jpg)
Kluchtige kijk van tekenaar ‘rugtas’ op ‘de invasie’’ in Ons Vrije Nederland, juli 1944. Links brult Hitler: ‘Ik geef het bevel tot de overwinning!’
Hoofdstuk 185.
18 juli 1944: Operatie Goodwood, de mislukte slag om Caen
Op 18 juli ging Montgomery’s Operatie Goodwood van start, een grote Brits-Canadese tankslag ten zuidoosten van Caen, voorafgegaan door een moordend (en later fel omstreden) luchtbombardement vanuit enige hon–derden geallieerde vliegtuigen dat de stad, toch al danig gehavend, in een bijna complete ruïne achterliet. Enige tienduizenden Franse burgers lieten er alsnog het leven bij alsook vele Britse soldaten, omdat Amerikanen hun bommen soms op de verkeerde plaats losten…
8 juni-19 juli 1944: strijd om verkeersknooppunt Caen.De stad zou eigenlijk al of ’s avonds op D-Day of hoogstens op D +7 in Brits-Canadese handen moeten zijn geweest. Op D-Day ’s avonds was slechts een handvol Canadese verkenners aanwezig op het tijdelijk door de Duitsers verlaten vliegveld Carpiquet. Rechtsboven: de bij Bénouville en Ranville veroverde bruggen die de volgende operaties enorm hebben vergemakkelijkt, al liepen ze niet goed af. Pas in augustus beheersten de geallieerden een door bombardementen bijna volkomen geruïneerd Caen. (https://en.wikipedia.org/wiki/Operation_Goodwood)
18 juli 1944: Rue du Grand Clos in Bénouville tijdens de Brits-Canadese Operatie Goodwood, de grote aanval op Caen. Deze langere, noord-zuid en aan het kanaal parallel lopende doorgangsweg in het dorp sluit aan op de D514, in de oorlogsdagen bij een vorkwegkruising of viersprong (heden een rotonde). Een Cromwell-tank voorop, gevolgd door een Sherman-Firefly en een tweede Cromwell ratelen richting de Bailey-brug over de Orne (iets ten zuiden van de vaste brug bij Ranville) die door de genie ‘London Bridge’ was gedoopt. De tanks behoren tot het Britse 1st Royal Tank Regiment van de 7th Armoured Division. Fotograaf George Roger schoot de plaat voor LIFE Magazine. (https://www.dday-overlord.com/photos-benouville/)
De Rue du Grand Clos (blauwe pijl) te Bénouville, Calvados (huidige situatie). Ligging ten opzichte van het kanaal en de beide bruggen. Ten zuiden van de kanaalbrug en de Ornebrug (gecodeerd ‘Euston bridge’) was na D-Day een zgn. metalen Bailey-brug aangelegd.
18 juli 1944, Operatie Goodwood. Een kolonne licht bepantserde universal carriers (ook: brencarriers) dendert over ‘Euston-bridge’, de dan sinds D-Day versterkte en van communicatielijnen voorziene vaste brug over de Orne bij Bas de Ranville in oostelijke richting. De eenvoudige oversteek vanaf Sword Beach is vooral te danken aan de verovering van deze brug door het 6e Peloton, Compagnie D ‘Ox and Bucks’, onder bevel van luitenant Dennis Fox. De luitenant die gewond raakte na D-day, zou op 24 maart 1945 de Rijn oversteken per Horsa-zweefvliegtuig. Rechts zijn beneden steigerplanken te zien die genist Cyril Larkin (samen met zijn tweelingbroer Claude aan het 6e Peloton toegevoegd) had beschreven in: N.Barber, The Pegasus and Orne Bridges (2010), 77. Coll. Imperial War Museum, Londen.(https://www.dday-overlord.com/mediatheque/photos/calvados/2/ranville)
18 juli 1944. Een Britse, metalen zogenaamde Bailey-brug, genaamd London Bridge door de Genie, werd een tiental dagen na D-Day over het Kanaal van Caen iets ten zuiden van Bénouville aangelegd. Hier steekt militair verkeer naar het oosten over ten tijde van Montgomery’s Operatie Goodwood, de all out-aanval op Caen die óok niet het gewenste resultaat zou brengen.. Foto van sergeant Laing van No.5 Army Film and Photographic Unit. Coll. IWM, Londen.(https://commons.wikimedia.org/wiki/File:The British Army in the Normandy Campaign 1944 B7652.jpg)
18 juli 1944, tijdens Operatie Goodwood, de slag om Caen. Op de westelijke oever van het Kanaal-van-Caen-naar-zee (met de door Compagnie D‘Ox and Bucks’ veroverde kanaalbrug op de achtergrond rechts) ten zuiden van Bénouville assisteert een onderhoudsploeg met een Austin K5 3-tons GS-vrachtwagen (links) met het opleggen van een rupsband voor een Britse Crusadertank III Anti Air Mk.III van het 93e Lichte Luchtaf–weerregiment. Foto van George Roger voor tijd–schrift LIFE.(https://www.dday-overlord.com/wp-content/uploads/2018/08/photo-b%C3%A9nouville-normandie-1944-12.jpg)
18 juli 1944: Britse Cromwell- tanks verzameld voor oprukken naar Caen tijdens Operatie Goodwood. (https://nl.pinterest.com/pin/310185493062073059/)
Major Hans von Luck (m.), tussen Lieutenant Gerhardt Bandomir (l.), commandant 3e Compagnie, 1e Bataljon (Abteilung) van het 125e Panzergrenadier-Regiment van de 21e Panstserdivisie en Major Willi Kurz (r.), commandant 2e Bataljon tijdens Montgo-mery’s Operatie Goodwood nabij Caen, ca. 18 juli 1944.
Duitse Nebelwerfer of granaatwerper die de Britten Moaning Minnies (Gillende Keukenmeiden) plachten te noemen. Erg nauwkeurig werden de granaten niet afgevuurd, maar het gillend geluid ervan werkte zeer intimiderend. Deze stond tijdens Operatie Goodwood (18 juli 1944) opgesteld nabij Caen.
Caen na vooral ettelijke geallieerde bombardementen vanaf de nacht van 5/6 juni 1944 voor 75% in puin.Zo’n 3000 stadsburgers werden gedood.(https://france3-regions.francetvinfo.fr/normandie/2014/05/12/caen-en-1944-les-habitants-racontent-leurs-terribles-souvenirs-475567.html )
Caen–centrum, vanaf de burcht van Willem de Veroveraar gezien. Talrijk waren de dodelijke burgerslachtoffers, maar vele inwoners hebben zich kunnen redden door ondergronds te verblijven in oude klaksteensteengroeven, schachten en schuilkelders, ook die onder het kasteel. De toren is van de église St.Pierre aan de Rue St.Pierre. Augustus 1944.(https://fr.wikipedia.org/wiki/Reconstruction_de_Caen#/media/Fichier:Destroyedcaen.jpg)
Rue Saint Pierre en de Saint Pierre-kerk in het centrum van Caen vóór en na de bombardementen. Overlevenden zeiden dat die van 7 juli 1944 de ergste waren. Foto’s uit een mapje van 10 dubbele prenten uitgegeven vlak na de oorlog: Caen ‘Avant et après la bataille’.(https://www.normandythenandnow.com/caen-before-and-after-the-battle-of-1944/)
Rue St.Pierre in Caen, eind juli-augustus 1944.(https://www.normandythenandnow.com/widow-and-the-battle-for-caen/)
Caen-centrum, eind juli-begin augustus 1944.(https://fr.wikipedia.org/wiki/Reconstruction_de Caen)
Von Luck hield, evenals destijds de 21e Pantserdivisie in Tunesië, in het gebied van Caen niet veel meer over om mee te strijden. Zware anti-tank–wapens als de 8,8 cm.-luchtdoelkanonnen vielen bovendien merendeels onder bevel van de Lufwaffe, níet onder de Duitse 716e Infanteriedivisie of de 21e Pantserdivisie. Hij had eens in opperste woede zijn pistool moeten trekken om een luchtmachtmajoor ertoe te bewegen de loop van diens 88-er niet omhoog naar de lucht, maar op 25 oprukkende Britse tanks van de Guards Armoured Division te richten. Die tanks werden toen alle vernietigd.
Emblemen van de Guards Armoured Division op een Sherman Firefly-tank. Coll. Bovington Tank Museum, Engeland.(https://en.wikipedia.org/wiki/Guards_Armoured_Division)
Maar de overlevende, langzaam terugtrekkende Duitse pantsergrenadiers vochten zeer taai in de zuidelijkste delen van de verwoeste stad en wisten zelfs nog hevige uitvallen op te brengen in de richting van de na het bombardement optrekkende Britse infanteristen en tanks. Doordat hele wijken en talloze straten van Caen in een decor van brandende puinhopen en modderige plassen waren veranderd, schoten de Britse tanks geen meter op. Met grote verliezen aan geallieerde tanks werd Operatie Goodwood afgebla–zen. Zowel Amerikaanse pers als Normandische burgers waren begrijpelij–kerwijs niet mild over Montgomery.
Britse waarschuwing voor Duitse ‘vlinderbommen’ in de zomer van 1944 in Normandië. Men moest die onmiddellijk melden bij de Royal Engineers, de genie.
De Amerikaanse legers braken daarentegen in het kader van Operatie Cobra (25 juli) van generaal Omar Bradley ver aan de noordwestelijke zijde van Caen wél uit, nadat Montgomery’s Britse, Canadese en Poolse troepen ster–ke gepantserde Duitse reserveformaties, zowel gepland als onvoorzien, maandenlang aan zich hadden weten te binden rond Caen. Volgens Montgo–mery’s strategische plan had dat echter al op D +17, 23 juni, moeten gebeu–ren. Montgomery verloor daardoor nog meer prestige bij Amerikaanse gene–raals. De Amerikanen hebben echter, wat zij nadien níet zouden aantekenen, heel veel minder Duitse tanks tegenover zich had. Indien het aan Erwin Rommel had gelegen, zou uiteindelijk niet zozeer Caen als wel het Cotentin-schiereiland het grootste punt van defensieve zorg voor de Duitsers zijn ge–weest in verband met de grote (bevoorradings-)haven van Cherbourg. Het was het OKW van Hitler dat had bevolen Caen en het oostelijk Ornegebied dicht te houden voor de geallieerde opmars. Wanneer generaal Montgomery dus gedacht mocht hebben dat hij Rommels tactiek vantevoren had ‘door–zien’, dan had hij het mis.
Positie van de 21e Panzerdivision naast de 12e SS–Panzerdivision ‘Hitlerjugend’(de Baby Division der Britten die het wel heel lang volhield na D-day en nog zou houden!) ter verdediging van Caen op 28 juli 1944. Detail van een geheime geallieerde militaire kaart. Bijgesloten in: R.Holmes. D-day 1944. Van Operatie Overlord tot de bevrijding van Parijs (Kosmos-Z&K Uitgevers. Utrecht/Antwerpen, 2004)
Juli-augustus 1944: een jonge motorkoerier of-verkenner van de 12. SS-Panzerdivision ‘Hitlerjugend’ graaft zich in naast zijn tegen duik–bommenwerpers (Jabo’s) met droog gras gecamoufleerde motorfiets die het gesjabloneerde ‘sleutel–op-schild’-embleem van zijn divisie het achterspatbord toont, onder de SS-kentekenplaat. De foto is genomen tijdens de strijd ten zuiden van Caen.
Juli-augustus 1944: ingegraven grenadiers van de 12. SS-Panzerdivision ‘Hitlerjugend’ in camouflage-jacks bekijken in de omgeving van Caen het voorbijrijden van een halfrupswagen met een stuk PAK 40-geschut op sleep.(H.A.Jacobsen en H.Dollinger (samenstelling), Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog in foto’s en documenten, nr. 8, deel XV: De invasie (Profit-Boeken. Amsterdam, 1964), [63])
Vluchtende Normandische burgers (links) en Duitse militairen op een wagen in de stad Caen in juli of augustus 1944. (Filmstill)
Twee in camouflagepakken gestoken Duitse mitrailleurschutters van de 12e SS-Pantserdivisie ‘Hitlerjugend’ in actie met een MG42 ‘in Normandië’, juli 1944.(https://en.wikipedia.org/wiki/12th_SS_Panzer_Division_Hitlerjugend#/media/File:Walki_na_froncie_w_Normandii_na_zach%C3%B3d_od_Caen._(2-371).jpg)
28 juli 1944: Duitse verdedigingsgordel van Le Havre in het noordoosten tot aan de westkust van het Kanaal aan de basis van het Cotentin-schiereiland volgens een geheime militaire kaart der geallieerden. Opvallend zijn nu de SS-tankdivisies half om wegenknooppunt Caen heen en die in het westen tegen de Amerikanen.(Copie van kaart bijgesloten in: R.Holmes. D-day 1944. Van Operatie Overlord tot de bevrijding van Parijs (Kosmos-Z&K Uitgevers. Utrecht/Antwerpen, 2004)
Eind juli 1944: majoor Howard (nu onderscheiden met een DSO) in een strijdpauze midden tussen de scherpschutters van zijn Compagnie D (minus de gewond geraakte en afgevoerde Wally Parr) bij het Château Saint Côme, dep. Calvados, Normandië. V.l.n.r: ‘Wackers’ Waite, ‘Pete’ Musty, ‘Nobby’ Clarke, majoor John Howard, Peter (‘Rocky’) Bright, ‘Paddy’ O’Donnell en Denis (‘Eddie’) Edwards.(D.Edwards, The Devil’s Own Luck (repr. 2001), foto 8)
Wat de 6e Luchtlandingsdivisie van generaal Gale in het Ornegebied vanaf D-Day 1944 innam en behield. Links de Orne en het Kanaal van Caen, hier ten onrechte ook de Orne genoemd;rechts de rivier de Dives. Noch de Divette, noch het Grande Canal staat mede aangegeven. Ranville: 6 juni; Amfreville: 6 juni; Hérouvillette: 6 juni 1944 (en weer kwijtgeraakt); Bréville: 13 juni; Escoville: 18 juli 1944; Colombelles: 19 juli;Sallenelles: 17 augustus; Gonneville: 17 augustus; Varaville: 17 augustus; Bavent-Robehomme: 17-18 augustus; Merville-Franceville: 18 augustus; Petiville: 18 augustus 1944 en Cabourg: 21 augustus 1944. De Duitse tegenstanders waren voornamelijk de 716e Infanteriedivisie en de 21e Pantserdivisie geweest.(Naar: https://www.alamy.com/stock-photo-d-day-june-6-1944-ranville-british-war-cemetery-and-memorial-first-90768859.html)
Juni-augustus 1944: la vie continuera, desnoods onder de grond in de kraamkliniek van Léa Vion, de verzetsleidster in Bénouville-Zuid.
Foto’s uit het blad Illustrated Magazine d.d. 9 september 1944 van het werk in het maternité van directrice Léa Vion (‘Mémé’) in Bénouville dat in de frontlijn lag. De veilige kelder van de Middeleeuwse kapel op het terrein van het Château was sinds D-Day o.m. ingericht als verloskamer. De opnamen dateren van 27 juli (doop in kapel) tot en met augustus 1944, toen Caen was bevrijd en madame Vion haar FFI-armband kon dragen. Cf. J.Fr.Turner, Invasie ’44. De geschiedenis van D-day, 322-323 die de naam Léa Vion echter niet noemt. (https://twitter.com/6thairborne/status/1241521779354542085/photo)
Hoofdstuk 186.
31 juli 1944: Geallieerde uitbraak uit Normandisch bruggenhoofd
Op 31 juli volgde de beslissende slag bij Avranches door met name de Ame–rikaanse 4e Pantserdivisie van generaal Wood. Ook hier vielen eerst duizen–den geallieerde bommen. De Amerikanen en dan vooral de kolonnes van het zojuist uit Engeland gearriveerde Derde Leger onder de drieste, maar effec-tieve generaal George Patton, rukten nu des te sneller op: zowel tijdelijk zuidwestelijk Bretagne in als hoger, Noord-Frankrijk in. Het geallieerde bruggenhoofd werd definitief landwaarts verlaten, en wel zo snel als de Duitse tanks van de 7e Pantserdivisie indertijd in de warme zomer van 1940 naar Normandië gekomen waren onder de jagende Erwin Rommel ‘tot het zeewater over mijn laarzen spoelde’.
Generaal Eisenhower waarschuwt de inwoners ‘van deze stad’ enige dagen voor hun eigen veiligheid te verdwijnen naar het platteland. Vanaf 7 juni 1944 was Avranches al gebombardeerd. Toen de Amerikanen er doorheen trokken was de plaats grotendeels een ruïne.(https://media.paperblog.fr/i/200/2003179/7-juin-1944-bombardement-davranches-L-1.jpeg )
Een indruk van Avranches, 7 juni 1944.(https://granville.maville.com/actu/actudet_-juin-1944-avranches-bombardee_10-2578956_actu.Htm )
Vanaf eind juli 1944: Avranches in Amerikaanse handen. Een Shermantank en een Amerikaanse truck (links) zijn te zien in een tamelijk onbeschadigd deel van de zwaar gebombardeerde stad.
Hoofdstuk 187.
Augustus 1944: Duits eindspel in Frankrijk
Majoor Howard verstuurt een brief
Het Duitse oostelijke front begon intussen ineen te storten onder de gewel–dige Russische druk die, zoals was overeengekomen, een week na D-Day was ingezet, maar door Rommel en anderen later was verwacht. Duitse ste–den leden onderwijl steeds zwaarder onder dag en nacht uitgevoerde gealli–eerde luchtbombardementen. In augustus volgde bovendien nog een Ameri–kaanse amfibische landing aan de Zuidfranse kust, Operatie Dragoon. De le–gendarische en naar verluidt meest gedecoreerde Amerikaanse infanteriesol–daat, Audy Murphy, was daarbij aanwezig en beschreef de bijna onhoudbare toestand voor de Duitsers in zijn geromantiseerde oorlogsmemoires treffend als volgt:‘De Duitse situatie werd vergeleken met die van een man die een gestolen huis had bezet. Nu hamerde de gerechtigheid zowel op zijn voor- als achterdeur. Terwijl hij afwisselend heen en weer holde tussen die deu–ren, en ze met alle macht probeerde dicht te houden, opende zich in de vloer een valluik en vanuit de kelder begon een derde partij omhoog te klimmen. Die partij waren wij.’ (A.Murphy, To Hell and Back )
De gehavende 21e Pantserdivisie werd naar aanleiding van deze Operatie Dragoon uit de Normandische strijd gehaald en samen met kolonel Hans von Lucks restanten zuidwaarts doorgestuurd naar het dal van de Rhône. Daar streed von Luck opnieuw tevergeefs, thans tegen de Vrije Franse tanks van generaal Leclerc, maar hij ontkwam. Het laatste restje van het Duitse le–ger in Noord-Frankrijk zou vanaf 16 augustus 1944 door artilleriebeschie–tingen en luchtbombardementen vreselijk worden gemangeld in de helse ‘zak van Falaise’ na aanvang van de mislukte Pools-Canadese Operatie Totalize van 7 augustus die echter wel een grote doorbraak ten zuiden van Caen betekende, en Operatie Tractable van 14 augustus. Het was onder meer de steeds erger toegetakelde 21e Pantserdivisie welke voor deze helse ge–vechtsgelegenheid plotseling weer was teruggeroepen uit het zuiden. 20.000 tot 40.000 Duitsers wisten bij Falaise toch te ontkomen naar de Seine door een open gelaten gat waarvoor met name de fanatieke 12e Waffen SS-Pan-tserdivisie ‘Hitlerjugend’ had gezorgd door het gebruik van vertragende gevechtstactieken. Montgomery werd er door de onstuimiger Amerikanen wederom schuin op aangekeken, maar opperbevelhebber Eisenhower zelf had opgemerkt dat de geallieerde legers op elkáar hadden kunnen schieten als zij in de buurt van Falaise elkaar te dicht genaderd zouden zijn bij het sluiten van the pocket. Met eigen ogen kon hij er de verschrikkelijke slachting in ogenschouw nemen.
Zo monter, gemotoriseerd en snel als de Duitsers Frankrijk inkwamen in mei 1940, zo gedemoraliseerd, wanhopig en gehavend was vaak hun terugtocht. In de ‘zak van Falaise’ in Normandië waren zelfs talrijke paard-en wagens aange–troffen. Lanen als de bovenstaande werden gemakkelijk overhoop geschoten door laagvliegende geallieerde jacht–vliegtuigen zoals de met raketten bewapende Typhoons. Het hele terrein stonk verschrikkelijk naar brand-en lijken–lucht en overal zwermden aasvliegen vanwege het warme weer.
Tienersoldaten in dienst van de Duitse Wehrmacht, hier als krijgsgevangenen van de Amerikanen (uiterst rechts op de foto) in Normandië, waarschijnlijk bij Falaise, augustus 1944.
In augustus 1944 was van alle officieren van Compagnie D alleen majoor John Howard (DSO) zelf nog op de been. Zijn onderofficieren waren uitge–teld. Sergeant ‘Wagger’ Thornton, het kleine koele werkpaard, werd in zijn been getroffen en afgevoerd. Op 10 augustus vond majoor Howard eindelijk wat tijd voor een brief naar ‘Graham’ met wederwaardigheden over o.m. zijn strijd in Normandië:
’10 Augustus 1944.
Rond D +14, mijn allereerste gelegenheid om een minuut stil te zitten, stelde ik wat aantekeningen samen over de inname van de bruggen door 150 man–schappen en zo’n 20 (sic; lees: 30) genisten. Sindsdien heb ik mensen lastiggevallen om permissie te krijgen om aan jou of kolonel Neville een copie te sturen, maar ze wilden die gewoon niet geven. Het was een groots feestje, Graham, echt iets de moeite waard. Iets waar ik altijd naar heb verlangd.Goh, wat had ik geluk om voor de taak te worden gekozen. Mijn jongens waren groots, vanaf het moment dat wij er opafgingen, alles ging echt volgens plan, precies naar ieder detail van het plan dat we zo vaak in Engeland hadden gerepeteerd, en (volgens) de heel gedetailleerde uitleg over ons uitstekende (zandtafel-)model en luchtverkenningsfoto’s. Inlichting–enrapporten waren eersteklas, geen middel bleef onbeproefd voor onze show. Ik begrijp dat het (zandtafel-)model van beide bruggen) naar één of ander museum gaat. Het feit dat wij werden afgelost door een parachutis–tenbataljon lichte infanterie (Somersets) maakte het een show van de lichte infanterie. De para-brigadecommandant (Nigel Poett) onder wiens bevel ik werkte, komt uit de D.L.I. (Durham Light Infantry). Hij is een fijne vent. Op grond hiervan hebben wij ons ingezet om één van de bruggen (de Ornebrug bij Ranville) ‘Light Infantry Bridge’ te laten noemen. De andere (de ka–naalbrug) is al uitgebreid voorzien van een bord‘Pegasus Bridge’. Heeft Dick Bartlett (Compagnie C, 7e Parachutisten–bataljon) jou verteld dat zijn compagnie naar de brug moest scheuren om ons te helpen, meteen nadat hij was geland en op de ontmoe–tingsplaats aangekomen? Peter Lewendon zou de leidende pelotonsscommandant zijn en een ander van het regiment. He–laas werd Peter ziek rond D – 3. Walter Parrish, ook uit het Regiment, nam diens plaats in, zodat het nog steeds een regimentsshow was. Slecht weer liet Dick’s (parachutisten)com–pagnie overal verspreid neerkomen, zodat zij ons eigenlijk nooit als eersten bereikten. Om dezelfde reden kwam onze aflossing bijna twee uur te laat, 03:30 in de ochtend in plaats van 01:30. Wij crashten om 00:20 uur. Onze zweefvliegtuigpiloten waren gewoon geweldig, alleen God weet hoe ze ons op de juiste landingszone kregen and toen de toestellen nog precies op de plek die ik bij de briefing had aangewezen. Mij werd verteld dat een Russi–sche generale staf die de zweefvliegtuigen had gezien, niet kon geloven dat die ’s nachts waren geland op zulke oneffen bodem en zelfs opperden dat ze daar voor de show waren neergezet. Mijn jongens zijn er woest over. (Majoor) ‘Flaps’ Edmunds had een moeilijke tijd om een vijandelijke stelling op te rollen die hem verveelde aan zijn front. Hij kreeg mortiertreffers en werd naar huis gevlogen, wij dachten allemaal nogal erg gewond aan het hoofd. Maar de sluwe ouwe vos kwam er overheen en is zelfs weer hier. Ik heb er een stel bijna raak gehad, maar ook ik heb een dikke huid. Mijn 2e in bevel, (kapitein) Brian Priday, zat in het enige van de zes zweefvliegtuigen dat de bruggen niet bereikte. Hij landde aan de overkant (sic) van de rivier de Dives en had 24 uur nodig om zich terug te vechten met Tony Hooper’s peloton en vijf genisten: een goeie show. Hij ging bij mij weg om Flaps op te volgen als commanderend officier van B, maar werd gewond bij een peletonsaanval. Ik voelde me nogal bezwaard met mijn eigen lintje, ik meende dat het naar Dan (sic, lees: Den) Brotheridge had moeten gaan, die werd gedood toen ji over de (kanaal-)brug stormde. Hij heeft een Militair Kruis (posthuum ontvangen). Het regiment onderscheidde zich door een gepantserde tegenaanval af te slaan op ongeveer D plus 4. Ik zal die ervaring nooit vergeten; het leek mij zo erg als de bestorming van de bruggen. We schakelden die dag vier PZ.KW 4-(tank)s en diverse pantserwagens uit. Mijn compagnie (Compagnie D ‘Ox and Bucks) strikte een pantserwagen en we hebben hem nog compleet met een M.G. 34(-(machinegeweer) en 20 mm.(-luchtafweergeschut).Alles prima werkend. Hij staat bekend als ‘John Howards pantser’ en wordt veel gepraat over waneer ik hem zou moeten inzetten. Ik luisterde een maand geleden naar een concert van onze band. Deed me goed om het te horen en de ouwe vertrouwde gezichten te zien. Ze hadden net gewisseld van groene hoofddeksels van het regiment naar khaki baretten en waren doodsbenauwd dat kolonel Neville ervan zou horen.’ (Eerst gepubliceerd in Oxfordshire and Buckinghamshire Light Infantry Quarterly Journal November 1944, cf.‘https://www.sofo.org.uk/pegasusstoriesjohnhowardletter1944/)
Hoofdstuk 188.
Half augustus-begin september 1944: Compagnie D vecht eindstrijd tot in het dorp Foulbec aan de Seine
Het 2e Bataljon waar Compagnie D, ‘Ox and Bucks’ deel van uitmaakte werd vanaf half augustus met tussenpozen verplaatst -soms marcherend, soms in vrachtwagens- uiteindelijk richting de Seine. Op 13 en 14 augustus 1944 vocht het bij Le Mesnil; 15 en 16 augustus bij de zogenaamde ‘Hellfire Corner’; op 17 augustus vertrok het naar Gonneville-en-Auge. De 30-jarige Lance-Corporal Jack (‘Smacker’) Drew uit Uffington, Berkshire van 24 Platoon sneuvelde onder het vuur van een Duits machinegeweer op deze 17e augustus nabij Varaville. (L/Cpl Jack Drew ligt begraven in Ranville War Cemetery, sectie 1A, rij C, graf 4. Zie http://highworthhistoricalsociety.co.uk/lest–we–forget–27.htm, 1)
Voor Frankrijk werd de veelal verlangde ‘bevrijding’ door de geallieerden uiteraard geen onverdeeld genoegen. Ongekend geweld was immers op hen neergedaald. Tienduizenden inwoners verliezen het leven, familieleden en hun woningen door bombardementen en beschietingen. De wanhopig terug–trekkende Duitsers gedroegen zich niet zo vriendelijk meer jegens de Franse inwoners als na de aanvankelijke strijd in juni 1940 en veelal tijdens de be-zetting. Op 18 augustus 1944 werden alsnog Joden met een laatste trein van–uit Parijs abtransportiert naar een SS-vernietigingskamp. (Cf. Richard Vinen, The Unfree French. Life under the Occupation, 365) Het Duitse leger zal juist die treinen hard nodig hebben gehad, maar irrationaliteit was doorgaans een nazi-gegeven geweest. Voor deze grote ongelukkige groep Joden kwam de hulp dus te laat, maar Joodse onderduikers in Frankrijk en andere vervolgden achter de geallieerde linies zaten er eindelijk veilig.
Op 20 augustus 1944 forceerden Duitse militairen de deur van het apparte–ment van de 88-jarige witbesnorde veldmaarschalk Henri Philippe Pétain in Vichy. Zonder reeële macht was de bejaarde man met zijn collaborerende, fel anti-semitische regering die nooit door de geallieerden werd erkend, in die stad gebleven, terwijl Hitler in november 1942 gehéel Frankrijk had laten bezet–ten. Le Maréchal had zijn positie níet willen opgeven. Daarom kwamen de Duitsers hun extreemrechtse ‘vriend’ ophalen om hem naar Sigmaringen in Duitsland te vervoeren. Diens Franse lijfwachten gingen het gevecht maar niet aan. Zo’n tweehonderd stadsbewoners dorsten inmiddels al op straat luid de Marseillaise te zingen. De Vichy-regering had afgedaan. En liet een eerloos spoor van diepe ellende achter. Generaal Charles de Gaulle, eens ter dood veroordeeld wegens ‘hoogverrraad’ door ditzelfde Vichy, stond klaar om Frankrijk over te nemen. (Het ophalen van Pétain naar Richard Vinen, ibidem; De Franse president Emmanuel Macron kreeg in 2018 veel kritiek, nadat hij had gezegd dat het ‘legitiem’ was Pétains rol als een ‘groot soldaat’ in de Eerste Wereldoorlog te eren. De Vichy-periode leek hij liever over te slaan. Regeringswoordvoerders moesten de zaak rechtbreien: de president wilde slechts ‘de historische waarheid benoemen’, geen eerbetoon geven, cf. https://edition.cnn.com/2018/11/08/europe/france-macron-petain-intl/index.htm)
Op 18 en 19 augustus werd Compagnie D verplaatst naar Varaville aan de Divette; op 20 augustus naar Troarn aan de Dives; op 21 augustus naar Brucourt en Heuland; op de 22e naar Forges-de-Bionville en voort naar Tourqueville. De volgende dag naar St.Arnoult en Touques; 24 augustus naar St.Philebert. Op 25 augustus bereikte men Manneville-la-Raoult, dep. Eure, Haute Normandie. (Ten zuidoosten van Honfleur aan de Normandische kust tussen dat havenplaatsje en Pont-Audemer waar de Nederlandse Irenebrigade in augustus vocht.) De 20-jarige korporaal Stanley Evans die was geland met de derde Horsa bij de kanaalbrug en had gediend onder de gewonde luitenant ‘Sandy’ Smith, moest het commando van zijn toenmalige peloton overne–men van een weer andere, gewond geraakte officier. Dit peloton kwam onder hevig Duits machinegeweervuur te liggen bij een brug over de rivier Morelle nabij Manneville–la Raoult. Evans besloot alleen naar voren te dringen en het MG-nest aan te vallen. Hij slaagde erin de bevelvoerende Duitse onderofficier dodelijk te treffen waarna ook diens mitrailleurschutters zich overgaven en het Britse peloton verder kon oprukken naar de Seine. (Denis Edwards, The Devil’s Own Luck vermeldt alle plaatsen. Voor Evans zie een door generaal Richard Gale ondertekend legerverslag gedateerd december 1944, in: http://www.pegasusarchive.org/normandy/stan–evans.htm, 1. Of korporaal Evans hiervoor werd onderscheiden is mij onbekend. Wel ontving hij het ‘algemenere’, Franse Croix de Guerre. Lance-Corporal William H.Short van het 2e Bataljon ‘Ox and Bucks’ werd voor zijn moed vergelijkbaar met die van Evans hier onderscheiden met de Military Medal. William Short was zijn gewond geraakte bevelvoerder komen te vervangen als sectieaanvoerder en trok onverschrokken ‘op de vijand af met de brengun vurend vanaf de heup’, cf. http://www.paradata.org.uk/people/william.h.short.)
Corporal Stanley Evans
Linkerbovenhoek: Kanaalkust met de historische haven van Honfleur. Boven: rivier de Seine. Midden, bij blauwe stip: Manville-la Raoult, departement Eure, Haute Normandie.(https://www.viamichelin.fr/web/Cartes-plans/Carte_plan-Manneville_la_Raoult-27210-Eure-France)
Omgeving van Manneville-la Raoult aan de rivier de Morelle in dep. Eure, Haute Normandie. (https://www.tripadvisor.fr/Tourism-g1950780-Manneville_la_Raoult_Eure_Haute_Normandie_Normandy-Vacations.htm. )
Compagnie D nam in die periode deel aan de achtervolging van de in paniek op de vlucht geslagen Duitsers. Howards Britse troep bereikte zo op 26 au–gustus 1944 het dorpje Foulbec, département Eure, région Haute-Norman–die, nabij rivier de Seine. Dit landelijke plaatsje had nog geen 300 inwoners en bestond voor een deel uit historische, Normandische vakwerkpanden. Het bezit een kerkje gewijd aan de Hl. Martinus daterende uit de 12e-13e eeuw en een dorpsschooltje. (Voor Foulbec als einddoel, zie: J.Howard en P.Bates, The Pegasus Diaries, 155) Op die dag besluit generaal Gale van de 6e Luchtlandingsdivisie om een es–kadron van de Belgische Brigade ‘Piron’ die zij aan zij vocht met de Nederlandse Prinses Irenebrigade, hogerop, naar de plaats Pont Audemer in Normandië te sturen om er de lokale brug te veroveren. Dit om de terug–tocht van de Duitse achterwacht af te snijden. Het eskadron ontvangt hevig vuur van de Duitse vijand die zich met tactisch voordeel heeft ingegraven op de orverhellingen van de rivier de Risle.
De wilde achtervolging van de Duitsers eind augustus 1944. Op 26 augustus neemt de Prinses Irenebrigade nog onder bevel van generaalmajoor Richard Gale en brigadegeneraal Nigel Poett van de 5e Luchtlandingsbrigade de plaats Pont d’Audemer aan de rivier de Risle (boven, rechts van de havenplaats Honfleur) in Normandië in. Bij hun afscheid van de 6e Luchtlandingsdivisie ontvingen zij van beide Britse generaals lovende woorden op schrift.
Nederlanders van de Prinses Irenebrigade in het door hen mede bevrijde Pont d’Audemer, Normandië, eind augustus 1944. De militair rechts hanteert een Britse brengun. Zij ressorteerden onder de Britse 6e Luchtlandings-divisie.(https://www.facebook.com/radiosensations.normandie/posts/1001912199938950/)
Maar de naamgever en bevelhebber van de 1st Belgian Brigade, kolonel Piron, had sedert het vertrek zijn 3de Gemotoriseerde Eenheid op de as Honfleur-Berville (-sur-Mer)-Foulbec geplaatst om ze vooraf te laten vor–deren. Deze eenheid had Conteville verlaten en kwam ter hoogte van het eskadron. Zij trokken eveneens hevig vijandelijk afweervuur. Gezien de in–tensiteit ervan moest de eenheid zich terugtrekken. Die betreurde enkele gewonden en één gesneuvelde. De afgesplitste Belgische pantserwagens van de Brigade ‘Piron’ waren in het gehucht Foulbec op dezelfde 26 augus–tus herenigd met hun brigade die al vocht bij de lokale Seinebrug die de Duitsers wilden opblazen. Om 08:15 (Britse tijd) in de ochtend stelde lui–tenant d’Oultremont van de Belgische brigade die als opdracht had gehad actie te ondernemen tegen deze brug van Foulbec, echter vast dat die door de Duitsers werd vernield. (Voor de Belgische Brigade ‘Piron’ zie b.v.: https://en.wikipedia.org/wiki/Independent_Belgian_Brigade; http://www.brigade-piron.be/campagnes_fr.html. http://www.brigade-piron.be/temoignages2/tem_Michael_Emile.html. Voor een Belgische gesneuvelde bij Foulbec: http://www.brigade-piron.be/memoriam_normandie/memoriam_norm_mouchet_francois_nl.html. Een aanzienlijk aantal gesneuvelden van de Brigade Piron in Normandië betrof mannen die gewonde kameraden trachtten weg te halen uit de vuurlinies. Voor Belgische pantserverkenningswagens zie: http://daimler-fighting-vehicles.co.uk/DFV-File%20Part%20D009d-Belguim%20Piron%20brigade.pdf. Voor de Prinses Irenebrigade in Normandië, zie nog: http://www.prinsesirenebrigade.nl/inname-pont-audemer.html.)
Pantserwagens van de Belgische Brigade ‘Piron’ nabij Foulbec, Normandië, 26 augustus 1944.(https://www.backtonormandy.org/the-history/army-groups/21-army-group/independent-brigades-21-army-groups/1-belgian-infantry-brigade-piron/3935-1st-belgian-infantry-brigade-piron-pursuit-near-foulbec.html)
Een Staghound-gepantserde verkenningswagen met de insignes van de 1st Belgian Armoured Car Squadron van de Brigade ‘Piron’ als tentoongesteld op vliegveld Ursel, België in 2008. (Naar: https://www.tracesofwar.com/articles/4589/Modeste-Van-Den-Bogaert-experiences-in–the-Piron-Brigade.htm)
Tot deze tijd had het oprukkende 2e Bataljon der ‘Ox and Bucks’ bijna constant onder hevig vuur van met name de zeer gevaarlijke 8,8 cm-kanonnen, mortieren, machinegeweren en Duitse sluipschutters geope–reerd. Dit Duitse storende vuur moest de geallieerden ophouden en bin–den, zodat tienduizenden terugtrekkende Duitsers alsnog de Seine over konden steken. (Een deel ervan zou in het najaar van 1944 Walcheren nog bezet houden!) Talloze gewonden en doden moest het Britse 2e Bataljon daarom nog deze weken achterlaten. In het agrarische dorpje Foulbec zette majoor John Howard zijn zoveelste, maar laatste commandopost op Franse bodem op ‘in een school’, wel de oude dorpsschool-annex-mairie. De verheugde hoofdonderwijzer bood hem er bij gebrek aan goederen die de Boches hadden geroofd, zijn eigen 18-jarige dochter aan… De gelukkig gehuwde majoor kreeg last van plaatsvervangende schaamte. Het ‘ge–schenk’ werd resoluut geweigerd! (John Howard wilde er ver na de oorlog niet voor instaan dat één of meerdere van zijn mannen het kostbare geschenk níet hadden geaccepteerd. Foulbec als eindbestemming qua strijd alleen vermeld in: Denis Edwards, The Devil’s Own Luck, 157-161. Majoor Howard, noch S.E.Ambrose, Pegasus Bridge2, 162 vermeldde de naam. H.K. von Keusgen, Pegasus-Brücke und Batterie Merville (2014), 201 meldt net zo vaag dat majoor Howard ‘bis fast zur Seine-Mündung’ kwam; het sluit wel aan bij bovenstaande.) Vanaf hun hoogte had de Britse compagnie in Foulbec een magnifiek uitzicht op de zich chaotisch terugtrekkende Duitse troepen die zich aan de Seine met honderden begonnen over te geven én nog werden beschoten door geal–lieerde artillerie en vliegtuigen. Niettemin was rust voor de manschappen ook hier níet gegaran–deerd: de compagnie moest de kop laag en erbij hou–den’ vanwege Duitse tegenbeschietingen. (J.Howard en P.Bates, The Pegasus Diaries, 155)
Departement Eure, Haute-Normandie. Blauwe stip: Foulbec. Boven: de Seine. Midden, links: Manneville-la Raoult waar Compagnie D ‘Ox and Bucks’ vandaan kwam. Linksboven: de bekende Middeleeuwse havenplaats Honfleur. (Michelin-kaart)
Gemeentehuis-lagere school (Mairie-École) in Foulbec, dep. Eure, Haute Normandie op een ansicht uit ca.1920. Coll. Musée nationale de l’Éducation, inv.nr. 1987.02192.(https://www.reseau-canope.fr/musee/collections/fr/museum/mne/foulbec-eure-mairie-ecole/8f0a3e5b-60c0-49bf-8146-9005b859f5a7)
St.Martin-Kerk en kerkhof te Foulbec, dep. Eure,Haute Normandie.(https://www.alltrails.com/de/france/eure/foulbec)
Foulbec bij église St.Martin, landschap.(https://www.alltrails.com/de/france/eure/foulbec)
In een ander ‘dorp aan de Seine’ was de nu flink uitgedunde Compagnie D ‘Ox and Bucks’ pas voor het eerst getuige van de brute, vernederende en gewelddadige behandeling (‘zuivering’) van de (femmes) tondues, tontes of les poules des boches (‘kaalgeschorenen’ of ‘moffenmeiden’, moffenhoe–ren’) in het kader van de épuration. (Cf. S.E.Ambrose, Pegasus Bridge2 (1988), 162 die echter geen plaatsnaam opgeeft). Betreffende dorp zal zeer waarschijnlijk Berville-sur-Mer heb–ben betroffen waar zich een vooroorlogse oversteekplaats met veerboot aan de Seine bevond. Bekend is dat de Belgische Brigade Piron –naast de ‘Ox and Bucks’ als een onderdeel van de Britse 6e Luchtlandingsdivisie– was bevolen naar de (verwoeste) Seinebrug bij Foulbec te rijden en daarna was doorgetrokken over genoemd Berville-sur-Mer en de rivier de Seine naar de dorpen Caudebec en Bolbec en tenslotte tot aan Harfleur vanwaar men de havenstad Le Havre kon zien liggen. Compagnie D ‘Ox and Bucks’ zelf is níet de Seine overgestoken. De rivier bleef haar grens tot zij uit de strijd werd genomen. (Berville-sur-Mer is níet te verwarren met Berville-sur-Seine dat meer richting Rouen ligt aan de rivier en waar Compagnie D ‘Ox and Bucks’ en de Belgische Brigade Piron zeker nooit zijn geweest. In het huidige Berville-sur-Mer staat ook een herdenkingsteken voor de 6th Airlanding Brigade en de 6th Airbotrne Division, zie: https://www.normandywarguide.com/place/6th-airlanding-brigade-memorial)
De Seine was dus nog vóór augustus 1944 door de geallieerden bereikt. De militaire planners van de Normandische strijd hadden zeker vanaf 7 april 1944 (Montgomery’s uiteenzetting in St.Paul’s School) op D +90 in het hoofd gehad als richtdatum voor het bereiken van die rivier… (C.d’Este, Decision in Normandy, 77)
De rode lijn geeft de route van oprukken van de Belgische Brigade Piron weer. Ook het Zuid-Limburgse ‘witte stadje’ Thorn is door deze brigade bevrijd. De rode stip aan de Seine tussen Pont Audemer en Caudebec aan de overzijde van de rivier betreft Berville -sur-Mer. (http://www.brigade-piron.be/campagnes_nl.html)
26 augustus 1944: operatiegebied aan de Seine voor de Belgische Brigade ‘Piron’ aangesloten bij 6th Airlanding Brigade. Rechtson–der: Foulbec waar majoor John Howard zijn laatste D Coy Head–quarters had gevestigd in de dorpsschool op 25 augustus.(https://nl.wikipedia.org/wiki/Bestand:Map_commune_FR_insee_code_27064.png)
Dergelijk volkshandelen tegen vrouwen, als onderdeel van épuration sau–vage of ‘wilde zuivering’, was eigenmachtig: noch door de Gaulles proviso–rische regering, noch door de geallieerden opgedragen, integendeel. Te–rechte en begrijpelijke woede om de militaire Duitse bezetters en hun handlangers werd nu tamelijk laf gericht tegen tamelijk weerloze meisjes en vrouwen. Met kaal geschoren of kort geknipt hoofd werden verdachte vrouwen ten tonele gevoerd, soms extra voorzien van een opgeschilderd hakenkruis, soms daarbij ontkleed tot op het ondergoed of geheel of half naakt. Aangezien dat in de regel bij opgepakte collaborerende mannen werd nagelaten, wilden Franse mannen blijkbaar eveneens ‘controle over vrouwelijke sexualiteit’ terug. Soms liep een kaalgeschoren vrouw met klein kind in de armen. (Zo liep de 23-jarige Simone Touseau met haar 3-jarige kind, gekregen met de Beierse beheerder van een militair boekenmagazijn, in Chartres eenzaam voor een stoet joelenden uit op een beroemde foto van de Amerikaanse fotograaf Robert Capa d.d. 18 augustus 1944, cf. https://iconicphotos.wordpress.com/tag/robert-capa/.) Op karren werden zij wel rondgere–den, soms aan lantarenpalen vastgebonden, zoals majoor John Howard zelf waarnam in een dorp bij de Seine (Foulbec, Berville-sur-Mer). Alles wegens vermeende of aangetoonde zogenaamde collaboration horizontale of senti–mentale. In het ruïneuze Carentan, Normandië werden de afgeschoren vrouwenharen op een hoop gegooid en in brand gestoken. Volgens een Amerikaanse ooggetuige was die afschuwelijke geur ‘mijlen in de omtrek te ruiken’. Dat dergelijke mishandelde vrouwen veelal doodsangsten hebben uitgestaan, lijdt geen twijfel. Daarbij werden zij dikwijls genoeg gefotogra–feerd of gefilmd. In Frankrijk konden dergelijke foto’s nog opduiken als te verzenden postkaarten…
Kaalscheren als algemeen voorkomende publieke vernedering voor ‘horizontale’ collaboratrices in Frankrijk (en elders) na de bevrijding, van juli tot in september 1944. Locatie onvermeld.(http://www.racontemoilhistoire.com/2016/06/femmes-tondues/femme-tonte-1944-liberation/#main)
Normandië, zomer 1944: vrouwen en groupe kaalgeschoren en onder ‘mannelijk’ tromgeroffel rondgereden op een boerenkar.(Naar: https://www.ouest-france.fr/normandie/yves-lecouturier-1944-lepuration-en-normandie-340763)
Bergerac, Dordogne, september 1944.(https://espritdepays.com/dordogne/histoire/epuration-femmes-en-dordogne-1944-1951-2e-partie)
Bergerac, Dordogne, september 1944: op de trappen van nota bene het Paleis van Justitie.
Het schandelijke kaalscheren en door de straten voeren van een ‘vier– of vijftal pécheresses (zondaressen)’ werd gebilligd door de ‘dappere’ verzetsgroep F.T.P. (Franc Tireurs et Partidans) in de plaats Tournon in de Ardèche : ‘Hebt u de kaalgeschoren vrouwen gezien? Het is nooit te laat om wel te doen.’ (…) ‘en men heeft wat geweld moeten gebruiken’ waarna de gezellige bevrijdingsdag werd afgesloten met een fier gezongen Marseillaise. Artikel over het fenomeen kaalscheren in L’Assaut d.d. 25 september 1944.(http://museedelaresistanceenligne.org/media9375-Avez-vous-vu-les-Tondues-G-i-LAssaut-i-25-septembre-1944#zoom-tab)
Zuid-Frankrijk, augustus 1944(http://braultjeanpaul.unblog.fr/2014/08/07/des-tondues-et-collaborateurs/)
Parijs, 20 augustus 1944: alleen, huilend en op blote voeten mee.(https://www.radiofrance.fr/franceculture/podcasts/la-fabrique-de-l-histoire/peut-on-faire-une-histoire-comparee-de-l-epuration-en-europe-7934622)
Behalve kaalknippen en besmeuren met verf, menie of teer,bleek in Frankrijk regelmatig ook ontkleding van vrouwen die op enigerlei wijze met met Duitsers waren omgegaan, tot openbare vernederingsprocedures te behoren. De Franse gendarme (met pet) links en de verzetsman van de FFI geheel ter rechterzijde verhinderden de wraakmethodes blijkbaar niet.Ook fotografeerden geallieerde militairen zelf dergelijke taferelen zonder in te grijpen. Er ware Amerikaanse soldaten die juist vrouwen met kaal hoofd uitkozen, want die zouden nergens met een achteraf-klacht terecht kunnen… Vele vrouwen zijn gevlucht uit hun woonplaats of ook door naar Duitsland.(http://www.racontemoilhistoire.com/2016/06/femmes-tondues/femme-tondue-collaboratrice-liberation/)
Frankrijk, 1944. Half ontkleed én geketend.(https://www.gettyimages.co.uk/detail/news-photo/repr%C3%A9sailles-contre-les-collaborateurs-en-france-en-1944-news-photo/558650383)
Avignon, Place de l’Horloge, 25 augustus 1944. Te oordelen naar De armbanden van de begeleidende mannen, behoorden zij tot een verzetsgroep. (https://incendo.noblogs.org/post/2014/09/03/place-horloge-avignon-1944-femme-tondue/)
Marseille, 1944.(https://www.histoire-fr.com/troisieme_republique_seconde_guerre_mondiale_8.htm)
Parijs, eind augustus 1944. (https://www.lotsearch.net/lot/liberation-de-paris-femme-tondue-c-1945-32817137#mz-expanded-view-941490362508)
‘Mise en plis á la mode nazie’. Dat dit wraakzuchtige, schandelijke volksgericht toegepast op met name vrouwen paradoxalerwijze bij ‘l’épuration (sauvage) á la Libération’ door voormalige Franse onderdrukten zélf als ‘kapsel op nazi-wijze’ worden beschouwd, bewijst deze foto uit 1944. De ommezwaai naar eigen onrecht is snel gemaakt.(http://www.racontemoilhistoire.com/2016/06/femmes-tondues/mise-en-pli/#main)
Franse postkaart uit 1945, naar tekening van G.Petit uit 1944.Coll. Imagoimages, ID: 0096092568.(https://www.imago-images.com/st/0096092568)
Dit volksgericht, een nationale orgie waarvan duizenden (vermeend) gecol–laboreerd hebbende vrouwen en meisjes inclusief prostituees in bevrijd Frankrijk slachtoffer werden, deed op heel veel plaatsen in West-Europa eveneens zijn intrede. Dergelijke mishandelingen kunnen dus niet worden beschouwd als losstaande incidenten. ‘De vrouw als strijdtoneel’ is hierover recent wel kritisch geopperd. (Naar: https://www.trouw.nl/nieuws/de-vrouw-als-strijdtoneel~b94922a2/) Voormalige door de bezetter onderdrukten werden, nauwelijks bevrijd, zelf daders. De humane, gelovige majoor John Howard gruwde van dergelijke wraakpraktijken. Hoe zat het trouwens, zo vroegen zijn Britten zich af, met de vele lokale, voorheen zo enthousiast met die na–zi’s collaborerende aanhangers van de Vichy-regering? Nergens meer te be–kennen! Compagnie D ‘Ox and Bucks’ besloot zich daarom liever níet met intern-Franse aangelegenheden te bemoeien. (Voor getuige majoor Howard zie: S.E.Ambrose, Pegasus Bridge2, 162. Voor Franse zuiveringen inclusief o.m. kaalknippen en de lange nasleep van dit ongemakkelijke fenomeen, zie: Philippe Boudrel, L’épuration sauvage 1944-1945 (Tempus Perrin. Paris, 2008); https://larepubliquedeslivres.com/enfin-le-grand-livre-sur-lepuration/comment-page-4/; Yves Lecouturier, 1944, l’épuration en Normandie (Documents de l’histoire. Éditions Ouest-France. Rennes, Bretagne, 2011); Richard Vinne in zijn The Unfree french. Life under the Occupation (2007), 346-356: Femmes tondues geeft een goed overzicht en deze auteur beschouwt het fenomeen als laf; https://fr.wikipedia.org/wiki/%C3%89puration_%C3%A0_la_Lib%C3%A9ration_en_France; https://www.justice.gouv.fr/histoire-et-patrimoine-10050/la-justice-dans-lhistoire-10288/justice-de-lepuration-a-la-fin-de-la-seconde-guerre-mondiale-22401.html; https://www.crrl.fr/module-Contenus-viewpub-tid-2-pid-117.html; https://books.openedition.org/irhis/592; https://en.wikipedia.org/wiki/Horizontal_collaboration; http://expos-historiques.cannes.com/a/3460/article-de-presse-du-journal-cannes-riviera-sur-l-epuration-16-septembre-1944-jx108-/; https://www.rtbf.be/article/retour-aux-sources-les-femmes-tondues-pour-collaboration-en-44-9812871; https://www.nonfiction.fr/article-9464-les-differentes-facettes-de-lepuration-apres-guerre.htm; https://www.radiofrance.fr/franceculture/non-l-epuration-n-a-pas-ete-sauvage-apres-la-seconde-guerre-mondiale-5781320; https://journals.openedition.org/clio/518; https://www.francebleu.fr/emissions/saga-40-le-quotidien-des-parisiens-sous-l-occupation/107-1/saga-40-paris-sous-l-occupation-l-epuration; https://rarehistoricalphotos.com/french-female-collaborator-punished-head-shaved-publicly-mark-1944/ https://www.jungleredwriters.com/2018/08/james-benn-discusses-wild-purge.html; https://twitter.com/Historiaaa2/status/1199736602802708480/photo/; https://www.ebay.fr/itm/294437216511; Amerikaanse filmbeelden van 29 augustus 1944 in Chatou, dep. Seine et Oise, Yvelines: http://www.museedelaresistanceenligne.org/expo.php?expo=84&theme=159; voor Nederland zie o.a.: https://www.tweedewereldoorlog.nl/onderzoekuitgelicht/liefde-in-tijden-van-oorlog/liefde-of-seksueel-collaboreren/)
Eén onfris voorbeeld van een Fransman tijdens en na de oorlog mag vol–staan: François Mitterand (1916-1996) die het in 1981 tot president van de republiek schopte. De jonge, politiek ultrarechts georiënteerde Mitterand was als verslagen militair en dwangarbeider uit Duitse krijgsgevangenschap teruggekeerd in Frankrijk in december 1941. Hij beweerde later dat hij zich ‘direct bij het verzet’ had aan gesloten. Dat had hij níet. Als zovelen had hij dat zijdelings gedaan, toen de krijgskansen voor de Duitsers duidelijk waren gekeerd. Een vage Franse figuur bekend geworden als een Vichysto-résis–tant. Hij werd in 1942 een Vichy-ambtenaar en was door maarschalk Pétain zelf in het voorjaar van 1943 zelfs gedecoreerd. Over zijn Pétain-medaille loog hij na de oorlog enige malen, voordat hij de waarheid toegaf. Hoewel naar het zich liet aanzien geen antisemiet, interesseerde het verschrikkelij–ke lot van de Joden onder het Vichy van Pétain en Laval Mitterand in het geheel niet. Hij sprak er nooit een woord over. Of hij ontkende dat hij er iets van had geweten. Nog in 1994 beweerde hij wel dat ‘de Vichy-wetten slechts van toepassing waren op buitenlandse Joden in Frankrijk, niet op Franse Joden’. Dat is een onwaarheid. Zijn toch dunne lijnen met de Résis–tance van generaal de Gaulle gebruikte François Mitterand later wel graag om zich politiek omhoog te werken, dan als lid van de Parti Socialiste… Zijn krijgsgevangenschap in Duitsland benadrukte hij in een waarschuwing voor het ontstaan van ‘nationalisme’ voor het naoorlogse Europese Parlement. Maar nooit heeft de zichzelf dienende, ambitieuze man spijt betuigd voor zijn steun aan het Vichy-regi–me. Hij bleef streven naar verzoening met het Franse oorlogsverleden. (Naar: Michael Curtis, Verdict on Vichy. Power and Prejudice in the Vichy France Regime (First US Edition; Arcade Publishing. New York, 2002), 249-253; https://isgeschiedenis.nl/nieuws/francois-mitterrand-van-vichy-ambtenaar-tot-franse-president; https://nl.wikipedia.org/wiki/Fran%C3%A7ois_Mitterrand https://www.vpro.nl/programmas/zomergasten/lees/gasten/2011/achtergronden-fragmenten-2011/francois-mitterand.html)
Een jonge François Mitterand (rechts), ambtenaar voor Vichy, op de foto met de door hem bewonderde, met de Duitsers collaborerende maarschalk Pétain (met witte snor).(https://en.wikipedia.org/wiki/Fran%C3%A7ois_Mitterrand#/media/File:Fran%C3%A7ois_Mitterrand_1942.jpg)
Hoofdstuk 189.
25 augustus 1944: Parijs bevrijd, generaal de Gaulle neemt bestuur over
Op 25 augustus werd Parijs bevrijd door Franse binnenlandse strijdkrachten en generaal Leclercs pantsertroepen die in Zuid-Frankrijk waren geland, én door de Amerikanen van het 5e Legerkorps onder generaal Gerow. Leclerc negeerde vóór Parijs prompt militaire opdrachten van Gerow onder wiens bevel hij formeel viel. Generaal Charles de Gaulle organiseerde zonder enig geallieerd vooroverleg direct een grote parade: het eigengereide ‘staats–hoofd’ was immers thuis… De verheugde Fransen leken deze oorlog al te hebben afgesloten, hoewel niet alle Duitsers en hun steunbetuigers uit de stad en zeker nog niet uit geheel Frankrijk waren verdreven. Toen De Gaulle de Notre Dame-kathedraal bezocht voor een dienst werd binnenin de kerk zelfs nog enige malen geschoten. Voorheen in Frankrijk ten bate van het Franse verzet gedropte geallieerde instructieofficieren en agenten werden op bevel van de eerzuchtige De Gaulle sindsdien geheel buiten spel ge–plaatst. Hij tolereerde geen enkele politieke invloed van de geallieerden meer...
26 augustus 1944: parade over de Champs d’Élysées in Parijs van Vrije Franse Troepen van generaals de Gaulle en Leclerc samen met de Amerikanen. ‘Leve de Gaulle’ juicht het bord rechts. Niemand kon meer om de patriottische, doortastende, politiek stevige en ook ijdele man heen. Vóór het communisme zijn land zou overnemen, zo geloofde hij, moesten de verzetsgroepen worden verenigd in de FFI en de landspolitiek onmiddellijk in zíjn handen worden gelegd. Wat de geallieerde leiders ook van de prima donna mochten denken.Zelfs Winston Churchill kreeg later tranen in de ogen,toen hij zag hoe geliefd le général Charles de Gaulle bij de Fransen bleek te zijn. De moeilijke man had wel de eer van Frankrijk gered.(https://en.wikipedia.org/wiki/1944#/media/File:Crowds_of_French_patriots_line_the_Champs_Elysees-edit2.jpg)
Generaal Charles de Gaulle van de Vrije Fransen aan het hoofd van zijn bestuur in bevrijd Parijs, 26 augustus 1944. Zijn parade zou over de Champs Elysées lopen en eindigen in de Nôtre Dame-kathedraal waar nog werd geschoten… Toejuichingen waren echter alom zijn deel vanaf zij landng na D-Day.
De Gaulle (met pet) in bevrijd Parijs, 26 augustus 1944.
Hoofdstuk 190.
2 september 1944: Feldwebel Heinz Hickmann krijgsgevangen genomen
De in het nauw gedreven en blijkbaar geheel van zijn regiment geïsoleerd geraakte Feldwebel Heinz Hickmann van het Fallschirmjäger Regiment 6 (6e Parachutistenregiment) trachtte op 2 september 1944 wanhopig ergens de rivier de Orne over te zwemmen. Britse of Canadese soldaten beschoten hem. Hij raakte daarbij licht gewond, gaf zich over, werd krijgsgevangen genomen en naar Engeland afgevoerd. Sedert 10 augustus al was Hick–manns regiment uit de frontlinie op de Cotentin gehaald en naar Caen verwezen. Op die dag waren er slechts zo’n 40 to 60 militairen van zijn regiment overgebleven… (Deze groep mannen, wederom onder leiding van Oberst von der Heydte, sprong op 17 december 1944 tijdens het Ardennenoffensief voor de laatste keer in de oorlog en boven bebost gebied in West-Duitsland. Bij Monschau in de Eifel werd het restant van dit 6e Parachutistenregiment dezelfde dag nog vernietigd. Von der Heydte was bij zijn overgave aan de Amerikanen geheel alleen. Hij kwam als gevangene terecht in o.a. Trent Park, Engeland. De ‘keurige’ doctor in de rechten Von der Heydte bleek daar tevoren hebben geweten van Duitse ‘kampen met gaskamers’ in b.v. Tjechoslowakije, zie: Sönke Neitzel, Tapping Hitlers’s Generals. Transcripts of Secret Conversations, 1942-1945 (Front Line Books, London. 2013), 54; 222 (Doc.130 d.d. maart 1945). Ook híj wist dus dat dit geen ‘gewone’ oorlog was. )
Hoofdstuk 191.
2 september 1944: Compagnie D terug op het Britse honk
Op deze zelfde zaterdag 2e september werd het uitgeputte Britse luchtlan–dingsbataljon uit de strijd genomen en naar Engeland vervoerd waar het twee dagen later in het Bulford-kamp te Wiltshire arriveerde. (Naar: http://highworthhistoricalsociety.co.uk/lest–we–forget–27.htm, 1) Op 5 september besloot men van hogerhand eveneens Compagnie D uit de strijd te nemen. Een strijd die 91 vermoeiende dagen had geduurd. Majoor John Howards eenheid telde nog maar 40 man van de oorspronkelijke 180. Per vrachtwagen werden over-gebleven weerbare manschappen vanaf Foulbec aan de de Seine terugge–reden naar Arromanches, dep. Calvados aan de Kanaalkust. Daar passeer–den zij de op het getij mee beweegbare rijbruggen naar de vanaf 8 juni af–gezonken, maar kort daarna door een storm op 18 juni vernielde en deels weer herstelde, kunstmatige Mulberry B-havens en werden er op een schip met bestemming Portsmouth gezet. (Vóór Colleville met Omaha Beach kregen de Amerikanen de Mulberry A-haven) Die havens waren trouwens heimelijk gebouwd bij het nabij Portsmouth gelegen Hayling Island. Vanaf D-Day en de hele zomer van 1944 door werden alleen al vanaf de kades en werven van deze havenstad meer dan 170. 0000 geallieerde troepen en een geschatte 43.000 tanks en mili–taire voertuigen ingescheept voor Normandië. (Cf. https://www.historynet.com/how-the-english-city-of-portsmouth-played-a-pivotal-role-on-d-day/) Vanuit de historische marinehaven van Portsmouth -de stad die meer dan zestig keer was getroffen door bommen van de Luftwaffe – ging de tocht van de uitgedunde Compagnie D ‘Ox and Bucks’ verder per trein naar bloody Bulford, de be–ruchte militaire ‘thuis’-haven van deze geduchte luchtlandingseenheid.
Mogelijke planningssketch voor de Mulberry B-haven bij Arromanches. Dergelijke over het Kanaal transporteerbare havens (op het getij mee beweegbare rijbruggen (Whale) en pierhoofden (Spud) achter afgezonken schepen en betonnen caissons (Phoenix) waren door premier Churchill bevolen. Hoe geniaal ook, generaal Montgomery wilde er geen absolúut vertrouwen in stellen, omdat ze konden worden verwoest door wind en golven en/of door Duitse beschietingen. Er moesten na D-Day zo spoedig mogelijk grotere Franse havens veroverd voor bevoorrading en troepentransport: Cherbourg, Brest en St.Malo in Bretagne en die ook aan de Loiremonding. Coll. The D-Day Story, Portsmouth, Engeland.(https://theddaystory.com/ElasticSearch/?si_elastic_detail=PORMG%20:%202001/634/)
De door de Britse marine in het geheim naar de kust vóór Arromanches dep. Calvados in Normandië gesleepte onderdelen (op het getij mee beweegbare rijbruggen, af te zinken schepen en betonnen caissons) van de kunstmatige Mulberry B-havens hebben uitstekend dienst gedaan voor geallieerde bevoorrading na D-Day. Slechts de onverwachte, ruige storm van 18 juni 1944 gooide tijdelijk roet in het eten. Foto van 2 oktober 1944. Merk op hoe glad het wateroppervlak is binnen de afgezonken dammen.(https://www.mapsworldwide.com/gifts-c1655/posters-c1783/d-day-mulberry-harbour-photo-posters-p16824)
Pier van bailey-rijbrugonderdelen van Mulberry B Harbour– Whale (voor: rijweg) overgevaren naar en aangelegd op 8 juni 1944 bij Arromanches, Normandië. Op de brug een Shermantank. Zuidelijke blik naar de kusthoogte. Coll. The D-Day Story, Portsmouth, Engeland. (Bewerkt naar: https://theddaystory.com/ddayimages/1990_24_10.jpg)
Rijbruggen op pontons gereed bij Arromanches, noordelijke blik naar zee.(https://www.submerged.co.uk/arromanches-mulberry-harbour/)
Portsmouth, Hampshire, Zuid-Engeland, gefotografeerd op 26 mei 1944. Blik naar zuidwesten over Nr.2 Basin in de dockyard. Op 5 juni 1944 lag het ook hier vol met landingsschepen. Het schip K573 (rechts van de kadekraan) is HMS Stayner, een captain-class fregat.(https://prints.rmg.co.uk/products/portsmouth-hampshire-on-26th-may-1944-looking-south-west-across-no2-basin-in-the-dockyard-n25504)
Fregat HMS Stayner (K573), bestrijdster van Duitse motortorpedoboten (E-Boats). Het schip patrouilleerde op D-Day en later langs de Normandische aanvalskust. Foto van luitenant S.J. Beadell, Royal Navy. Coll. IWM Londen, beeld A 24049.(https://www.wikidata.org/wiki/Q11713487#/media/File:HMS_Stayner_1944_IWM_A_24049.jpg)
Hoofdstuk 192.
Herfst en winter 1944–voorjaar 1945: Vermelde zweefvliegtuigpiloten en Compagnie D-soldaten tijdens Operatie Market Garden bij Arnhem en Oosterbeek (17-26 september 1944), de Slag om de Ardennen (winter 1944) en bij Operatie Varsity bij Hamminkeln aan de Rijn (24 maart 1945)
En op die bloedige zomer volgde een bloedrode herfst. Zondag 17 september 1944. Mooi weer. Zweefvliegtuigpiloten als Jim Wallwork en John Ains–worth van Chalk #91, beiden inmiddels met een Distinguished Flying Medal vereerd en nadat in Engeland hun wonden waren verpleegd en zij waren genezen, zetten wederom op het vasteland een Horsa-zweefvliegtuig met infanteristen van de Britse 1e Luchtlandingsdivisie veilig aan de grond op een volle landingszone op de heide bij Arnhem. Juist als op Zuid-Sicilië, waarheen hij Commando’s had vervoerd, moest Wallwork daarna zelf als zweefvliegtuigpiloot het geweer ter hand nemen om de beruchte perimeter bij Oosterbeek te verdedigen tegen een vijandelijke, gepantserde overmacht. Jim Wallwork overleefde en wist samen met enige honderden Britten en Polen de Rijn zuidelijk over te steken naar eigen troepen tijdens Operatie Pegasus I of II. Enige andere piloten die eerder Compagnie D ‘Ox and Bucks’ naar Normandië hadden vervoerd, vlogen eveneens op Arnhem. De dan uitgeschakelde majoor John Howard wist ervan. Zo duikt navigator-copiloot Peter Boyle van Horsa Chalk 93 op 17-18 september 1944 weer op als een in een perimeter bij Arnhem-Oosterbeek patrouille lopende 1e sergeant van B Squadron van het GPR voor wiens ogen niet alleen zijn goede vriend Paddy Boyd werd gedood door een schot in het hoofd, maar ook collega-piloot Briggs in de rug zwaar werd gewond en overleed. Horsa-piloot Staff Sergeant Arthur Cyril Lawrence van Chalk 94 die verkeerd was losgekoppeld bij de Dives, vloog op 17 september 1944 op Arnhem en sneu-velde reeds op 18 september op 32-jarige leeftijd. Aanvankelijk begraven in een massagraf niet ver van hotel Tafelberg, werd hij herbegraven op 3 september 1945 in de Oosterbeek War Cemetery. (Zie: . https://www.paradata.org.uk/people/arthur-c-lawrence, waar zijn Normandië-strijd onbekend lijkt; https://www.ancestry.com/genealogy/records/arthur-cyril-lawrence-24-15dms8r) Staff Sergeant Phil A. (‘Bruce’) Hobbs (DFM) die lt. Woods 2e Peloton van Compagnie D had vervoerd naar Normandië, vloog op 17 september 1944 vanaf Blakehill Farm in Engeland samen met co-piloot Sergeant Moore richting Arnhem en vervoerde No.4 Section, 2nd MMG Platoon van het 7th KOSB, toen de sleepkabel het begaf boven het Kanaal. Hobbs wist zijn Horsa echter ongehavend op het zeewater te laten landen waardoor beide piloten en hun passagiers uit zee konden worden opgepikt en in veiligheid gebracht. (Felix Jackson, in: http:/www.pegasusarchive.org/arnhem/veterans.htm.) Staff Sergeant Roy A. Howard die Horsa Chalk 96 van luitenant Dennis Fox had bestuurd, wordt eveneens genoemd als één dergenen die bij Arnhem vochten. (Roy Howard verschafte informatie aan auteur Martin Middlebrook voor diens bekende boek Arnhem 1944 –The Airborne Battle, 17-26 September (Penguin Books Ltd.. Middlesex, 1994), vertaald als Arnhem. Ooggetuigenverslagen van de Slag om Arnhem 17-26 september 1944 (Bosch & Keuning. Baarn, 1994)). In totaal 1348 piloten van het Britse Glider Pilot Regiment trokken naar Arnhem; 219 sneuvelden, 511 bleven vermist en 532 werden geëvacueerd.
De kleine koele sergeant Charles (‘Wagger’) Thornton die het Duitse ge–pantserde halfrupsvoertuig bij de Bénouville-wegkruising had afgestopt met zijn PIAT en later gewond was afgevoerd naar Engeland, diende daarna als parachutist-infanterist én vrijwilliger bij Arnhem. Zonder majoor Howards medeweten was Thornton na een spoedige genezing namelijk overgestapt van de 6e naar de 1e Luchtlandingsdivisie van generaal ‘Boy’ Browning waar hij in korte tijd had leren parachutespringen. De trouwe, efficiënte Thornton streed in het heroïsche 2e Bataljon zij aan zij naast de commandant ervan, kolonel John Frost, in huizen naast de noordelijke oprit van de Arnhemse verkeersbrug. Samen ook met de gewonde Frost werd hij na vier helse, maar gedenkwaardige dagen krijgsgevangen gemaakt op 21 september 1944. Hij raakte bij Arnhem ernstig gewond aan een voet waar hij zijn hele leven last van bleef houden. Vóór D-Day had sergeant Thornton reeds (en kolonel Frost eveneens!) om de Primosole-brug over de rivier Simeto op Sicilië gevochten. (Schriftelijke mededeling van Marc Jacquinot, voormalig directeur van het Musée Mémorial Pégasus d.d. 18 september 2003) Driemaal is de heldhaftige sergeant zodoende van onschat–bare waarde geweest bij een voor de Britten vitale verkeersbrug. Waar–schijnlijk was hij ook de enige. ‘Three Bridges’ Thornton werd daarom zijn tweede bijnaam, naast ‘Wagger’. (Naar mededeling van M.Jacquinot) En wonder, zowel Frost als Thornton overleefde. Dat hadden zij in niet geringe mate mede te danken aan het feit dat de Waffen SS-pantsertroepen rond Arnhem in het algemeen een groot militair respect voor hun taaie, lichtbewapende Britse tegenstanders hadden weten op te brengen. ‘Sigaar? Mooi gevecht, niet?’, had een loensende Duitser in Arnhem eens aan een uitgeputte, krijgsge–vangen gemaakte Britse parachutist gevraagd. Bij de slag om Arnhem verloren de Britten zo’n 8000 van de 10.000 man luchtlandingstroepen.
1 December 1944: op Buckingham Palace in Londen kregen enige trotse GPR-piloten een Distinguished Flying Medal. De ons bekende Staff Sergeants Phil A.Hobbs van E Squadron GPR (uiterst links), Stanley Pearson van C Squadron GPR (tweede van links) en Jim Wallwork van C Squadron GPR (tweede van rechts) behoorden evenals Staff Sergeant W.Herbert van E Squadron GPR (midden) tot deze gelukkigen. Staff Sergeant T.Moore van F Squadron GPR (uiterst rechts) ontvaing een Military Medal.(https://www.paradata.org.uk/media/4301)
Op 1 december 1944 mochten enige GPR-zweefpiloten, zoals hier Staff Sergeant Stanley Pearson (links) uit Hull die was toegevoegd geweest aan Compagnie D ‘Ox and Bucks’ als piloot in Chalk 95 én als koerier voor majoor Howard , en Staff Sergeant William Charles Herbert uit Cheltenham (rechts) een Distinguished Flying Medal in ontvangst nemen op Buckingham Palace in Londen. Hun beider grote verdienste betrof de eerste uren van Operatie ‘Tonga’ in Normandië.(https://twitter.com/6thairborne/status/1068656799618871297/photo/1)
De jonge Staff Sergeant Stan Pearson in de krant: was lid van de East Riding Yeomanry van de Territiorial Army, vloog zweefvliegtuigen naar Noord-Afrika, Sicilië, voer over naar Italië met First Airborne Division, vloog naar de Ornebrug op D-Day wat hem zijn DFM-onderscheiding opleverde, en tenslotte op Arnhem op 17 september 1944. Na de oorlog werkte Stan Pearson in een drukkerij.(Naar: https://twitter.com/6thairborne/status/1068916657207287808/photo/1)
Hoofdstuk 193.
13 november 1944: Majoor Howard begint overnieuw en krijgt verkeersongeluk
Tien dagen na de verloren slag om Arnhem wilde een in Engeland bijge–komen majoor Howard in Bulford zijn Compagnie D opnieuw opstarten. Let wel, er bestonden géén andere Britse coup de main-groepen bij de infanterie. Majoor John Howard begon weer from scratch: recruten trainen, op zíjn ma–nier. Een maand later al oefenden zij met scherpe patronen in de door de Duitsers gebombardeerde stad Birmingham. Straatgevechten, en in het duis–ter. Op 13 november 1944 echter raakte John Howard betrokken bij een ern–stig verkeersongeval. Een Amerikaanse vrachtwagen uit een militair konvooi had zich niet aan de Engelse verkeersregels gehouden en raakte Howards jeep frontaal. Zijn beide benen en een heup waren gekraakt en daarvan zou hij zijn verdere leven altijd veel pijn hebben. Tot maart 1945 verbleef een te–leurgestelde John Howard in een ziekenhuis in Oxford waar zijn vrouw Joy hem in alles steunde.
Hoofdstuk 194.
Winter 1944-1945 en 24 maart 1945: Compagnie D beleeft Ardennenoffensief en oversteek van de Rijn: de laatste gesneuvelden
Compagnie D ‘Ox and Bucks’ was, nu onder nieuw bevel, ten strijde ge–trokken met het luchtlandingsregiment in België tijdens de winterse ‘Slag om de Ardennen’ (door de Amerikanen Battle of the Bulge gedoopt) die met Kerstmis 1944 was ingezet als de laatste, grote Duitse aanval aan het weste–lijke front. Het Britse 6e Luchtlandingsregiment lag in positie bij Givet naast Amerikaanse parachutisten van het 507e. Lance Corporal Lambley van Compagnie D, één der veroveraars van de Ornebrug, sneuvelde daarbij. Na aflossing op 21 februari 1945 waren overige Britse luchtlandingssoldaten weer terug in Bulford, op 28 februari. (http://highworthhistoricalsociety.co.uk/lest–we–forget–27.htm, 1)
De aangevulde compagnie stak enige weken daarna de Rijn bij Hammin–keln in Duitsland over tijdens de bloedige Operatie Varsity op 24 maart 1945. Op Horsa-piloot Jim Wallwork (DFM) en andere ons bekende zweef–vliegtuigpiloten werd hierbij nogmaals een beroep gedaan om troepen af te leveren. (Voor Wallwork eerder bij Arnhem en Oosterbeek, zie b.v. het overlijdensbericht in The Independent gepubliceerd op het web: http://www.independent.co.uk/news/obituaries/jim-wallwork-decorated-gider-pilot-who-took-part-in-d-day-and-operation-market-garden-8471686.html) Piloot Staff Sergeant Phil Hobbs van E Squadron GPR die het 2e Peloton van Compagnie D had neergezet bij de ka–naalbrug en daarmee ook een Distinguished Flying Medal had verdiend, werd bij de Rijnoversteek nogmaals vereerd met een mentioned in despat–ches. (Zie daarvoor zijn neef Felix Jackson, in: http://www.pegasusarchive.org/arnhem/veterans.htm)
Vele sleep- en zweefvliegtuigen werden hier echter getroffen door de zware Duitse luchtafweer. Soldaat Thomas (‘Tommy’) Clare (6e Peloton, Compag–nie D) sneuvelde daarbij jammerlijk, 30 jaar oud, op 24 maart 1945, toen zijn Horsa-zweefvliegtuig met zo’n dertig man aan boord werd aangeschoten en brandend neerstortte. Alle Britse inzittenden stierven. Tommy Clare ligt begraven op de Reichswald War Cemetery te Kleve (Kleef), Duitsland. (Voor een foto van zijn graf zie http://www.paradata.org.uk/media/14569?mediaSection+Biography+picture, 1 of https://www.paradata.org.uk/people/thomas-clare) Op dezelfde bloedige 24 maart 1945 sneuvelde soldaat Frederick Storr (zeer waarschijnlijk) uit Compagnie D, 6e Peloton; ook zijn lichaam werd begraven op het Reichswald War Cemetery.
Graf van Private Thomas Clare op Reichswald War Cemetery bij Kleve/Kleef, Duitsland. Foto: Harvey Grenville.(https://www.paradata.org.uk/people/thomas-clare)
Graf 36c-05 van Private Frederick Lucas Storr (1916-24 maart 1945; legernr. 5388778), behorende tot de ‘Ox and Bucks’ op Reichswald War Cemetery in Kleve/Kleef,Duitsland. Waarschijnlijk betreft dit Private Storr uit majoor Howards 6e Peloton, Compagnie D = 17 Platoon, B Company. Leden van Compagnie D streden in Operatie Varsity, de bloedige oversteek van de Rijn bij Hamminkeln, aangevoerd in Horsa’s. Vele toestellen werden daar geraakt door afweervuur.(https://www.online-begraafplaatsen.nl/zerken.asp?sortpers=leeftijd&command=showgraf&bgp=2845&grafid=855869&char=S)
Private Alfred (‘Alf’; ‘Lucky Jim’’) Whitbread uit het 6e peloton (Coy B, 27 Platoon) diende na Normandië, als enige anderen uit Compagnie D, tijdens Operatie Varsity, de oversteek over de Rijn bij Hamminkeln, Duitsland op 24 maart 1945. Ook hier werden zweefvliegtuigen ingezet. Bijna 1500 man van het ‘Ox and Bucks’-regiment sneuvelden hierbij. Alf Whitbread had zich voor deze strijd wederom als vrijwilliger aangemeld. Het eerste Horsa-zweefvliegtuig in Engeland waar hij in moest stappen, bleek te vol beladen, Alf moest er weer uit. Hij ging bij een volgende aan boord. De eerste Horsa maakte bij Hamminkeln een fatale crash-landing: allen aan boord kwamen om. Vele Horsa’s werden er geraakt door hevig Duits luchtafweervuur, vele in brand geschoten. Alfs Horsa landde, maar brak prompt in tweeën. Slechts drie van de dertig man onder wie hijzelf wist als overlevende uit te stappen.
De Horsa die Dennis Fox, voorheen luitenant van de het 6e Peloton Compagnie D, hierbij vervoerde, werd bij Hamminkeln geraakt door Duits vuur en maakte een crashlanding waarna Fox voor de tweede maal gewond het strijdtoneel moest verlaten en terug naar Engeland werd getransporteerd. Een van zijn been- en polswonden redelijk genezen Richard (‘Sandy’) Smith nam, inmiddels bevorderd tot kapitein, ook deel aan deze gevechten waarvoor hij door veldmaarschalk Montgomery zelfs werd onderscheiden met het Military Cross op 28 april 1945.
Bovenstaande wijst er te meer op hoe uitermate precair de nachtelijke Horsa-landingen bij Ranville en Bénouville zijn geweest!
Lance-Corporal Jess(i)e Cheesley, de vriendelijke, behulpzame soldaat–hospik uit luitenants Woods 2e Peleton bij de kanaalbrug maakte ook deel uit van operatie Varsity (Rijnoversteek) en sneuvelde als 19-jarige op Paas–zaterdag 1 april 1945 ongeschonden in zijn loopgraaf onder de luchtdruk van een ingeslagen mortiergranaat nabij een door de Duitsers verdedigd bos van Greven. David J. Cheesley kreeg een veldgraf bij Huttrup en ligt sinds 23 mei 1947 begraven op het Reichswald War Cemetery bij Kleve (Kleef), Duitsland. (https://www.paradata.org.uk/people/david-jessie-cheesley ; http://highworthhistoricalsociety.co.uk/lest–we–forget–28, 1)
Op 5 april 1945 ging Harry (‘Nobby’) Clark uit het voormalige 2e Peloton onderuit met vier Duitse mitrailleurkogels in de arm. Hij overleefde, maar zou voor altijd zijn rechterhand moeten missen. (Voor een gepubliceerde lijst met leden van Compagnie D ‘Ox and Bucks’ die zijn gesneuveld of krijgsgevangen gemaakt in Normandië, België of Duitsland, zie vooral: https://ww2talk.com/index.php?threads/2-ox-bucks-airborne-pow-help.34527/. Hun legernummers staan er bij.)
Het Oxfordshire and Buckinghamshire Regiment vertrok hierna naar het Verre Oosten. John Howard werd benoemd als plaatsvervangend bevel–hebber van een bataljon. Hoewel hij was ontslagen uit het ziekenhuis, bleef hij tot zijn grote spijt invalide, ondanks tussentijdse looptrainingen. Nog–maals kwam hij op bed terecht, totdat de oorlog ook in Azië was beëindigd.
8 mei 1945: de wijk Battersea in Londen. Compagnie D ‘Ox and Bucks’ had o.m. getraind in straat- en huisgevechten in het door de Luftwaffe gebombardeerde Battersea. Op V.E.-Day (Victory in Europe) mochten deze overlevende meisjes met hun nationale vlag veilig weer naar buiten. Foto van onbekende Amerikaanse fotograaf. Coll. IWM, Londen; HU 49414.(https://livefromww.wordpress.com/2014/05/08/8-may-1945/)
Hoofdstuk 195.
Leden Compagnie D ‘Ox and Bucks’ na de oorlog
‘Kom vanavond met verhalen hoe de oorlog is verdwenen en herhaal ze honderd malen alle malen zal ik wenen…’(Leo Vroman, Vrede (1915, gedicht uit bundel Uit slaapwandelen (Querido. Amsterdam, 1957).(https://meandermagazine.nl/2012/02/klassieker-153-leo-vroman-vrede/)
Het Britse leger ontsloeg majoor John Howard uit dienst, maar zou hem niet vergeten. Na de oorlog werd hij o.a. ambtenaar op het Ministerie voor Voed–selvoorziening. De Fransen vergaten hem evenmin. Op 6 juni 1954 ontving Howard het prestigieuze Croix de Guerre, avec Palme uit handen van de Franse regering. Vanaf het midden van de jaren ‘70 hebben de voormalige tegenstanders Hans von Luck en John Howard elkaar ontmoet, bijeenge–bracht door de Zweedse Militaire Academie. Zij werden uitgenodigd lezing–en over militair leiderschap te verzorgen, wat zij beiden aanvaardden. Zij zijn daardoor zo op elkaar gesteld geraakt dat zij vrienden werden, al zal, zo nemen wij aan, Howard nooit hebben begrepen waarom von Luck diens nazi-Führer Hitler had willen (blijven) dienen. Na zijn pensionering in 1974 keerde de moeilijk lopende majoor bijna elk jaar terug vanuit zijn woon–plaats Burcot bij Abingdon naar ‘zijn’ Pegasus Bridge bij Bénouville waar hij tot op hoge leeftijd graag aan groepen veteranen en toeristen vertelde over zijn coup de main-actie. Slechts de naoorlogse verhouding met zijn voormalige plaatsvervanger en vriend, Captain Brian Priday, was bekoeld, omdat die had gevonden dat Howard te weinig had aangedrongen bij de militaire brass op een voor Priday hogere onderscheiding. Brian Priday was naar Australië vertrokken en bleef er steeds in de luwte. Howard beweerde dat hij er niet toe bij machte was geweest vanwege zijn eigen, geringe rang. Hij maakte mee hoe een redelijk gelijkende bronzen buste van hem, vervaardigd door de Britse kunstenares Vivi Mallock, werd geplaatst nabij de plek waar Horsa Chalk 91 landde op slechts 47 meter afstand van de brug van Bénouville.
Buste van majoor Reginald John Howard bij Bénouville ontworpen door Vivi Mallock De tekst op de bijgevoegde plakette is te lezen op hieronder vermelde website.(https://statues.vanderkrogt.net/object.php?webpage=CO&record=frbn024)
Bij de 50-jarige herdenking van D-Day duwde ex-piloot Jim Horley Wallwork (DFM) de rolstoel van zijn voormalige commandant over de rolhefbrug. De markante, maar immer bescheiden John Howard stierf op 86-jarige leeftijd als weduwnaar op 5 september 1999 in een ziekenhuis in Surrey, Engeland, een berichtje dat, behalve Britse en Amerikaanse, ook de Nederlandse kranten haalde. Majoor Howard ligt begraven bij de St.-Michael and All Angels-kerk in Clifton Hampden. Zijn roem leeft voort na zijn allerlaatste ‘Ham and Jam-afscheid’. Zijn dochter Penny Bates-Howard nam vaak de honours waar voor hem en ondersteunde andere veteranen van Compagnie D.
Groepsfoto uit 1982 van enige leden van Compagnie D ‘Ox and Bucks’ in Bénouville met in het midden op de achterste rij majoor John Howard in bruin pak. De dame is Arlette Gondrée, eigenaresse van café Gondrée.(Naar: https://www.paradata.org.uk/people/john-howard-0)
Luitenant Dennis Fox (MBO) klom op tot majoor en verliet het leger in 1955. Daarna heeft hij voor Independent Television Netwerk gewerkt en was zodoende o.a. betrokken bij de productie van de film The Longest Day (1962)! Hij is in 1993 op 73-jarige leeftijd gestorven.
Luitenant H. J. ‘Tod’ Sweeney (MC) werd kolonel. Hij bleef militair tot zijn 55e en werd vervolgens directeur van een hondenasiel.
Kolonel Henry John (‘Tod’) Sweeney (M.C.)
Luitenant R.A.A. ‘Sandy’ Smith (MC) werd bevorderd tot majoor. Na de dienst werd hij directeur bij Shell en BP in India.
Luitenant Richard (‘Sandy’) Smith gedecoreerd door veldmaarschalk Montgomery in Noord-Duitsland, 1945.
Luitenant David J. Wood (MBE) genas van zijn dijwond en werd kolonel. Hij bleef als militair en burger altijd opgewekt aanwezig bij de vieringen op 6 juni in Bénouville en stierf in 2011.
Colonel David J.Wood (https://www.pegasusarchive.org/normandy/Biog1/David_Wood_3.htm )
Lance Corporal Fred Greenhalgh die jammerlijk verdronk in de poel bij landing is herbegraven op Douvres la Délivrande War Cemetery in Nor–mandië. (Foto van zijn grafsteen o.a. in http://blog.guidedbattlefieldtours.co.uk/2010/10/06/pegasus-bridge-veteran-returns-after-65-years/, 2) Zijn verroeste Bren-mitrailleur werd in 1967 bij toeval door een student opgedregd uit het water van de poel naast landings–zone X en is thans tentoongesteld in Musée Mémorial Pégasus. Angezien er per Horsa-toestel maar één Brengunner aanwezig was, is er -althans bij mij– geen twijfel over de voormalige drager van dit persoonlijke wapen. ( Naar persoonlijke mededeling van voormalig directeur Marc Jacquinot gedan aan de auteur in juni 1998. Dit feit bleef toch onbekend aan auteur Neil Barber in zijn The Pegasus and Orne Bridges, 279:’On a battlefield tour many years ago, a Bren gun was found in the area which was thought to belong to Greenhalgh. However, I cannot find anything recorded about where it was found exactly or how its was positively linked to him.’)
Pat Turner bij het graf van zijn verdronken vriend Fred Greenhalgh bij Douvres la-Délivrande, Calvados, Normandië.
Korporaal Edward (‘Ted’) Tappenden, Howards radioseiner op het hoofd-kwartier, stierf in 1999. Volgens zijn laatste wens werd na de crematie zijn as door zijn familie verstrooid nabij de oorspronkelijke kanaalbrug. Het ge–schiedde aldus achter het Musée Mémorial Pégasus én onder militair hoorn–geschal.
Veteraan Corporal Edward (‘Ted’) Tappenden(https://www.facebook.com/999649076785134/posts/cpl-ted-ham-and-jam-tappendencpl-tappenden-was-major-howards-wireless-operator-o/1696803690402999/ )
Soldaat Walther (‘Wally’) Parr werd nog in 1944 (wederom) korporaal, ge–nas van zijn granaatwonden en wilde na de oorlog zijn vrouw Irene en twee kinderen zoveel mogelijk ontzien. Over de oorlog werd zelfs door deze pra-ter nauwelijks gepraat. Zonder twijfel is hij met majoor Howard het wereld–wijd bekendste lid van Compagnie D geworden, dankzij publicaties van au-teur Stephen Ambrose. Zijn tumultueuze joi de vivre –ook tijdens de oorlog!- gaf daartoe alle aanleiding en die heeft hij zijn hele leven behouden. Als ty–pische buitenman met een gezonde afkeer van autoriteiten begon Parr een ei–gen glazenwassersbedrijf in Catford en runde het later samen met zijn zoon Barry. Toen zijn beminde Irene was gestorven, hertrouwde hij later met de kleine Française Louise en emigreerde naar …Normandië. Hij woonde in de stad Vernon aan de Seine. (Waar veldmaarschalk Montgomery in augustus 1944 de rivier overstak.) Wally Parr heeft zich als veteraan zeer ingezet voor het behoud van de authentieke kanaalbrug. Hij stierf aan hartklachten in Londen op 3 december 2005. Zoon Barry schreef een eenvoudig, liefdevol boek over zijn vaders leven getiteld ‘What d’ya do in the war, Dad?’.
Veteraan Private Walther (‘Wally’) Parr
Korporaal Jack (‘Bill’) Bailey klom op in het leger tot sergeant-majoor in een regiment. Daarna werd hij hoofdklerk in een zakenfirma. Hij ging in Catford wonen, vlakbij zijn vriend Wally Parr. Hij is gestorven.
Soldaat Denis Edwards van het 1e Peloton diende na de oorlog nog in Palestina en schreef een ongepubliceerd en een gepubliceerd verslag (‘The Devil’s Own Luck’) van zijn deelname aan de strijd. Zijn verslag is geba–seerd op clandestien geschreven dagboekaantekeningen tijdens de oorlog. Hij is zeer actief geweest voor de belangen van de veteranen en onderhield nog op hoge leeftijd veelvuldig internetcontact met vele Pegasus Bridge-enthousiastelingen, onder wie de auteur. Hij is gestorven in 2008.
Veteraan Denis Edwards
Korporaal Stanley Evans werd 80 jaar in 2004 en woonde in Kenilworth. Generaal Charles de Gaulle kende korporaal Evans de Franse Croix de Guerre (met bronzen ster) toe, daartoe voorgedragen door generaal-majoor Richard Gale met name voor enkele dappere acties in Normandië in augustus 1944. Samen met majoor Howard was hij de enige drager van deze onderscheiding.
Sergeant M.Charles ‘Wagger’ Thornton had, vóórdat hij bij Ranville landde, reeds op Sicilië een brug mee helpen veroveren te Primosole. Hij volgde na Normandië een parachutetraining en landde 17 september 1944 met kolonel John Frost bij Arnhem. Thornton behoorde tot de allerlaatste krijgsgevangen genomen Britten bij de noordzijde van die brug. Hij overleefde Duitse krijgsgevangenschap. Vandaar dat zijn kameraden hem na de oorlog de bijnaam ‘Three Bridges’ Thorton schonken. (Naar mondelinge mededeling van Marc Jacquinot, directeur van het Musée Mémorial Pégasus) Ook hij duwde majoor John Howards rolstoel meermaals over de kanaalbrug na de oorlog, tot hij zelf op krukken verder moest. Hij was trots op zijn kinderen die universitaire studies volgden en is niet lang vóór 2003 gestorven.
Veteraan Sergeant Charles (‘Wagger’) Thornton bij de brug van Bénouville.
Tot en met 1991 zijn ook de volgende Compagnie D-leden gestorven:
sergeant Ollis (1e Peloton),
soldaat Jackson (1e Peloton),
soldaat ‘Paddy’ O’Donnell (1e Peloton),
korporaal Charles Henry (‘Claude’) Godbold (2e Peloton),
korporaal Porter (5e Peloton),
korporaal Stacey (5e Peloton) en
soldaat Bleach (5e Peloton).
Doug Allen stierf op 27-11-2006
Korporaal Bob Ambrose raakte gewond en krijgsgevangen en stierf op 05-11-2002
Korporaal Alexander Leslie (‘Harry’) Goodsir stierf in de rang van sergeant op 09-01-2000 (roll call in: http://www.paradata.org.uk/people/alexander-l-goodsir).
Soldaat John Lathbury (4e Peloton) werd krijgsgevangen gemaakt, eerst onder de ogen van een Normandische familie vastgehouden in een huis en later getransporteerd naar Duitsland waar hij werd gedwongen in een mijn een losse, witte stof uit te graven. Pas na de oorlog wist hij dat het ruwe asbest was geweest. Hij stierf in oktober 1997.
Alf Whitbread van het 6e Peloton overleefde Operatie Varsity (maart 1945) en leefde daarna een vreedzaam bestaan in Garston. Veertig jaar lang werkte hij als engineer voor London Transport ‘zonder één dag ziek te zijn ge-weest’. Volgens zijn zoon was er ‘niemand die iets slechts van de keurige man wist te vertellen’, hij had nooit zijn stem verheven. Maar zijn vrouw had gemerkt dat hij het moeilijk had gevonden na de oorlog terug te moeten keren naar een burgerbestaan. Pas na zijn pensionering begon hij te praten over de oorlog en bezocht enige malen Normandië. Het personeel van het Musée Mémorial Pégasus had hem als een zeer gewenste held onthaald, zoals zij ook bij zijn veteraan-maten hadden gedaan. Alf Whitbread had zijn medailles in zijn tuin begraven. Hij stierf rustig in 2011 als 88-jarige. (https://www.harrowtimes.co.uk/watfordnews/17686696.remembering-garston-d-day-hero-survived-last-major-battle-wwii/)
De naast de brug door een Duitse sluipschutter in de borst getroffen hospitaalsoldaat van Compagnie D (hetzij Harris, hetzij Lawson) overleefde.
Frank Bourlet uit het 2e Peloton van luitenant David Wood woonde als hoogbejaarde in Alresford, Hampshire. In een interview voor de BBC in 2014 gaf hij toe dikwijls angst te hebben gehad als jonge militair. Hij stierf op 95-jarige leeftijd in juni 2018 en is begraven bij Romsey. (Zie artikel en beeldopnamen van interview in: https://www.bbc.com/news/av/uk-england-hampshire-44534967.)
‘De hele tijd bang, soms echt bang’. Compagnie D-veteraan Frank Bourlet tijdens een interview met de BBC in 2014.(https://www.bbc.com/news/av/uk-england-hampshire-44534967)
Op 11 februari 2019 stierf op 94-jarige leeftijd waarschijnijk het laatste lid van Compagnie D ‘Ox and Bucks’ (uitgezonderd misschien een toegevoegd lid der Royal Engineers?) dat de coup-de-main had meegemaakt, de joyeuze, muziekminnende Albert (‘Tug’) Wilson uit 14 Platoon, B Company onder bevel van luitenant R.A.A.(‘Sandy’) Smith, het 3e Peloton van majoor How–ard. Hij ontving o.m. het Légion d’Honneur van de Franse staat. (Albert Wilson behoorde níet tot 22 Platoon of het 4e, als onterecht beweerd door de Parachute Regimental Association, zie onder). Hij dreef na de oorlog decennialang een horecagelegenheid en stierf in een ziekenhuis te Chelmsford, Engeland. (The Parachute Regimental Association in: https://www.parasmart.info/event/albert-tug-wilson-r-, en https://www.thetimes.co.uk/article/albert-tug-wilson-94-d-day-veteran-who-helped-in-the-capture-of-pegasus-bridge-72b9q3w58.)
Hoogbejaard veteraan Albert (‘Tug’) Wilson (95 jr.)toont zijn het Légion d’Honneur.
Medisch officier kapitein John (Jacobs >) Vaughan bevond zich op 5 mei 1945 in het operatiegebied van de 6e Luchtlandingsbrigade bij Wismar. (http://www. pegasusarchive.org/varsity/war–hqramc.htm) Hij werd na de oorlog huisarts en begon een praktijk. Zij oorlogsverslag ligt vast in zijn boek All Spirits (1989). Hij is gestorven.
Hoofdstuk 196.
GPR-piloten bij Compagnie D na de oorlog
Copiloot Staff Sergeant John Alfred Ainsworth (MM) is na de oorlog nogal onder de radar gebleven. Geen foto of artikel van hem is gepubliceerd in boeken of op het internet. Zijn familie wist zelfs tot vrij recent weinig van zijn militair belang in het kader van D-Day. Bekend is wel dat hij (zoals Jim Wallwork) na genezing van zijn in Bénouville opgelopen verwondingen ook bij Arnhem aanwezig was in september 1944. Hij overleefde ook deze Operatie Market-Garden, maar is na de oorlog relatief jong gestorven. (Cf. https://www.facebook.com/chalklh/posts/remembering-sgt-johnnie-ainsworth-gprit-is-often- overlooked-that-sgt–ainsworth-a/235774683.)
Piloot Staff Sergeant James (‘Jim’) H. Wallwork was na de oorlog tot 1955 vertegenwoordiger in Engeland. Hij emigreerde in 1956 naar Surrey, Brits Columbia, Canada waar hij een veeboerderijtje begon nabij Vancouver. Zijn eerste vrouw was Dorothy, de tweede Genevieve uit de omgeving van Que-bec.
Huwelijksfoto van Jim Wallwork en zijn eerste echtgenote Dorothy. Haar trouwjurk zou zijn vervaardigd uit parachute–zijde.(https://twitter.com/SignifyrArt/status/1032396307975958528/photo/1 )
Hij hield altijd contact met John Howard. Op 5-6 juni 2004 is hij op 84-jarige leeftijd en op uitnodiging in het Musée Mémorial Pégasus in Bénou–ville om samen met prins Charles het enige, geheel gereconstrueerde Horsa-zweefvliegtuig officieel als museumstuk in gebruik te doen nemen. (Foto o.a. in B.Parr, “What d’ya do in the war, Dad?”, 218) Wallwork ontving voor zijn zware, maar nauwkeurige nachtlanding op het kleine driehoekige veldje bij Pegasus Bridge niet alleen een hoge onderscheiding (DFM), maar voortdurend respect van hoge officieren van de Britse luchtmacht en collega-zweefvliegers als b.v. de Amerikaan Gale Ammerman. (G.Ammerman, ’That was an amazing feat of arms’ (in: http://www. datelinepickens.com/peopleinpickens/ammerman.shtml, 3). Jim Wallwork woonde na Surrey, B.C. in Delta, B.C., maar stierf aan hartfalen in een ziekenhuis te White Rock, British Columbia, Canada op 24 januari 2013. Zijn verpleegsters liepen weg met de immer humoristische bejaarde man, getuigde een dochter. Hij zou steeds eerder de loftrompet hebben gestoken over de oorlogshandelingen van anderen dan die van zichzelf. Zijn trotse tweede vrouw Genevieve en twee dochters bleven achter. (Kent Spencer, Decorated D Day glider pilot dies in hospital in White Rock, in The Province, 25 January 2013, in: http://www.theprovince.com/news/Decorated+glider+pilot, 1)
Veteraan-Horsa-piloot Jim Wallwork (DFC) gefotografeerd in British Columbia, Canada, niet lang na 2000.
Jim Wallwork en zijn tweede, Canadese vrouw, Genevieve.(https://alexwh.medium.com/genevieve-james-wallwork-i-cannot-forget-b6786ffcd31)
Jim Wallwork, niet lang vóór zijn overlijden op 24 januari 2013 in White Rock, B.C., Canada. Hij woonde toen in Delta, B.C. en eerder in Surrey, B.C..
De tweede echtgenote van Jim Wallwork, , Genevieve, overleed in 2020 in haar geboorteplaats Gatineau, Quebec. Twee jaar voordien was zij vanuit Delta, West-Canada daarheen verhuisd. Maar haar as moest verstrooid in het Victory Memorial Park in Surrey, B.C..(https://alexwh.medium.com/genevieve-james-wallwork-i-cannot-forget-b6786ffcd31)
Piloot Staff Sergeant Oliver Boland (DFM; Croix de Guerre) (mei 1921-21 juni 1988) woonde na de oorlog bij Stratford-upon-Avon. Zijn laatste adres was ‘Well Cottage’, Fort Street in Pebworth, Worcestershire. Zijn cenotaaf met grafsteen is te vinden in St.Peter Churchyard ter plaatse, zijn as is ver–strooid in de rivier Annan.
Grafsteen van Oliver Fr. Boland te Pebworth, Worcestershire. Opvallend zijn het ontbreken van zijn voormalige militaire rang en van zijn DFM-onderscheiding.(https://militaryimages.net/media/oliver-frederick-boland.121592/)
Co-piloot Staff-Sergeant Phil A. (‘Bruce’) Hobbs van het E Squadron GPR verdiende ook de DFM voor de coup-de-main-vlucht en -landing. Hij vloog daarna samen met sergeant Moore op 17 september vanaf Blakehill naar Arnhem in een Horsa om No.4 Sectie, 2e Middelste Mitrailleurpeloton van het 7e King’s Own Scottish Borderers te vervoeren. Boven het Kanaal brak zijn sleepkabel, maar het toestel kwam ongeschonden op het zeewater terecht en iedereen overleefde. In 1945 vloog hij in het kader van Operatie ‘Varsity’ naar Duitsland. Hobbs werd ‘vermeld in berichten’. (http://www.pegasusarchive.org/arnhem/veterans.htm)
Piloot Staff Sergeant Geoffrey Barkway (Distinguished Flying Medal, laat verleend door een misverstand) genas van de bij landing opgelopen hersenschudding, maar niet van de kogelwond in zijn voorarm. Toen hij de vrijdag na D-Day naar Engeland werd getransporteerd, was reeds gangreen ingezet waardoor de rechterarm moest worden afgezet. De militaire dienst kwam daarmee ten einde. Hij pakte de voorloorlogse studie mechanische techniek weer op in Surrey en werkte daarna dertig jaar lang voor London Transport. Hij ontmoette zijn vrouw in Richmond en woonde in 2006 nog in Great Bookham. Hij is in 2008 gestorven. Betreffende zijn alsnog verkregen DFM, zie de brief van 16 december 1944, verschenen in: Air2/9640: “In placing the enclosed submission before the King, you will doubtless wish to give His Majesty some explanation of the circumstances in which a DFM for Staff Sergeant Barkway is being substituted for one previously approved to Staff Sergeant Baker as indicated in the final item. The error arose as follows: After an airborne landing in Normandy on the night of 5th/6th June 1944, a Senior Officer who had travelled in a glider wished to recommend the pilot for the DFM and enquired his name. All glider pilots had been evacuated and Baker’s name was supplied from the list of pilots detailed for the operation. The detail had, however, been changed at the last minute and Barkway flew the glider while Baker did not take part in the operation at all. The mistake and the failure to detect it until now can easily be understood in the light of the conditions existing at the time and the fact that 1200 glider pilots were concerned in the operation. Baker took part in the Arnhem operation and is now missing. It is certain that he never knew of the award made to him in error and, although the DFM was gazetted on 19th October 1944, it is considered unlikely that any information has reached his family. The War Office has now asked that His Majesty’s approval be obtained for this substitution of Barkway for Baker as indicated in the formal submission.”
Copiloot Staff Sergeant Peter Boyle van Horsa Nr.3 leefde nog in juni 2004. Hij is altijd vrienden gebleven met Geoff Barkway.
Glider Pilot Regiment-veteranen Staff Sergeant Geoff Barkway (links) en Peter Boyle. Opname van vóór 2008.(https://www.facebook.com/MuseeMemorialPegasus/photos/pcb.3966293390141589/3966292970141631)
Staff Sergeant Stanley Pearson mocht als enige andere piloten bij Compagnie D een Distinguished Flying Medal in ontvangst nemen..
Hoofdstuk 197.
Leden 5e Parachutistenbrigade en 7e Parachutistenbataljon
Brigadegeneraal Nigel Poett (KCB, DSO) werd generaal Sir Nigel Poett. Hij is gestorven in 1991.
Generaal Sir Joseph Howard Nigel Poett (1907-1991) op een foto uit augustus 1963.(https://www.npg.org.uk/collections/search/portrait/mw90036/Sir-Joseph-Howard-Nigel-Poett )
Sir Nigel Poett als hoogbejaarde (https://www.pegasusarchive.org/normandy/Biog1/Nigel_Poett_11.htm )
Overlijden van 84-jarige Sir Nigel Poett herdacht.(https://www.paradata.org.uk/people/nigel-poett )
Luitenant-kolonel Geoffrey Pine-Coffin (DSO and bar, MC), commandant van het 7e Parachutistenbataljon leidde reeds zijn strijdmacht voor de aanval op het vliegveld van Bone in Tunesië (12 november 1942), op een heuvel bij Sedjane (januari 1943) en bij Bou Arada (26 februari 1943) en Tamera. Hij raakte gewond in, maar overleefde Normandië.
Majoor Nigel Taylor (MC) werd bevorderd tot kolonel. Hij werd na de militaire dienst advocaat en is gestorven.
Luitenant Richard Todd (MBO) van het 7e Parachutistenbataljon ging weer acteren en dat succesvol. Hij speelde o.a. de rol van leidende Lancaster-piloot in de film The dambusters en zonder snor (!) de rol van majoor Howard in de film The Longest Day. Hij is gestorven.
Hoofdstuk 198.
Gondrée-familie na de oorlog
Georges Gondrée stierf eind jaren ‘70 en als een grote vriend van Compag–nie D. Leden van de 6e Luchtlandingsdivisie kregen door de jaren heen bij een bezoek altijd gratis champagne. Het café te Bénouville werd tot veertig jaar na de oorlog gerund door zijn vrouw Thérèse en na haar dood door hun jongste dochter Arlette. De laatste ontwikkelde zich tot querulante en lag constant in de clinch met zowel haar zussen Georgette en Françoise, met Normandische autoriteiten over het bezit van het pand en de grond waarop het staat, als ook uiteindelijk met…veteranen van Companie D, inclusief de goedmoedige John Howard, die met pijn in het hart gingen kiezen voor het tegenover liggende, naoorlogse café Les Trois Planeurs. Wee je gebeente als je als kind of volwassene aan haar binnen uitgestalde handelswaar zit, filmt of fotografeert! Het Café Gondrée blijft echter een bedevaartsplaats en klein museum voor veteranen en toeristen. Geen enkele Duitser komt erin, tenzij aangekondigd door majoor Howard als ‘Zweed’ (Hans von Luck). Toen John Howard in 1994 een Duitse filmploeg naar binnen wilde loodsen, kreeg ook hij te maken met Arlettes fanatisme: zelfs híj werd het café uit gezet. De na de bevrijding geboren dochter Françoise Gondrée beheerde langetijd het eerste, voormalige luchtlandingsmuseum Musée de Pegasus Bridge et Batterie de Merville nabij de kanaalbrug in Bénouville (geopend door generaal Richard Gale), maar moest werk en gebouw door de over-heid gedwongen, opgeven. Sindsdien fulmineert zij met Aspeg (Association pour la sauvegarde de Pegasus Bridge) naar en begon vergeefse rechtsza–ken tegen haar eigen familie en de beheerders van het nieuwe Musée Mé–morial Pégasus. Zij bestrijdt zelfs het ook door de Franse overheid geaccep-teerde verzetswerk van Léa Vion en belasterde haar werk in de château-kraamkliniek tijdens de oorlog door het valselijk en onzinnig te willen benoemen als een ‘SS-Lebensborn-huis’. (Cf. Françoise Gondrée, Pegasus Bridge. L’usurpation, tome 1; https://www.pegasusbridge.fr/pegasus-bridge-erreurs-wikipedia/)
Françoise Pritchard-Gondrée bij foto’s van de door haar geliefde generaal Gale en haar ouders. Zij ontpopte zich als querulante en minstens wat betreft het verzetsverleden van Léa Vion, als geschiedvervalster.(https://www.pegasusbridge.fr/author/pegasus-bridge-admin/page/4/)
Hoofdstuk 199.
Veldmaarschalk Rommel kiest gedwongen voor cyaankalipil
De trouwe veldmaarschalk Erwin Rommel ‘koos’ op 14 oktober 1944 uit–eindelijk als gevolg van de militaire samenzwering tegen en de mislukte bomaanslag op Hitler op 20 juli 1944 en onder dwang van zijn Führer, SS én Wehrmacht voor suïcide middels een door hen verschafte gifpil in plaats van een vernederend showproces voor het nazi-Volksgericht onder voorzit–terschap van de tierende Roland Freisler in Berlijn te moeten doormaken, ongetwijfeld gevolgd door zijn executie. Hij kreeg wel, uitermate hypocriet, een staatsbegrafenis inclusief rouwkrans van Hitler. Zijn familie zou met rust worden gelaten. Over de ware doodsoorzaak werd gezwegen en er werd op nazi-manier publiekelijk gelogen dat hij aan krijgsverwondingen was bezweken. Dat was de ondergang van een zwaarddrager van ‘de Nieuwe Orde’. Over zijn graf is recent onenigheid ontstaan: was Rommel een loyale ex-nazi of ‘gewoon soldaat’?
Nazi-krantenbericht in het Bozner Tagblatt van 16 October 1944 over de dood van Generalfeldmarschall Rommel, hier voorgesteld als ‘gevolg van zijn zware hoofverwonding’. In werkelijkheid moest hij zelfmoord plegen, omdat zijn naam was gevallen tijdens een verhoor na de aanslag op Hitler door een groep Wehrmacht–militairen op 20 juli 1944. (https://en.wikipedia.org/wiki/Erwin_Rommel#/media/File:BZT_1944_10_16_1_Rommel_(2).png)
Ulm bij Herrlingen, oktober 1944: de ‘Hitlergroet’ met gestrekte arm wordt voor Rommel tijdens diens nazi-staatsbegrafenis gebracht door Duitse militairen, politieagenten en burgers, voor een trouwe officier die op bevel van dezelfde Hitler zichzelf het leven moest benemen. Volgens hemzelf in een bericht aan Hitler had Rommel steeds voor de ‘Nieuwe Orde in Europa’ van zijn Führer gestreden. Die ‘Orde’ was zichtbaar o.m. intern vaak chaotisch en irrationeel en voorts voor tallozen onderdrukkend, volkomen rechteloos (‘De wet is (de wil van de Führer!’) , moorddadig en onmenselijk. Foto: coll. Bundesarchiv Bild 183J30704.(https://en.wikipedia.org/wiki/Erwin_Rommel#/media/File:Bundesarchiv_Bild_183-J30704,_Ulm,_Beisetzung_Rommel.jpg.)
Bij het graf van veldmaarschalk Rommel in Blaustein, Herrlingen, Baden-Württemberg.(https://www.tripadvisor.nl/LocationPhotoDirectLink-g1587174-d14929130-i357780890-Grave_Erwin_Rommel-Blaustein_Baden_Wurttemberg.html)
Graf van Erwin Rommel, bij zijn geliefde Führer vooral na 20 juli 1944 uit de gratie geraakte Generalfeldmarschal en op geheim bevel van Hitler gedwongen suïcide te plegen. Blaustei, Herrlingen, Baden-Württemberg.(https://www.tracesofwar.nl/sights/26038/Graf-Erwin-Rommel.htm)
Hoofdstuk 200.
Majoor Hans von Luck
Majoor Hans A. von Luck en zijn pantsergrenadiers hebben na D-Day nooit meer rust gehad. Het 125e Pantsergrenadierregiment werd na de slag om de landingen in Zuid-Frankrijk ingezet en aan het zuidelijke front van de Slag om de Ardennen in de winter van 1944-45 en kwam zodoende wederom onder bevel van de in Normandië uiteindelijk door Hitler ontslagen veldmaarschalk von Rundstedt. Begin 1945 werd de 21e Pantserdivisie naar het oostelijke front gedirigeerd om Berlijn tegen de Russen mee te helpen verdedigen. Von Luck streed tot de laatste kogel voor zijn Führer en Heimat en gaf zich toen aan de Russen over. Naast alle militaire vernederingen die hij reeds had moeten ondergaan, was vijf jaar dwangarbeid in een kolenmijn in de Kaukasus zijn laatste beloning voor het hardnekkig blijven verdedigen van het verwoestende en verwoeste nazi-Duitsland. En eens had hij vlak vóór Moskou gestaan… Na 1951 werd hij een succesvolle koffieimporteur in het door de luchtbombardementen verwoeste, bijna onherkenbare en verbrande Hamburg. Hij schreef een boek over zijn oorlogsjaren. Hans von Luck heeft café Gondrée wél van binnen gezien, zij het onder bescherming van zijn vriend John Howard die hem van een Zweeds alias voorzag. Met diverse leden van Compagnie D had hij ontmoetingen, tot in Amerika aan toe. (Foto’s in B.Parr, “What d’ya do in the war, dad?’’, 95; 106)
Hoofdstuk 201.
Feldwebel Heinz Hickmann werd Brit
Feldwebel Heinrich Heinz Hickmann begon in een krijgsgevangenenkamp in Engeland zó van dat land te houden, dat hij na vrijlating prompt besloot er–heen te emigreren. Hij trouwde met een Britse vrouw als Henry Hickman (Waarschijnlijk vereenvoudigde hij zijn familienaam) . Bij toeval werd Hickman eens in de jaren zestig van de vorige eeuw als ex-Fallschirmjäger geïntroduceerd op een re–ünie van het Britse Parachutistenregiment van de 6e Luchtlandingsdivisie. Daar kwam hij oog in oog te staan met ene William (‘Billy’) Gray, de man die ooit nodig had moeten urineren bij de kanaalbrug, nadat Feldwebel Hick–mann hem onder schot had genomen aan de westelijke zijde van de brug van Bénouville. Gray toonde hem daarbij argeloos wat foto’s van die karak–teristieke rolhefbrug. ‘Henry’ Hickman staarde er even naar en mompelde: ‘Ja, ik ken die brug wel…’. Gray stond versteld! Verhalen kwamen op gang: ‘Slechte schutters waren wij toen, niet?’. En zo ontstond vanaf dat moment een steeds hechter wordende vriendschap.
(S.E.Ambrose, Pegasus Bridge2 (1988), 169. Voor naoorlogse vriendschap in Ouistreham tussen de voormalige Franse Commando Léon Gautier en de Duitse parachutist Johannes Boerner van het 2. Fallschirmjägerregiment dat op D-Day nog in Bretagne was gestationeerd, zie: https://www.iol.co.za/dailynews/news/d-day-enemies-are-friends-70-years-later-1688607)
Hoofdstuk 202.
Leden Duits bruggengarnizoen in krijgsgevangenschap in Engeland en Canada
De Duitse brugwachten Helmut Römer, Erwin Sauer en de met hen mee gevluchte jonge Pool, Janusch (of lees: Janusz?) Marschilinski (Voor de laatste als gevluchte gezel van Sauer en Römer, zie H.K. von Keusgen, Pegasus-Brücke und Batterie Merville (2014), 95-96. Voor de Polen als zgn. Volks–deutsche of Hilfswillige, ibidem, 12), zijn op 7 juni 1944 krijgsge–vangen gemaakt door de Britten, nadat zij nat, verkleumd en met holle magen uit de vlierstruiken op de noordoostelijke kanaaloever waren te–voorschijn gekomen. Ze hadden geen kant meer op gekund met aan de ene kant het kanaal en aan de andere overal, tot aan de kust toe patrouillerende Britten. Met een longontsteking opgelopen door het enige dagen din de open lucht in de struiken langs het kanaal en/of het daarna lang als krijgsge–vangene hebben moeten staan in de branding, is Helmut Römer met zijn verslagen Duitse gezelschap per schip naar Engeland vervoerd. Op een windhondenrenbaan bij Londen werden zij later ondervraagd en kregen daar pas als hongerigen eindelijk bonen en biscuits te eten. Römer werd naar een hospitaal overgebracht en verbleef daar enige maanden. Hij had geluk: ‘vijf-tien van zijn kameraden’ zouden sneuvelen, zo meldde hij zelf. (In: https://rp-online.de/nrw/staedte/hilden/der-hildener-unternehmer-und-d-day-veteran-helmut-roemer-ist-gestorben_aid-51801573;m. Onbekend wie die 15 zijn of waar precies zij zijn gedood. Dit aantal kan wel niet verdisconteerd worden met zijn Halb-Zug bij beide bruggen bestaande uit 18 man. Immers, ook Unteroffizier Riet overleefde en geraakte in krijgsgevangenschap: 18 man min Römer, Sauer, Marschilinski en Riet maakt een restant van veertien. Rekende hij Duitse maten gestationeerd in met name Merville bij die vijftien gesneuvelden?)
Helmut Römer (geb. 1925; hier in alternatieve spelling: Roemer) werd als Britse Prisoner of War nr.500706 ingeschreven. Op dezei dentiteitskaart van 18 juni 1944 staat zijn vooroorlogse onderwijs vermeld als Kfm. Lehrling (Kaufmann (?) Lehrling) en zijn geloof als kath<oliek>.
Per trein ging de reis door naar Glasgow. Vandaar bracht een schip hen de oceaan over naar de haven van Halifax, Nova Scotia in Canada. Een stoom–trein tufte hen verder naar de in 1943 opgerichte Medicine Hat Prisoner of War Facility, Camp No.132 te Medicine Hat, Alberta. ((Camp 132 bevond zich op de huidige Medi–cine Hat Exhibition and Stampede Grounds, cf. http://www.editingluke.net/2012/11/pow-camp-132-in-medicine-hat-alberta.html. Auteur H.K. von Keusgen, Pegasus-Brücke und Batterie Merville (2014), 222 spelt het toponiem merkwaardigerwijze als Medison Hut. Voor Canadese POW-kampen zie ook: https://www.tracesofwar.com/articles/5907/Prisoners-of-War-in-Canada-during-World-War-II.htm)
Medecin Hat, Alberta, ten zuidoosten van Banff (linker bovenhoek) en Calgary (https://www.google.com/maps/place/Medicine+Hat,+Alberta,+Canada/@50.0739726,-112.9626039,6.96z/data=!4m5!3m4!1s0x53132c563df…<)
Dit was oorspronkelijk een houten treinstations-stadje gelegen op de prairievlakte bij de South Saskatchewan River, niet ver van Calgary in zuidoostelijk Alberta. Er werd ook naar verwezen als het Medicine Hat Internment Camp. Het was het grootste krijgsgevangenen–kamp in Noord-Amerika dat zo’n 12.500 Duitse inmates bevatte. (Een herinneringsbordje ter plekke spreekt van 12.500 gevangenen; andere bronnen van 12.000 of 15.000 Duitsers. In totaal werden zo’n 37.000 Duitsers door de Britten naar Canada overgebracht.) Medicine Hat bezat in de oorlogsjaren bijna net zoveel inwoners! (Tegenwoordig zo’n 60.000) Het omheinde en bewaakte Camp 132 bestond behalve uit barakken, uit slaapzalen voor 350 man elk, twee recreatiehallen voor 3000 man elk, zes onderwijshutten, zes arbeidshutten en zes eetzalen. Onderofficier Riet die had behoord tot het peloton dat wacht hield bij de kanaalbrug van Bénouville, bevond zich hier eveneens. (Of de Duitse jongens en de Pool de hen bekende onderofficier pas hier in Canada aantroffen, eerder in Engeland of op de boot, is niet meegedeeld.) Riet had kans gezien noordelijk langs het kanaal uit de noordoostelijke loopgraaf bij de kanaalbrug van Bénouville vandaan te vluchten bij aanvang van de woeste coup de main van Bill Bailey’s sectie en die van luitenant Woods 2e peloton. (Zie voor Unteroffizier Riet slechts: H.K. von Keusgen, Pegasus-Brücke und Batterie Merville (2014), 12; 95) De 18-jarige Römer had het een práchtige trip gevonden. Twee jaar lang zaten zij daar, blij ook dat zij veel konden sporten tot en met ijshockeyen aan toe en buiten het kamp oogstarbeid konden verrichten, bomen mochten(?) vellen of in de aarde–werkfabriek Medalta Potteries werken. Indien Duitse soldaten hier kwamen te sterven, kregen zij van de Canadezen een volledig–militaire begrafenis. (http://www.editingluke.net/2012/11/pow-camp-132-in-medicine-hat-alberta.html; https://lethbridgenewsnow.com/2016/11/02/11-days-of-remembrance-german-pow-camps/html; S.E.Ambrose, Pegasus Bridge (1988), 178; H.K.von Keusgen, Pegasus-Brücke und Batterie Merville (2014), 222 In dergelijke kampen trad veel animositeit of zelfs haat op tussen hardline nazi’s/SS’ers en anderen. Die situatie is vermeld uit b.v. IJmuiden en bij Noord-Duitse concentraties van Duitse krijgsgevangenen. Soms leenden de Canadezen aan Duitse officieren een geweer voor executies binnen een kamp. Minstens twee Duitsers zijn in Camp 132 vermoord door vasthoudende nazi’s. Of Römer en andere Duitsers zich ooit hebben afgevraagd hoe geallieerde krijgsgevangenen in Duitse kampen werden behandeld daarover heeft hij noch hij, noch zijn Duitse interviewer H.K.von Keusgen bericht. Dwangarbeid door geallieerde krijgsgevangenen kon letter–lijk moordend zijn, zo ondervonden b.v. Amerikaanse militaire gevangenen in concentratiekamp Mittelbau-Dora bij een ondergrondse fabriek van V2’s onder bevel van de nazi-rijksminister van bewapening, Albert Speer. Er heersten onmenselijke toestanden.
Tussen Banff en Calgary, Alberta in Canada bevond zich in Medicine Hat het krijgsgevangenenkamp No. 132. Foto van ca. 1948 met de wachttorens zichtbaar. Alberta had vier hoofdkampen voor prisoners of war (POW’s) en andere geinterneerden: bij Seebe (in Kananaskis), Wainwright, Lethbridge and Medicine Hat. Een aantal andere kampen waren nog opgericht door de provincie heen die werden gebruikt als detentiecentra, werkkampen of voor specifieke arbeidsprojecten. Voor tekst en foto, zie: (https://albertashistoricplaces.com/2017/11/01/pow-and-internment-camps-in-alberta-wwii/)
Blik binnen het wijdse Camp 132 in Medicine Hat, Alberta, Canada, met omheining, een wachttoren en één der zalen.(http://www.editingluke.net/2012/11/pow-camp-132-in-medicine-hat-alberta.html )
Blik op barakken binnen Camp 132. (http://www.editingluke.net/2012/11/pow-camp-132-in-medicine-hat-alberta.html )
Op de Drill Hall na resteert niets meer van het voormalige krijgsgevangenenkamp.(http://www.editingluke.net/2012/11/pow-camp-132-in-medicine-hat-alberta.html )
Kantinebonnen voor krijgsgevangenen in Medecin Hat.(http://www.editingluke.net/2012/11/pow-camp-132-in-medicine-hat-alberta.html)
Brief uit 1944 van een Duitse krijgsgevangene in (mogelijk) POW Camp 132 te Medecin Hat, Canada gericht aan Emmi Hartl in Kaaden, Sudetenland.(Via ebay. Betreffende kamp onbevestigd)
POW-Camp 132 in Medicine Hat, Alberta, Canada. IJshockeyteam in february 1946 (Collectie: Library and Archives Canada, MIKAN no.3403292). Helmut Römer lijkt hierbij niet afgebeeld, maar beoefe-nen deed hij daar de sport wel. In 1947 keerde hij terug in Hilden, Nordrhein-Westfalen, Duitsland, zijn geboorteplaats waar hij een hotel begon. In 2014 werd hij 89 jaar oud. (https://albertashistoricplaces.com/2017/11/01/pow-and-internment-camps-in-alberta-wwii/)
Duitse officieren in Camp 132, (barak?) 126 in Medicine Hat, Alberta, Canada. (http://www.editingluke.net/2012/11/pow-camp-132-in-medicine-hat-alberta.html)
Huidige gebouwen op de plek van voormalig Camp 132.(http://www.editingluke.net/2012/11/pow-camp-132-in-medicine-hat-alberta.html,)
Van Camp 132 resteert heel weinig. Huidige aanblik van Medicine Hat, Exhibition and Stampede Grounds.
Römers ervaring als krijgsgevangene in Canada werd niet door iedere Duit–ser gedeeld. Ook Enk Feldhaus van Ham, een Duits-Nederlandse soldaat die onwaarschijnlijkerwijze vanuit verplichte Duitse Wehrmacht-dienst in res–pectievelijk Duitsland, Nederland, Zuid-Italië en Noord-Afrika uiteindelijk in 1944 als geallieerd militair in de Koninklijke Nederlandse Prinses Irene–brigade in Engeland zou terechtkomen, werd in de zomer van 1942 bij Cal–gary nog als Duitse krijgsgevangene vastgezet. Híj vond het ‘een verschrik–kelijke ervaring. We zaten daar met tienduizend man, allemaal krijgsge-vangenen, allemaal duitsers (sic)! Het was een enorm groot kamp, een zo–merkamp, we werden ondergebracht in tenten. Een vier meter hoge dubbele prikkeldraadversperring om het hele kamp heen met een loopruimte ertus–sen. Om de zoveel meter waren uitkijktorens bemand door twee canadese (sic) veteranen (uit WO I) met machinegeweren.(…) Er was een hospitaal, keukens, enz. (…) Militaire lesvliegtuigen vlogen erover heen, vanuit die vliegtuigen zouden ze ’t zien als iemand hem smeerde. (…) Bij de krijgs–gevangenen waren nazi’s. Je kon goed merken hoe bang de anderen voor die lui waren, die angst voelde je gewoon, waardoor je ’t zelf ook te pakken kreeg. Er was een duitse (sic) kampleider (door de canadezen (sic) aange–steld), een uitgesproken nazi. Hij droeg steeds zijn SS-uniform met padjes ‘Obersturmführer’ en een zwarte met zilver afgezette band om zijn mouw waarop stond ‘Adolf Hitler Standarte (sic)’ (Panzergrenadier-divisie ‘Leibstandarte SS Adolf Hitler’ (LSSAH), sinds medio 1942). Hij had geen kepi of muts op zijn kop en kon dus de hele dag met zijn poot omhoog groe–ten: Heil Hitler! (…) Er heerste een uitgesproken moffendiscipline duizen–den kilometers vér van de Heimat, niet voor te stellen. Die canadezen (sic) hadden hier geen idee van.’ Dit kamp bleek interne Duitse verraders en mis–handelaars alsook een eigen intern Duits (SS-)Kriegsgericht te hebben gehad waarmee constant werd gedreigd. (Hanny S.R.Meijler, ik zou wéér zo gek zijn/mannen van de Irenebrigade (Uitgeverij De Bezige Bij. Amsterdam, 1984), 78–80. Eenzelfde situatie met dreigende SS-ers in een Canadees krijgsgevangenenkamp in IJmuiden deed zich vanaf begin mei 1945 voor.)
Op vermelde SS-mouwband van de LSSAH stond in werkelijkheid slechts Hitlers naam. Het motto van deze Waffen-SS-divisie, ooit Hitlers lijfwacht onder bevel van Sepp Dietrich, was ‘Sein Wille ist unser Glaube’. Vanaf 1939 pleegde zij oorlogsmisdaden.(https://www.germanmilitaria.com/WaffenSS/photos/S009582.html)
Het toeval wil dat een Canadees van Nederlandse afkomst, George Louis van Leeuwen, geboren in Medecin Hat, Alberta, Canada, op 25-jarige leef-tijd op 13 juni 1944 is gesneuveld bij Lisieux, dep. Calvados in Normandië aan boord van de North American B25 Mitchell-bommenwerper FR 205 (O). Hij diende dus wel in 320 (Dutch) Squadron onder bevel van overste Hugo Burgerhout. (https://www.oorlogsbronnen.nl/tijdlijn/George+Louis+Rudolph+van+Leeuwen/86/27576)
Helmut Römer moest na zijn tijd in Canada in Engeland nog op boerderijen werken. De universiteit van Manchester bood Duitse krijgsgevangen een gratis cursus Engels aan, wat Römer heeft aangegrepen. In de herfst van 1947 mocht hij terugkeren naar Hilden bij Düsseldorf in West-Duitsland ‘met zakken vol koffie en sigaretten’. Thuis werd hij echter aangezien voor een ‘lafaard’ door sommige landgenoten. Onterecht: Römer had immers nog een waarschuwende lichtkogel weten af te vuren tijdens de Britse aanval op de kanaalbrug. Zelf beschouwt hij zijn op dergelijke manier overleven als een geschenk van een ‘tweede leven’. Was hij vóór de oorlog Kaufmann–lehrling, erna kreeg hij zes zoons met wie hij een hotel en drankenhandel runde in de plaats Hilden (nabij Keulen en Düsseldorf). Sinds de jaren ’60 raakte Römer bevriend met majoor John Howard die van diens verhaal persoonlijk verslag maakte. Wally Parr onderhield eveneens naoorlogs vriendschappelijk contact met zowel Helmut Römer als de jonge Duitser die hij in de Gruppen–unterstand naast het kanon krijgsgevangen had genomen. (Voor de lotgevallen van Helmut Römer (en enige maten) zie S.E.Ambrose, Pegasus Bridge (1988), 13; 28; 39; 54; 87; 89; 93-94; 161; 176-178; H.K. von Keusgen, Pegasus-Brücke und Batterie Merville (2014), 12-13; 74; 83; 88-96; 222-223; http://www. telegraph.co.uk/news/1463…in-a-bush.html; Sylvie Stephan, Nachtwache in der Normandie, in: Das Schwäbische d.d. 06-06-2014, rubriek Politik Welt, naar: http://www.schwaebische.de/politik–artikel,-Nachtwachein-sder-Normandie, 1-2 (met twee portretfoto’s) en Stephen Evans, The German soldier ‘liberated’by D-Day, in: https://www.bbc.com/news/magazine-27730193)
Helmut Römer, voormalige Duitse wacht op de kanaalbrug van Bénouville, als 18-jarige in 1944 en in 2014 als 89-ja–rige hotelier in Hilden, Duitsland. Zijn lot kreeg laat, maar ook wereldwijde aandacht. Zoveel, dat Römer er genoeg van begon te krijgen. Volgens hem hadden de Britten hun triomfen over de innames van de beide Normandische bruggen ‘overdreven’, omdat ze in de nacht vóór D-Day amper actief werden bewaakt. De aanwezigheid van Duiste machinegeweren bij de kanaalbrug heeft hij pas in een Duits boek uit 2014 ontkend, hoewel die wapens stonden aangegeven op een Brits inlichtingenrapport van mei 1944 en zijn aangeduid door veteranen van Compagnie D. Hij is vreedzaam gestorven in 2020.
Der Hildener steht in vielen Geschichtsbüchern über den D-Day, 6. Juni 1944. Als britische Fallschirmjäger landeten, bemerkte Helmut Römer das als erster und feuerte eine Signalpistole ab. Zurück in Hilden baute er den elterlichen Getränkehandel wieder auf. Nun ist er mit fast 95 Jahren gestorben.
„Ich war kein Held“, hat Helmut Römer immer betont. Geboren wurde er am 22. September 1925 in Hilden. Jetzt ist er gestorben.
‘Mit 16 kam er zum Arbeitsdienst, mit 17 Jahren an die Front nach Frankreich. Als in der Nacht zum 6. Juni 1944 die Invasion der Alliierten in der Normandie begann, stand der junge Soldat Wache an einer Kanalbbrücke bei Caen. Als britische Fallschirmjäger landeten, bemerkte Helmut Römer das als erster und feuerte eine Signalpistole ab. Die Alliierten bezeichnen den Kampf um die Pegasus-Brücke als eine der bedeutendsten Luftlandeoperationen des Zweiten Weltkriegs. In vielen Filmen und Büchern ist der Wachposten Helmut Römer erwähnt. 15 seiner Kameraden fielen. Römer versteckte sich mit zwei anderen in einem Hollunderbusch. Sie ergaben sich zwei Tage später. „Die Briten waren fair und gnädig“, erzählte Römer. Die drei Soldaten wurden nicht misshandelt. Rund drei Jahre verbrachte Helmut Römer in Kriegsgefangenschaft in Kanada und England. 1947 kehrte er nach Hilden zurück. Bei Schwarzarbeit auf Farmen hatte er sich etwas verdient. Säckeweise brachte er Kaffee und Zigaretten mit nach Hause, „unser Währung im Nachkriegsdeutschland“. Der 1925 gegründete Getränkehandel der Familie lag am Boden. Mit seinem „Vermögen“ baute ihn Helmut Römer wieder auf. Im Stadtwald fing er Pferde ein, die die Wehrmacht hinterlassen hatte. Sie zogen einen Wagen. Aus drei kaputten Lastwagen schraubte Helmut Römer einen „Goliath“, ein motorisiertes Dreirad zusammen. So wurde der Getränkehandel wieder mobil. Zufrieden konnte der ungewollt berühmt gewordene Römer auf sein Lebenswerk zurückblicken: Das renommierte Hotel am Stadtpark, auf dem Grundstück einer ehemaligen Seidenweberei, gehörte dazu.’
(Christoph Schmidt, Helmut Römer ist gestorben, in: Rheinische Post-online, 23 Juni 2020, Nachruf, in: https://rp-online.de/nrw/staedte/hilden/der-hildener-unternehmer-und-d-day-veteran-helmut-roemer-ist-gestorben_aid-51801573. Voor een dankbare in Schotland krijgsgevangen gehouden Waffen-SS’er na de oorlog, zie https://metro.co.uk/2016/12/03/nazi-ss-soldier-leaves-400000-to-scottish-village-that-showed-kindness-and-generosity-6298516/ )
Hoofdstuk 203.
Verzetsman André Heintz uit Caen
André Heintz (24 jaar oud in 1944) was leraar Engels op een lyceum in Caen. Toen hij begin augustus 1944 de eerste geallieerde soldaat was tegengekomen in de ruïneuze stad, had hij zijn handen voor de veilig–heid nog in de lucht gestoken, want hij had toevallig geen identiteitsbewijs bij zich. Hij werd naar een inlichtingenofficier gebracht en kon naar diens tevredenheid op een kaart aanwijzen op welke locatie die Canadezen eigen–lijk waren. Soldaten gaven hem suiker, chocolade en jam. Hij bracht hen naar de loco-burgemeester bij de abdij en kon er de volgende vijf maanden blijven als tolk. De bevrijdingsdag vond hij, ondanks de geallieerde bombar–dementen, toch ‘de mooiste dag van mijn hele leven’. Hij had nauwelijks kunnen geloven dat hij nog in leven en vrij was en rende daarom als katho–lieke gelovige naar een kerk om God te danken, zo gauw het kon. Heintz werd na de oorlog leraar Frans in Edinburgh, Schotland. Eén student durfde er maar niet naar hem op te kijken. Die zei zich beschaamd te voelen, want het was zíjn schuld geweest dat Caen was vernietigd. Hij had in de oorlog de luchtverkenningsfoto’s moeten bestuderen gedurende de strijd om Caen en plaatsen moeten vinden waar de Duitse troepen weer straten vrij hadden ge–maakt voor doorgang van hun geschut. Die werden daarna natuurlijk wéer door bommen getroffen. André Heintz had geantwoord dat de geallieerden vrijheid brachten en daarom geen schuld konden dragen: ‘Het was oorlog, er waren geen grenzen.’ De Fransen noemen de stad ‘martelares voor de vre–de’. (https://www.normandythenandnow.com/caen-before-and-after-the-battle-of-1944/)
Oud-verzetsman André Heintz bleef zijn leven lang les geven: de talen Engels of Frans of over de slag om Normandië en zijn verzetswerk voor Centurie. (http://70voix-m.blogspot.com/2014/07/andre-heintz-et-les-eleves-de-3-classes.html )
18 juli 1945, Place du Lycée in Caen: in het midden met baret: de verzetsstrijder Léon Dumis die o.m. heeft geïnfiltreerd in de in–formatiediensten van de Vichy-regering; rechts van hem: René Duchez, staande trots vóór le général (Marie-)Pierre Koenig, bevelhebber in het Vrije Franse Leger onder generaal Charles de Gaulle. Het jongere FFI–lid ter linkerzijde en Léon Dumis dragen hun FFI-insigne. Duchez zou drie jaar later al komen te overlijden. Hij was een kennis uit het inlichtingenverzet van madame Léa Vion in Bénouville. Coll. Résis–tance et Mémoire. (http://sgmcaen.free.fr/resistance/compagnie-fred-scamaroni.htm)
Grafzerk van huisschilder René Duchez uit Caen en zijn echtgenote Odette Duchez-Tirard (op een naoorlogs verzetsidentiteitsbewijs staat haar familienaam genoteerd als Thirard) die beiden werkten voor het Franse verzet. Duchez wist o.m. een uiterst belangrijke Duitse militaire kaart van Normandië naar Engeland te smokkelen. Hij stierf op relatief jonge leeftijd. Odette werd gearresteerd en naar concentratie- en vernietigingskamp Mauthausen getransporteerd, maar overleefde tot in 2005.
Hoofdstuk 204.
Wat o.m. in Bénouville bleef, veranderde en verdween
Nu het Caen-kanaal is verbreed, is de oude rolhefbrug van Bénouville ver–wijderd en een nieuwe in 1994 geplaatst. Het Duitse 5 cm-anti-tankkanon, sinds lang ontdaan van zijn geel-bruin-groene camouflageverf uit de oor–logsperiode, is vanwege de oeverafgraving naar achteren verplaatst in de thans van onder afgesloten Tobruk-stelling en omgeven door een veilig–heidsrail. Voor Wally Parr bleef het na de oorlog altijd ‘me gun’. (Het kaliber van dit geschut dat in de literatuur wisselt van 3,7 cm tot 7,5 cm, is o.m. bevestigd door Duitse veteranen in: H.K. von Keusgen, Pegasus-Brücke und Batterie Merville (2014), 11. Foto’s ervan in W.Fowler, Pegasus Bridge, 40; 54; C.Shilleto, Pegasus Bridge & Merville Battery, 44; B.Parr, “What d’ya do in the war, Dad?”, 124; 171; voor een zeldzame foto van dit kanon buiten de Tobruk-put, zie B.Parr, ibidem, 136)
Werkzaamheden op de zuidoostelijke kanaaloever bij Bénouville en de historische rolhefbrug (1934) vóór 1994. Hier hadden zich een Duitse loopgraaf met aansluitende, gebetonneerde Gruppen–unterstände (onderaardse slaapvertrekken) bevonden.
Over de lage, kleine bunker aan de noordoostelijke brugoprit was na de oor–log eerst een huis gebouwd. Dat laatste werd weer afgebroken en ook van de bunker en aangrenzende verstevigde loopgraaf en verbunkerde man–schapsverblijven is niets meer te zien. Alle onderaardse bunkerverblijven zijn opgevuld, liggen thans ook deels onder het kanaal en zijn niet meer toe–gankelijk. De door Wally Parr stukgeschoten watertoren is lang verdwenen. Het laat-18 eeuwse, neoklassieke Château de Bénouville met bijbehorende woning, koetshuis en middeleeuwse kapel staat gerestaureerd en wel in een toegankelijk en nu vredig park. Het is kraamkliniek noch opleidingsinstituut meer en kan bezocht worden. Directrice en instructrice Madame Léa Vion diende na de oorlog een tijdlang als burgemeester van haar Bénouville.
De door majoor Howard in Normandië gedragen gevechtshelm bevindt zich thans in het Musée Mémorial Pégasus bij de Bénouville-brug aan de D 514. De indeuking opgelopen vanwege het stoten tegen de spant van zijn zweef–vliegtuig bij landing op zone X is duidelijk te zien. Daarnaast in de vitrine ligt Howards maroon-rode baret, licht beschadigd door de kogelinslag die de majoor een hoofdwond bezorgde (Kleurenfoto in W.Fowler, Pegasus Bridge, 21).
Het originele zandtafelmodel van het Ornegebied dat werd gebruikt bij de trainingen van Compagnie D, bevond zich in The Parachute Regiment and Airborne Forces Museum, Browning Barracks, Queens Avenue, Aldershot, Hampshire, Engeland. Het betsaat niet meer, maar de inboedel is overgebracht naar het Airborne Assault Museum op het terrein van het Imperial War Museum te Duxford. Dit museum geeft voorts alle informatie over de operaties van het 1e en 6e Luchtlandingsleger. Schaalmodellen van de brug(-aanval) bevinden zich zowel in het Musée Mémorial Pégasus als in het bo–vengenoemde parachutistenmuseum te Aldershot. Het model in laatstgenoemde werd met veel toewijding vervaardigd door een jonge Duitse student van 21 jaar oud, Frank Montag die in vrijheid in een democratische Heimat mocht opgroeien. (Cf. H.K.von Keusgen, Pegasus-Brücke und Batterie Merville (2014), 228-229)
The Oxfordshire and Buckinghamshire Light Infantry Living History Group bevindt zich in Bletchley Park (het landhuis van de voormalige Britse decoderingscentrale) waar een relevante tentoonstelling is geopend door John Howards dochter Penny Howard Bates samen met vier veteranen van Compagnie D. De tentoonstelling over Compagnie D is elk weekend te bezoeken. (Deze Living History Group heeft een home-page op Internet: http://www.geocities.com/oxfordandbucks/html)
Horsa-zweefvliegtuigen bestaan er niet meer, zelfs niet de reconstructie ervan die producer Zanuck voor de film ‘The Longest Day/De langste dag’ had laten bouwen. Een klein deel van een romp is nagebouwd in het Muse–um Hartenstein te Oosterbeek bij Arnhem. Een geheel gereconstrueerd Hor–sa-toestel is bij het Musée Mémorial Pégasus verschenen voor de 60e her–denking van D-Day in juni 2004. De eregast die het onthulde was ex-piloot Jim Wallwork. De bouwers zijn Fransen die gebruik mochten maken van de blauwdrukken van de oorspronkelijke ontwerper, zonder dat het toestel mocht kunnen vliegen.
Het historisch-Normandische huis maison Morin (zó bekend vanaf de jaren ‘50 van de vorige eeuw) gelegen tegenover het gemeentehuis van Bénouville (sinds de jaren ’80 aan een rotonde, tijdens de oorlog aan een vorkkruising) was een bouwval geworden na de dood van de laatste bewoonster en bleef jarenlang omstreden en leegstaan in de gemeenteplannen: afbreken of op–knappen? (Cf. Fond du pré: le maire réagit à l’opposition – Bénouville, in: Ouest-France/Basse-Normandie/Caen/Blainville-sur-Orne/Archives du samedi 23-02-2013, in: http://www.ouest-france.fr/actu/actuLocale–Fond-du-pre-le-maire-reagit-face-a-l-opp…, 1) Het unieke, laat-19e eeuwse historische pand werd op last van de gemeente en tegen alle bezwaren en een online-petitie van veteranen, lokale burgers en toeristen in tóch gesloopt in mei 2019. Burgemeester en projectontwikkelaar wonnen hier uiteindelijk.
Toen en nu: sommige dingen bleven. Hier een deel van de bebouwing op de westelijke kanaaloever aan de noordzijde van de D514 nabij de kanaalbrug van Bénouville waar op 6 juni 1944 na de middag o.m. Franse Commando’slangskwamen. Huizen en muurhekken veranderden niet (veel).
Commando-veteranen vrolijk poserend op het pleintje voor het gemeentehuis van Bénouville met ‘maison Morin’ op de achtergrond. Tijdens de oorlog was het echter de woning van het gezin Gervais. Foto uit de jaren ’70 van de vorige eeuw. (http://www.commandoveterans.org/cdoForum/posts/list, 1)
De burgemeester die zich níet hard wenste te maken voorbehoud van het historische maison Morin, hier tijdens een lokaal TV-interview. Rechtsachter links maison Morin en rechts ervan le mairie van Bénouville aan de moderne rotonde. (Still uit youtube-video van zender France 3, voorjaar 2019)
Afbraak oudste deel van maison Morin (eind 19e eeuw), Bénouvil-le, mei 2019.
Bénouville, mei 2019: het 19e eeuwse maison Morin, nodeloos gesloopt in de ogen van de auteur. Was een extra museum (b.v. over de hier ooit op D-day gevestigde Britse vooruit-geschoven verbindingspost voor de vloot en/of over Normandische vakwerkarchitectuur niet aardig geweest? ‘Als iets oud en mooi is moet het blijkbaar worden afgebroken…’ liet de gevierde Amerikaanse toneelschrijver Neil Simon het personage Karen Nash weemoedig uitspreken in het begin van zijn stuk Plaza Suite, 1e acte (1968). Karen Nash wordt erin bedrogen en op het einde van die acte ook verlaten door haar echtgenoot:’Dat is een ver–schil tussen jou en mij: ik verzet me tegen het ouder worden!’. De in het begin van de 1e acte opgemerkte sloop van een mooi oud hotel in New York zou achteraf bezien de afbraak van het 24-jarige huwelijk reeds aankondigen.
Aanblik van de rotonde (vroegere viersprong) in Bénouville tegenover het oude gemeentehuis aan de D514 > Avenue du Commandant-Kieffer, november 2019. Blik naar westen. Het eens zo karakteristieke maison Morin (rechts) is geheel verdwenen. Het terrein wordt bouwrijp gemaakt door de projectontwikkelaar. Eveneens verscheen moderne bouw open aan het kalkleemplateau aan de zuidzijde van de weg, westelijk voorbij de rolhefbrug over het kanaal. Het aanzicht van de weg dat tot eind jaren ’90 nog sterk herinnerde aan dat uit de oorlogsperiode, is voorgoed weg. (Avenue du Commandant-Kieffer no.1, naar: Google Street View, november 2019)
Avenue du Commandant-Kieffer no.1 te Bénouville in juli 2021. Links uit beeld bevindt zich het oude gemeentehuis (mairie).(Google Street View, juli 2021)
In 2021 waren de eerste moderne panden (links) verrezen op het bouwterrein aan de noordwestelijke zijde van Avenue du Commandant-Kieffer (= historische D514). (Google Street View, juli 2021)
Landingszone ‘X’ bij Bénouville met door een gedenksteen gemerkte plaats van landing van Horsa Chalk 91 en een buste van majoor John Howard. Aan de omvang van de landingsplaats en de nabij gelegen poel is niets veranderd maar de grond is geffend en van een gazon voorzien. Blik naar het zuidoosten.(Eigen foto, april 2017)
Cafe Gondrée, huidige staat als Pegasus Bridge Café. Het tuinmuurtje waarbij zowel een Duitse soldaat als een be–jaarde Normandische burgerwacht is gesneuveld staat er nog steeds rechts naast. Het huidige rode hek links staat dwars over het pad van het voormalige smalspoorvan de stoomtram.(Eigen foto, april 2017)
Enige naoorlogse foto’s van Compagnie D-veteranen
Reüniefoto met enige Compagnie-D ‘Ox and Bucks’-leden in Londen, 1952. Zittend v.l.n.r.: korporaal Evans (B 14), Ron Stock, korporaal ‘Bill’ Bailey (D 25), majoor John Howard (DSO, Croix de Guerre avec Palme); kolonel ’Tod’ Sweeney (MC) (D 23) en Charly ‘Gus’ Gardner (D 25). Achter staand v.l.n.r.: Lance-Corporal Arthur (‘Robbo’) Roberts(?) (D 24), Denis (‘Eddie’ Edwards (D 25), Walter(‘Wally’) Parr (D 25), GPR-zweefvliegtuigpiloot Budds, Bob Hill, korporaal Harry Goodsir (D 22) en Bill (‘Smokey’)Howard (geen familie van de majoor). De heren Stock, Budds en Hill maakten geen deel uit van de coup-de-main, maar kunnen in de Ardennen (winter 1944-1945) of bij Hamminkeln (maart 1945) bij de Compagnie betrokken geweest.(Denis Edwards, The Devil’s Own Luck (2001), ill. 15)
De bejaarde majoor Reginald John Howard bij ‘zijn’ historische Pegasus Bridge bij Bénouville niet lang vóór 1994. Het originele naambord bevindt zich in Musée Mémorial Pégasus, dat op de foto is een kopie.(https://www.gettyimages.ch/fotos/pegasu-bridge?page=2&phrase=pegasus bridge)
Voormalig Horsa-piloot Staff Sergeant Jim Wallwork rijdt Major John Howard over de nieuwe kanaalbrug bij de 50-jarige D-day-herdenking in 1995. Achter hen volgen overlevende veteranen van Compagnie D en anderen achter het Pegasus-vaandel van de 6th Airborne Division. Foto van John Stillwell. Coll. gettyimages.
Staff Sergeant Jim Wallwork (l.) en Major John Howard als bevriende veteranen bij de rolhefbrug te Bénouville.Coll. familie Wallwork.(https://www.itv.com/news/granada/2019-06-06/pilot-from-salford-jim-wallwork-was-first-to-land-in-normandy-on-d-day-helping-to-secure-pegasus-bridge )
Staff Sergeants Horsa-piloot Geoff Barkway (l.) en co-pilot/navigator Peter Boyle (r.) op 5 juni 2004 op hun voormalige landingszone X in Bénouville . Foto van Ian Nicholson; PA Images voor Getty Images.(https://www.gettyimages.co.uk/detail/news-photo/glider-pilot-geoff-barkway-and-right-co-pilot-navigator-news-photo/829062532?adppopup=true)
Voormalige Compagnie D- luitenants D.Wood (met verwaaide, gestreepte stropdas) en H.J. Sweeney (links met baret) op de moderne kanaalbrug van 1994 te Bénouville tijdens een herdenking van D-Day.
Compagnie D-veteranen majoor John Howard (midden), zijn voormalige radioseiner korporaal Edward (‘Ted’) Tappenden (links) en sergeant Charles (‘Wagger’) Thornton (rechts) bij de kanaalbrug in Bénouville.(https://nl-nl.facebook.com/pegasusandhorsa/photos/cpl-ted-tappenden-… )
Majoor John Howard (met bril) en Wally Parr (met sigaret) tidjens de 50e herdenking van D-Day te Bénouville in 1994. Foto: Clive Howes voor de Evening Standard.(https://www.shutterstock.com/editorial/image-editorial/50th-anniversary-of-dday-in-france-major-john-howard-center-at-the-pegasus-bridge-celebrating-with-vetrans-from-661944-at-the-place-of-the-first-landing)
Veteraan Denis (‘Eddie’) Edwards tijdens een naoorlogs interview.
Compagnie D ‘Ox and Bucks’-veteranen rond de dochter van major Howard, Penny Bates-Howard. V.l.n.r.: Private Frank Bourlet, Sergeant Charles (‘Wagger’) Thornton (achter), Private Tom Packwood, ? (achter), Private Raymond (‘Tich’) Rayner, Penny Howard, Colonel David Wood, ? (achter) en ? .
Walther (‘Wally’) Parr (l.)en Edward (‘Ted’) Tappenden, vetyeranen uit 25 Platoon.(https://www.telegraph.co.uk/obituaries/2019/06/02/remembering-d-day-wally-parr-soldier-landed-leading-glider-assault/)
Piloot Geoff Barkway in de rolstoel vóór Penny Bates-Howard, dochter van majoor John Howard. Voor de kijker rechts naast haar Tom Packwood, Raymond (‘Tich’) Rayner en Harry Clark van Compganie D. Opname van vóór 2008 onder de reconstructie van een Horsa-zweefvliegtuig op het terrein van het Musée Mémorial Pégasus, Bénouville.(https://www.facebook.com/MuseeMemorialPegasus/photos/pcb.3966293390141589/3966292840141644 )
Sergeant Raymond (‘Tich’) Rayner op de moderne brug over de Dives tussen Varaville en Périers-en-Auge waar hij verkeerd was geland en zijn arm ernstig werd doorschoten ‘door een dooie Duitser’. (https://www.facebook.com/pegasusandhorsa/photos/remarkable-aerial-photo-huge-thanks-to-neil-barber-of-no4-landing-zone-this-imag/1007065442710164)
Portret van veteraan-sergeant Raymond ‘Tich’ Rayner (1919-2015) van het 4e Peloton vervaardigd in olieverf op doek door kunstenares Ishbel Myerscough (geb. 1968), in opdracht van ZKH Charles, prins van Wales, voor de Royal Collection Trust (RCIN 408482).(https://www.rct.uk/collection/408482/raymond-tich-rayner-1919-2015)
Veteraan Harry (‘Nobby’) Clark (onderscheidingsnr. 33) uit 24 Platoon of 2e Peloton van luitenant David Wood, bewaarde een stukje van de historische kanaalbrug thuis in Brentwood.(Foto: Andrew Parsons, gettyimages.)
Kolonel David Wood (luitenant op D-Day,commandant 24 Platoon = 2e Peloton, Compagnie D) met een Horsa-model 1:72.
Pat Turner (Compagnie D, B 14 of 2e Peleton) was hier in 2016 één der laatste overlevenden uit Compagnie D ‘Ox and Bucks’. Hij stierf op 8 november 2017. (https://www.facebook.com/pegasusandhorsa/photos/remarkable-aerial-photo-huge-thanks-to-neil-barber-of-no4-landing-zone-this-imag/1006233179460057)
Veteraan Private Alfred (‘Alf’; ‘Lucky Jim’) Whitbread poseert met medailles in zijn woonplaats Garston. Hij stierf in 2011 op 88-jarige leeftijd. Hij was geboren en opgegroeid in Twickenham en verhuisde later naar Watford en Garston.(https://www.harrowtimes.co.uk/watfordnews/17686696.remembering-garston-d-day-hero-survived-last-major-battle-wwii/)
Op zijn 94e werd de joyeuse Albert (‘Tug’’) Wilson één der langst levende leden van Compagnie D ‘Ox and Bucks’ die deel hadden gehad aan de coup de main op D-day en was zeker de laatst gestorven veteraan in 2019.
Sapper Harry Wheeler van 249 Field Company, Royal Engineers zat in de eerste Horsa van piloot Jim Wallwork die op D-Day landde bij de kanaalbrug van Bénouville. Hij wordt hier geëerd door o.m. de British Legion in zijn 82e levensjaar in een artikel door David Connop Price in de krant Henley Standard van 10 maart 2006: ‘Ík ben geen held. Ik werd opgeroepen toen ik 17½ was. Ik was een tiener die de klus van een man probeerde te doen.’ Hij was 19 jaar op D-Day. Werkte na de oorlog voor de wereldberoemde Colonel Peter Fleming, the Squire of Nettle–bed, avonturier, auteur, bedenker van James Bond. In 1949 al was hij gehuwd met Mavis en kreeg met haar 5 kinderen. De ‘absolute gentleman’ (aldus een journalist) maakte na D-Day nog de Slag om de Arden-nen mee en Noorwegen. Hij kreeg last van zijn zenuwen en nachtmer-ries. Harry Wheeler woonde in 2006 in Henley. (https://www.connop.com/blog/remembering-d-day-a-salute-to-harry-wheeler-and-all-the-veterans/)
Bij D-Day-herdenkingen bij de kanaalbrug van Bénouville kunnen portretten van veteranen van Compagnie D ‘Ox and Bucks’ en toegevoegde genisten opgehangen zijn, zoals deze van genist Harry Wheeler die was aangesloten bij het 25 Platoon/1e Peloton van luitenant Brotheridge. Harry Wheeler stierf als vader van vijf in 2011 in Henley.(https://www.henleystandard.co.uk/news/community/140571/d-day-heros-daughter-in-emotional-trip-back.html)
Arlette Gondrée (-Pritchett), één na jongste dochter van Georges en Thérèse Gondré, aan de toog van haar wereldberoemde café op 16 maart 1994. Zij was vier jaar oud op D-Day. Geen Duitser is welkom in het pand en wie er één probeert binnen te smokkelen,zoals majoor John Howard deed met Hansvon Luck, heeft het eeuwig verbruid, ook al was men jaren haar beste vriend. Voor on–enigheid tussen majoor Howard en de felle dame die volgens Howard ‘van haar hoge paard zou moeten stappen’, zie b.v.: Will Bennett, Ban on D-day hero fuels acrimony (corrected), in: The Independent, 5 May 1994 en https://www.independent.co.uk/news/uk/ban-d-day-hero-fuels.., )(Foto: https://www.diomedia.com/stock-photo,..)
Arlette Gondrée in 1993 tussen tweeling-broers Claude en Cyril Larkin, geboren in Nieuw-Zeeland en samen als geniesoldaten (sappers) van het 2e Peloton van de 249 Field Company, Royal Engineers actief geweest. Aangesloten bij het 6e Peloton van Compagnie D ‘Ox and Bucks’ dienden zij o.m. exposieven te verwijderen van de Ornebrug bij Ranville in de nacht vóór de D-Day-landingen. There weren’t any. Het Gondrée-bord staat bij Carlton Colville.International Magazine Services photo archive. (https://www.amazon.com/Vintage-photo-Claude-Larkin-Larkin/dp/B083TJ38MF)
Arlette Gondrée-Pritchett in haar pelgrimage-café op 5 juni 2019.Foto: Steve Parsons, PA Images voor gettyimages. (https://www.gettyimages.nl/detail/nieuwsfoto’s/arlette-gondre-in-her-cafe-next-to-pegasus-bridge-during-nieuwsfotos/1148198148?adppopup=true)
Café Gondrée werd na de bevrijding een bonte en commerciële gedenkschrijn voor veteranen en toeristen. In deze ruimte werden vanaf D-Day talloze gewonde airbornes verpleegd. Thérèse Gondrée was verpleegster geweest in de Elzas en hielp dapper mee. Vloertegels en de bewerkte houten bar zijn dezelfde als in de oorlog.
Veteraan Leutnant Hans Höller van Kampfgruppe ‘Rauch’ die met zijn stukken mobiel geschut vanaf Cairon níet door Zuid-Bénouville heen kon breken, moest op 6 juni 1944 vanaf de oever van het kanaal in het park van het château blijven schieten richting de door de Britse airbornes bezette kanaalbrug. Hij sprak meermaals en publiek waarschuwend toe: ‘Ik zou om te beginnen willen benadrukken dat er nooit meer een oorlog in Europa dient te komen.’ Maar dát was na de Eerste Wereldoorlog en in de Volkenbond ook al en door o.m. Duitsers beweerd.
Naoorlogse opname van de authentieke rolhefbrug (1934) over het Kanaal-van-Caen-naar-zee. bij Bénouville. Het vrachtschip komt van een haven te Caen en vaart noordelijk door naar de oude sluis van Ouistreham aan het Kanaal. Boven rechts is de historische en zeer beperkte landingszone ‘X’ duidelijk te zien,alsook de waterpoel naast de weg (D514). In de rechter benedenhoek is café Picot nog juist in beeld. Opname uit de late jaren ’50 van de vorige eeuw.
Afbraak van de oude rolhefbrug (Scherzer, 1934) over het kanaal van Caen bij Bénouville in 1994.(https://www.gettyimages.ch/fotos/pegasus-bridge?page=2&phrase=pegasus bridge)
Pegasus Bridge, bij Bénouville, huidige situatie. Links van het midden: moderne bebouwing van Le Port; rechtsonder: Musée Mémorial Pégasus en linksboven: Ouistreham aan de Kanaalkust. Midden: Canal de Caen á la Mer. De loop van het kanaal is iets gewijzigd sinds de oorlog en het is breder dan voorheen. Luchtfoto van Claudius Thiriet voor gettyimages.(https://www.gettyimages.nl/detail/nieuwsfoto’s/the-current-pegasus-bridge-on-the-canal-of-caen-is-a-nieuwsfotos/945905246?adppopup=true; https://www.gettyimages.nl/fotos/pegasusbrug)
Herdenking (2016) overlijden van majoor John Howard
Het overlijden van majoor John Howard werd op 6 juni 2016 bij diens graf in Clifton Hampden herdacht.
June 6th 2016
Veterans gathered today to pay tribute to Major John Howard, who masterminded the daring glider raid on Pegasus Bridge for soldiers in the D-Day landings.
The wreath-laying ceremony for Major Howard, at his grave in Clifton Hampden, near Abingdon, first took place in 2014 to mark the 70th anniversary of D-Day.
Veterans from the Oxfordshire and Buckinghamshire Light Infantry gathered for the third year running, at St Michael and All Angels Church, to remember the former Oxford city policeman who led 2nd Battalion D Company to secure two bridges over the Caen Canal.
Frank Hall, 93, from Stonesfield, near Witney, was a private in the 52nd Ox and Bucks and arrived on Sword Beach shortly after John Howard’s men secured the bridges.
He said: “I came here last year and I’m very pleased to be here – I think I’m the only D-Day veteran here – I’m glad I could make it to represent the others who couldn’t be here today.”
The father-of-two lives with wife Jean, 86, and has two children, five grandchildren and six great-grandchildren.
He added: “I’m very lucky that I’m healthy enough to come – and my son Stephen makes sure I can get here.”
Stephen, 61, from Banbury, said: “Of course there are fewer and fewer veterans every year so it’s a poignant occasion.”
Wreaths were laid by the Oxford branch of the Royal Green Jackets Association, at Major Howard’s grave and at the war memorial inside the church and a service for about 40 people was conducted at the graveside by Rev Paul Cawthorne.
Chairman of the Oxford branch of the association Terry Roper said: “By gathering here each year we shall never forget the bravery and sacrifice made by the allied forces.
“The action at Pegasus Bridge denied the German army a route to threaten the beach landings.”
Major Howard retired to Burcot near Abingdon after the war with his wife Joy, and following his death, aged 86 in 1999, was buried at St Michael and All Angels Church in Clifton Hampden.