Hoofdstuk 19.
De Duitse Atlantikwall moet bestormd
West-Europa lag sinds 1942 achter de door de Duitse propaganda ver-heerlijkte Atlantikwall, de militair versterkte Atlantische kust vanaf Noorwegen tot de Golf van Biskaje. Volgens nazi-propagandaminister Goebbels bestond die ‘muur’ uit zo’n 15.000 onder meer zeer verspreid opgestelde geschutsbunkers, anti-tankmuren en -grachten, mitrailleurnesten, mijnenvelden ter land en ter zee, betonnen drakentanden, prikkeldraadversperringen en zwaar luchtdoelgeschut. Een aflevering van het Duits-Nederlandse propagandablad Signaal uit begin juni 1943 meldde ronkend en zichzelf misleidend de doelstellingen van de statische en mobiele verdediging:‘Door de O.T. (Organisation Todt) gebouwd. De wal aan den Atlantischen Oceaan
Na driejarigen arbeid (lees: voornamelijk dwangarbeid) staat de wal aan den Atlantischen Oceaan. De Westwal aan den Rijn was 850 kilometer lang. Deze wal heeft een lengte van rond 3000 kilometer. ‘Signaal’ geeft op de volgende pagina’s een beschrijving van het militaire karakter van dit hoogmoderne vestingwerk.
Voortdurend opereeren Duitsche motortorpedobooten, destroyers en torpedobooten vóór de Engelsche kust. Zij hinderen het vijandelijke scheepsverkeer en brengen dit schade toe en beveiligen te zamen met voorposten-, mijnenzoekers- en konvooiflottiles de eigen konvooiwegen en de wateren rond de kust. Elke landingspoging van den vijand wordt door haar het eerst opgemerkt, aangevallen en per radio gemeld. Lang vóór het bereiken der kust wordt de vijand door gevechtsvliegtuigen en vèrdragend geschut onder vuur genomen en flink aangepakt. Indien de aanvaller, door mist of duisternis begunstigd, toch nog de kust zou bereiken, dan moet hij mijnversperringen, draadhindernissen en gepantserde versperringen (betonnen muren, drakentanden) doorbreken. Maar dan wacht den vijand een geweldig verdedigingssysteem: uit veld- en tirailleurstellingen dondert artillerie, ratelen machinegeweren, blaft de pak (=Panzerabwehrkanone, anti-tankgeschut), spuwen mijnwerpers (mortieren) vuur en snorren handgranaten. Een langdurig gevecht, waarbij ook de vijand over zware wapens moet beschikken, neemt een aanvang. Op hetzelfde oogenblik hebben vér in het achterterrein de operatieve reserves met pantserwagens en gemotoriseerde formaties zich reeds op marsch begeven. Jachtvliegers en flak (Flieger/Flug Abwehr Kanone, luchtafweergeschut), op het zich vormende bruggenhoofd in massa’s ingezet, bevechten de heerschappij in de lucht. De vijand kan zelfs landingstroepen uit de lucht (per zweefvliegtuig) of parachutisten zenden. Zij worden op het vliegveld nét zoo opgewacht als vér achter in het tot 60 KM (kilometer) diepe vestingsysteem. Bijzonder belangrijke plaatsen als bijvoorbeeld een onderzeeërbunker hebben een eigen verdedigingsgordel. Zoo ontwikkelt zich zelfs bij een gelukte landing een voor den aanvaller hopelooze strijd. Want waar hij aan den eenen kant bij geweldige verliezen en langzaam voorwaarts-rukken steeds omvangrijker en beter uitgeruste reserves moet toevoeren, wordt aan de andere zijde de druk tegen zijn relatief steeds zwakke landingstroepen voortdurend sterker. Op zee neemt de strijd tegen zijn vasten verbindingsweg in intensiteit toe, om deze ten slotte geheel en al af te snijden.’ (Zie b.v. Signaal. Propaganda die de wereld noodlottig werd. Selectie uit de speciale uitgave van de “Berliner Illustrierter Zeitung” in de jaren ’40-‘45, gewijd aan de Duitse oorlogspropaganda (Uitgeverij Ridderhof. Ridderkerk, z.j.), 95-97)
Tekening uit het Duitse propagandablad Signaal, Nederlandse uitgave,juni 1943: geen geallieerde zou door de Duitse kustverdediging heen kunnen komen. Eigen collectie.(Eigen foto)
Zo werd de verdedigingsdroom in de nazi-propaganda verwoord. Echter, pas op 3 november 1943 werd de strategische Führerweisung 51 door Hitler uitgegeven. (Niet ‘in the late summer’ naar bewering van Oberst Bodo Zimmermann van OB West na de oorlog, in: Ramsey (red.), D-Day. Then and Now, vol.I, 39; zie b.v. I.Kershaw, Hitler. 1936-45: Nemesis, 606) Hierin werd níet uitgelegd hoe het kwam dat de als onoverwinnelijk ge-achte Hitler bolsjewistisch Rusland nog steeds niet op de knieën had, hoewel hij dat maanden terug stellig had beweerd. Het zwaartepunt van de Duitse verdediging in het westen zou volgens deze order nu pas definitief worden verlegd naar de Atlantische kust, de westelijke grens van het Duitse Rijk: ‘Het gevaar in het Oosten blijft bestaan, maar een groter gevaar verschijnt thans in het Westen: een Anglosaksische landing! In het Oosten maakt de uitgestrekte omvang van het territorium het voor ons mogelijk grond te verliezen, zelfs op grote schaal, zonder dat een fatale slag wordt toegebracht aan het zenuwgestel van Duitsland. Het is heel anders in het Westen! Mocht de vijand erin slagen onze verdediging daar over een breed front te breken, dan zouden de onmiddellijke gevolgen onvoorspelbaar zijn. Alles wijst erop, dat de vijand een offensief zal beginnen tegen het Westelijke front van Euro–pa, ten laatste in het voorjaar, misschien zelfs vroeger. Daarom kan ik (Hit–ler) er niet langer de verantwoordelijkheid voor nemen het Westen verder te verzwakken ten gunste van andere fronten. Daarom heb ik besloten de ver–dediging ervan te versterken, vooral die plaatsen van waaruit het lange-af–standsbombardement (met V1-vliegende bommen en V2-raketten) van Eng–eland zal aanvangen. Want het is hier dat de vijand moet en zal aanvallen, en het is hier, tenzij alle aanwijzingen misleidend zijn, dat de beslissende strijd tegen de landingstroepen zal worden uitgevochten. Bindende en aflei–dende aanvallen moet worden verwacht op andere fronten. Een grootscha–lige aanval op Denemarken is ook niet uit te sluiten.’ (Naar gedateerde copie van de order in W.G.Ramsey (red.), D-Day. Then and Now, vol.I, 40; http://www. brittannica.com/dday/article-9400228, 1-4; vgl. G.Perrault, Het geheim van D-day (Prisma 1233), 11; J.Keegan, Six Armies in Normandy, 60-61; H.G.Guderian, From Normandy to the Ruhr, 19 met noot 5; N.von Below, At Hitler’s Side, 184)
De geallieerden dienden terstond ‘in zee terug te worden geworpen’ en van Duitse terugtrekking mocht geen enkele sprake zijn. Deze ‘invasie’ der ge–allieerden zou ‘de uitslag van de oorlog bepalen’, wist Hitler. (I.Kershaw, Hitler. 1936-45: Nemesis, 606 met n. 248. Hitlers visie werd trouw herhaald door generaal Jodl van het OKW op 7 november 1943 in een herdenkingstoespraak tot nazi-Gauleiter te München, cf. W.L.Shirer, The Rise and Fall of the Third Reich. A History of Nazi Germany (1960; herdr. Arrow Books. London/Sydney/Auckland/Houghton, South Africa/New Delhi, 1998), 1010 waar Shirer in een noot Jodl wel citeert over het inadequate aantal Duitse strijdkrachten om de ‘invasie’ te kunnen weerstaan, maar daarbij Hitlers geplande versterking van de westelijke kust onvermeld laat.) Ook de Ne–derlandse kust zou in Duitse ogen een geallieerde optie voor de aanval kun–nen betekenen. Führerweisung 51 echode zodoende vier dagen later zonder enige verwijzing na in een herdenkingsrede van de van oorsprong Oosten–rijkse Rijkskommissaris van bezet Nederland, dr. Arthur Seyss-Inquart, die hij op 7 november 1943 in het Duits tot Hollandse nationaal-socialisten in Utrecht richtte:‘Stelt u zich de huidige toestand voor, het ogenblik van de beslissende strijd waarin de Engelsen en Amerikanen ergens moeten aanstormen, omdat anders de bolsjewisten aan de andere kant doodbloeden. De geringste weerstand en de beste weg voor hun aanval zouden de Engelsen en Amerikanen over België en Nederland aantreffen, recht het Duitse hart in.’ (Reichsminister Seyss-Inquart, Vier Jahre in den Niederlanden. Gesammelte Reden (Amsterdam/Berlin/Prag/Wien, 1944), 200) Onder het ‘Duitse hart’ werd hier ongetwijfeld het economisch vitale Roergebied verstaan. ‘De beste weg voor hun aanval’: Seyss-Inquart had er blijkbaar geen idee van hoe juist de met bunkers versterkte Hollandse en Belgische zandduinenkust en de natte veengronden erachter een geallieerde aanval met tanks daar zó zou hebben belemmerd dat een plan hiervoor mede daarom in een vroeg stadium al was verworpen. De best geconstrueerde geschutsbunkers van de Atlantikwall waarover de Duitse propaganda niet uitgesproken raakte, lagen echter aan het Nauw van Calais en op de bezette Engelse Kanaaleilanden. (Hitler verwachtte dat de Britten de eilanden Jersey en Guernsey als eerste zouden willen heroveren als het enige door de Duitsers ingenomen Britse grondgebied. De geallieerden zouden hen op D-Day alle links laten liggen, waarvoor zie b.v. A.Beevor, D-Day, 35)
Stp 107: Batterie ‘Lindemann’ met één van een drietal verbunkerde 40,6 cm kanonnen aan de Kanaalkust op Cap Blanc Nez, bij Sangatte, Noord-Frankrijk, niet ver van Calais. Veel getoond in de nazi-Duitse propaganda, is het complex verdwenen na aanleg van de Kanaaltunnel (Chunnel) naar Engeland. Ter plaatse bevindt zich nu een artificieel meer.(https://germanbunkers.com/batterie-lindemann/)
Nazi-minister van propaganda, Joseph Goebbels, sloeg munt uit de voor de geallieerden vernietigende cijfers die de relatief kleinschalige -en daardoor voor hen zeer bloedige- Brits-Canadese frontale testaanval op de versterkte havenstad Dieppe op 19 augustus 1942 had opgeleverd. Geen geallieerde soldaat zou door Hitlers Westeuropese kustverdediging heen kunnen komen:‘Bij Dieppe hebben ze negen uur standgehouden en toen was er geen Atlantikwall. Als ze de volgende keer negen uur standhouden, zal het mooi zijn.’ (G.Perrault, Het geheim van D-Day (Prisma 1233), 9; voor de bouw van de Atlantische Muur en de zgn. onkwetsbaarheid ervan volgens de Duitse propaganda, zie ook G.Blond, Invasie. 6 juni 1944, 105-107; Goebbels papegaaide Hitler na:’Ik kan hem (de Engelsman) verzekeren: maakt niet uit welke plaats hij volgende keer uitkiest (voor een aanvalslanding), hij mag zichzelf gelukkig prijzen, als hij negen uur lang aan land blijft!’(1943), waarvoor zie: M.Domarus, The Essential Hitler. Speeches and Commentary, 772)
Volgens luitenant-generaal Bayerlein ging de Duitse legerleiding in dit waanidee mee: ‘Voor ons was de overwinning bij Dieppe het bewijs dat we tegen elke invasie bestand waren.’ (A.Beevor, D-Day, 35) Generaal der pantser–troepen Reichsfreiherr Leo Geyr von Schweppenburg mocht daar graag over fulmineren, althans in een naoorlogs rapport opgesteld voor de geallieerden waarin hij zijn best doet zich alsnog te distantiëren van ‘Duitse propaganda’, ‘het zelfvoldane paradijs van West-Europa en nationaal-socialisme’ en van ‘het gecentraliseerde korporaal-bevelhebberschap (van Hitler)’, ‘van één man die, zelfs voor mensen die niet vertrouwd zijn met medicijnen, een dui–delijk geval voor een psychiater was geweest sinds het begin van 1942’, wat óók de fatsoenlijk-degelijke Geyr von Schweppenburg er allemaal niet van had weerhouden het nazi-regime te blijven díenen :’De principiële fout met de anti-invasieverdediging kwam voort uit meningen die waren gebaseerd op de commando-raid bij Dieppe. De ambitie van een zekere leidende per–soonlijkheid aan het westelijke front (bedoeld wordt generaal Zeitzler), zo–wel als Duitse propaganda, had de Angelsaksische experimentele raid in een defensief succes tegen een hoofdlandingspoging omgetoverd. Dit idee was des te onverantwoordelijker, omdat het volgens buitgemaakte bevelen vol–komen vanzelfsprekend was dat er een tijdslimiet aan de operatie zat.’ (In: D.C.Isby, The German Army at D-Day, 74-75; 79)
Generaal Reichsfreiherr Leo Dietrich Franz Geyr von Schweppenburg (1886-1974). Tussen 1933 en 1937 was hij Duits militair attaché voor Nederland, België en het Verenigd Koninkrijk met Londen als basis. In de zomer van 1944 voerde hij het bevel over Panzergruppe West in Normandië en verschilde hevig van mening over de plaatsing van tanks met veldmaarschalk Rommel. Op 10 juni 1944 werd hij gewond,toen de Britse RAF zijn hoofdkwartier in La Caine aanviel na decodering van Duits seinverkeer. Vanaf 1945 tot 1947 zat Geyr Von Schwep–penburg in Amerikaanse gevangen–schap.(https://www.tracesofwar.nl/persons/35297/Geyr-von-Schweppenburg-Reichsfreiherr-Leo.htm)
‘Vergetend’ dat de Duitsers zelf, ondanks alle nazi-grootspraak, nooit in staat waren geweest het Engelse Kanaal over te steken en volkomen onwe–tend van het feit hoeveel inspanningen, voorbereidingen en speciaal mate–rieel een massale militaire oversteek zou vergen, bleef Goebbels zelfs in be–gin juni 1944 sarcastisch vragen:’Ze zouden komen. Waarom komen ze niet?’ (A.Beevor, D-Day, [34]) De Canadezen kwámen op 6 juni 1944. Vanaf Juno Beach zouden zij wraak nemen voor ‘Dieppe’. Eerder, op 24 mei 1943 had de spottende, grootsprekende nazi-Rijksminister van Volksvoorlichting en Propaganda via de Duitse radiozender als wensdroom ook laten rondspreken in het Engels: ‘Sicilië is een geweldige en onneembare vesting geworden. Honderden kustbatterijen hebben kanonnen van elk kaliber, die kunnen vu–ren met aanzienlijke snelheid. Wie deze kustverdediging heeft gezien, is er absoluut van overtuigd, dat elke landingspoging zou uitdraaien op een nieuw Dieppe.’ (Leonard de Vries (samensteller), [De Londense] Vrij Nederland. Een fasicinerende selectie uit de jaargangen 1940-1945 (Uitg. Skarabee. Laren (NH)., 1973), 107) Maar het door Italianen en fanatiekere Duitsers verdedigde Sicilië was inmiddels wél volkomen on–der de voet gelopen door de legers van de elkaar beconcurrerende gene–raals Montgomery en Patton.
Een oorlogsdagboek van Friedrich Kellner (1885-1970) toont door hem uitgeknipte Atlantikwall-propaganda voor intern–Duits gebruik. Kellner was een inspecteur van justitie in Laubach van 1933-1945. Hij bekritiseerde het Hitlerregime van begin af aan, maar niet publiekelijk. Zijn dagboeken waren bestemd als ooggetuige-verslag voor toekomstige historici. Rechtsboven: Batterie Todt met vier kanonnen bij het dorp Audinghen aan Het Kanaal bij Cap Gris-Nez, departement Pas-de-Calais, Noord-Frankrijk.Detail naar: https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/b/b7/The_Friedrich_Kellner_Diary.jpg)
DE INVASIE: HET KERKHOF DER GEALLIEERDEN.Duits propaganda-affiche geïnspireerd door de Brits-Canadese landingsdebâcle te Dieppe in augustus 1942. Op–gehangen in Nederland en Vlaanderen, België vanaf 1943.(https://museumwo2stellingwerven.jimdofree.com/collectie/affiches/)
Duitse propagandaposter uit 1943 bestemd voor Nederland en Vlaanderen. Opmerkelijk is hier de composiet Atlantik Wal in welke het eerste zelfstandige naamwoord de Duitse term voor ‘Atlantische Oceaan’ is en het tweede gespeld staat als het Nederlandse woord wal (‘muur’).derlands!(https://willigula.tumblr.com/post/24569542764/a-german-propaganda-poster-in-dutch-touting-the…)
De Duitsers beweerden ook in het Frans dat zij ‘er klaar voor waren’, d.w.z. voor geallieerde landingen, met hun Atlantikwall, Luftwaffe,Kriegsmarine-motortorpedoboten. Een landing zou een ‘tweede Dieppe’ worden suggereren de foto’s rechtsonder die dateren van augustus 1942.(https://www.batterie-merville.com/wp-content/uploads/2010/12/atlantikwall44.jpg)
Russisch vlugschrift van 19 februari 1943 over het aankomende zweite Front in Europa en het Einheitsfront der geallieerden. Het werd uitgestrooid boven Duitse troepen in de USSR. Op de achterzijde is het succesvolle verloop van het front voor het Rode Leger van november 1942 (verlies van Duitse 6e Leger bij Stalingrad!) en van februari 1943 vermeld. De hechte samenwerking der geallieerden wordt benadrukt. Pas in juli 1943 zou Sicilië worden aangevallen en bezet door de westelijke geallieerden.(http://www.buerck.com )
September 1943: Het ‘Tweede Front’ in aantocht
Op het moment van bekendmaking van de Führerweisung 51 hadden de ge–allieerden reeds besloten tot het Tweede Front dat Ruslands enorme mili-taire inspanning tegen de Duitsers (het Eerste Front) zou moeten verlich–ten. Sovjet-Rusland bagatelliseerde echter voortdurend het feit dat het ‘tweede’ front er eigenlijk al was: namelijk in Noord-Afrika, en het ‘derde’ eveneens: de permanente geallieerde luchtoorlog boven Duitsland zelf (Cf. C.d’Este, Decision in Normandy, 23-31, Ch.2: Second Front, North Africa; Turner, Invasie ’44, 77. Voor het sterk demoraliserende effect van de luchtaanvallen op Duitsland zie b.v. W.L.Shirer, The Rise and Fall of the Third Reich (herdr. Arrow Books. 1998), 1008-1010; I.Kershaw, Tot de laatste man. Hitlers Duitsland 1944-1945 (Uitg. Unieboek/het Spectrum. Houten/Antwerpen, 2011), 149-150; 154. Vgl. N.von Below, At Hitler’s Side, 244, noot 12 van de uitgever:’The Royal Airforce had been bombing Germany from the summer of 1940, but the raids had not constituted a serious threat to the German war effort. What began in March 1942 was something different –a true second front.’ In maart 1942 drong juist de Russische ambassadeur in Londen, Maisky, wederom aan op opening van het Tweede Front, zie F.A. de Graaff, Op leven en dood. Kroniek van oorlog en bezetting 1940-1945 (Rotterdam, 1946), 97) Britten en vooral Canadezen hadden natuurlijk ook bij Dieppe eerder aan Rusland getoond dat het hen ernst was met een aanval op het bezette Con–tinent. (Cf. C.d’Este, Decision in Normandy, 30-31) Daarnaast leverden de westelijke gealli–eerden al enorm veel aan Sovjet-Rusland middels steeds door Duitse onder–zeeërs en vliegtuigen bedreigde zeekonvooien richting met name de haven van Moermansk. Er werd over die noordelijke route 3.964.231 ton vracht vervoerd: brandstof, munitie, 2000 locomotie–ven, 7411 vliegtuigen, 5218 tanks, 4000 (machine-)geweren, 1800 radar–sets, 4 onderzeeboten, 14 mijnenvegers, 10 torpedobootjagers en één slagschip! (Dick Schaap, The Battle of the Atlantic. De grootste duikbootoorlog uit de geschiedenis (A.W.Bruna Uitgevers B.V.. Utrecht (2e dr., 2008), 288) In maart 1943, toen Duitsers en geallieerden nog streden in Noord-Afrika, verklaarde premier Churchill op opzettelijk cryptische wijze:‘Voor de herfstbladeren vallen, zullen wij getuige zijn van zeer zware gevechten in het Middellandse Zeegebied en waarschijnlijk ook elders.’ Deze uitspraak werd vele malen herhaald en uiteraard zeer ver–schillend uitgelegd en dat was de bedoeling ervan. ‘Kracht door vrees’ luidde in Engeland het motto van de zenuwenoorlog. (Naar: H.J. van den Broek, Hier Radio-Oranje. Vijf jaar radio in oorlogstijd (Uitg. Vrij Nederland, Amsterdam, 1947), 211) De Duitsers moes–ten hun krachten versnipperen over Europa, voordat de geallieerden groot–scheepse landingen zouden beginnen ‘ergens’ op de Europese kust. Binnen Nederland werd met de datum 22 juni 1943 als zijnde dé ‘invasie’-datum hardnekkig, maar vergeefs geschermd. Een Nederlandse cadet-vaandrig die vastzat in het Duitse krijgsgevangenenkamp ‘Stanislau’, meldt op woensdag 28 juli 1943 mogelijk het effect van soortgelijke misleidingsmanoeuvres: ‘(Medegevangene) Popel vangt op: inval Amerikanen te IJmuiden tevens in België, Noorwegen en Frankrijk. Als een bliksemflits sloeg het door het kamp. Ik voelde dat het waar was. De gemoederen hooggespannen. Zeker was het nog niet. Ik kwam in een eigenaardige spanning. Dit was het, waar m’n zenuwen 2, 3 m<aa>nden op wachtten. Waarom ik uit m’n evenwicht was geslagen en zo raar reageerde. De hele avond over hetzelfde onder–werp. Zeer gemengde gevoelens. Blijdschap met onrust en zelfs angst.’ (T.M.Sjenitzer-van Leening (red.), Dagboekfragmenten 1940-1945, 329)
De geallieerde landing in West-Europa zou er daadwerkelijk komen, zoals door president Roosevelt en premier Churchill aan de immer achterdoch–tige Russische president, maarschalk Stalin, was beloofd. De laatste bleef bevreesd dat de democratische westelijke geallieerden, ondanks hun mili–taire beloften en doorgaande substantiële materiële ondersteuning van Rusland, aan de zijlijn zouden blijven toekijken hoe ‘bolsjewieken’ en nazi’s elkaar in een strijd op leven en dood als gevolg van hun ideologieën zouden afslachten. En dit was de man die uit eigenbelang aanvankelijk een bond met de nazi Hitler had gesloten waardoor deze zijn oorlog had durven aan–vangen…
In Joodsch Tehuis ‘de Biezen ’ in Barneveld waar hij met zijn gezin min of meer zat opgesloten, schreef dr.Gabriel Italie uit Den Haag o.m. in zijn dag–boek (waarschijnlijk naar aanleiding van een BBC-radiobericht waarnaar heimelijk moet zijn geluisterd): ‘22 Eloel/22 Sept.1943 Churchill moet ge–zegd hebben, dat in Italië slechts het derde front is, maar dat het tweede front zou komen: Frankrijk, België en Nederland.’ (Wally M.Lang (bez.), Het oorlogsdagboek van dr. G.Italie. Den Haag, Barneveld, Westerbork, Theresienstadt, Den Haag 1940-1945 (Uitg. Contact. Amsterdam/Antwerpen, 2009) 403) Op 25 september 1943 schreef Churchill min of meer bevestigend aan de Britse generaal Harold Alexander, dan opper–bevelhebber der geallieerde strijdkrachten in Italië:‘U zult zien dat ik in het Parlement heb aangekondigd dat de Italiaanse veldtocht het ‘Derde Front’ is. Het Tweede Front is hier in Groot–Britttannië, in potentieel, maar nog niet ingezet. Aan deze vorm van verklaring zou moeten worden vastgehou–den, omdat hij minder onaangenaam voor de Russen is en vermijdt met hen erover te twisten of de Italiaanse veldtocht nu het Tweede Front is of niet.’ (W.Churchill, The Second World War, vol.9: The Invasion of Italy, 133)
Geallieerde misleidingspogingen gaan ondertussen stug door. Ter demo–ralisering ook van Duitse bezetters. Zo schrijft de in Barneveld vastge–houden Joodse dr. Gabriel Italie in zijn dagboek op 28 september 1943:’Er zijn raadselachtige pamfletten uitgeworpen: een oproep van een Duitsen ‘Gauleiter’, om den Führer, die in gevaar zou verkeren, trouw te blijven.’ En dat ‘kringen van de (Duitse) reactie (anti-nazi’s) een militaire dictatuur willen instellen en dan met vredesonderhandelingen willen beginnen’. (Wally M.Lang (bez.), Het oorlogsdagboek van dr. G.Italie (2009), 404-405)
Nazi-rijksminister van propaganda, Joseph Goebbels, tiert met een rateltje in de hand tegen de verwoed scorende voetballers van het Britse Royal Airforce-team die het Duitse doel van de dikke keeper van het Berlijn-team, de rijksmaarschalk en opperbevelhebber der Luftwaffe Hermann Goering, voltrappen:’Zijn wij terneergeslagen? NEE! Wij hebben nog iets in petto!’. Cartoon d.d. 24 november 1943 over de moordende luchtoorlog (het éigenlijke tweedefront!) tegen Duitsland door de Britse tekenaar Leslie Illingworth. Coll. Library of Wales, inv. ILW0647. (https://www.library.wales/index.php?id=8295#&gid=1&pid=1)
Duits propaganda-affiche dat de Nederlandse bevolking moest waarschuwen voor het voorgenomen geallieerde Tweede Front.(https://geheugen.delpher.nl/nl/geheugen/view/moeder-is-t-nu-tweede-front?query=isShowPiece+exact+%221%22&page=6&maxperpage=36&sortfield)
Het hierboven vermelde Duitse propaganda-affiche en een andere op een reclamezuil gelijmd in Den Haag tijdens de oorlog en heimelijk gefotografeerd door Menno Huizinga (1907-1947). Deze was lid van de Ondergedoken Camera-groep. Foto in de collectie van het NIOD, Amsterdam.(https://commons.wikimedia.org/wiki/File:BC856_HUI-1062.jpg)
Hoofdstuk 20.
December 1943: Planning Operatie Overlord ten bate van landing der geallieerden op het bezette Europese vasteland.
De Amerikaanse generaal Dwight David (‘Ike’) Eisenhower bevond zich in de eerste week van december 1943 in het nog deels door Hitler-Duitsland bezette Italië waar de geallieerde legers met meer vallen dan opstaan omhoog stootten tegen Duitse weerstandsnesten in bergachtig terrein. Hij vernam er dat president Roosevelt zou terugkeren naar de Verenigde Staten via het strijdtoneel rond de Middellandse Zee. Nog voordat hij zijn president zou ontmoeten in Tunis kreeg Eisenhower een verbazingwekkende telexmelding van zijn meerdere, generaal Marshall, aangaande een nieuwe opdracht en benoeming die hem van zijn stuk bracht. Nauwelijks zat president Roosevelt zelf echter ‘s middags 7 december 1943 op het vliegveld in Tunis in de dienstauto of hij deelde de generaal kortweg mee:‘Nou, Ike, jij gaat Overlord commanderen’. (Dwight D. Eisenhower, Crusade in Europe, 206-207; Turner, Invasie ’44, 43) De Amerikaanse president had na korte tijd besloten dat die taak uiteindelijk niet door zijn vriend en toever–laat, generaal Marshall, zou worden uitgevoerd met de motivering:‘Ik zou niet rustig slapen als jij het land uit zou zijn!’. (C.d’Este, Decision in Normandy, 43 + n.1) Op 7 december 1943 krabbelde Marshall met één verbetering van Roosevelt de ‘onmiddellijk ingaande’ benoeming op een kladje dat zou dienen als een bericht aan Uncle Joe, de Russische maarschalk Joseph Stalin. (Marshall viste het kladje nadien uit de prullenbak en bewaarde het voor Eisenhower die het altijd als zijn kostbaarste memento uit de Tweede Wereldoorlog heeft beschouwd, zie Dwight D. Eisenhower, Crusade in Europe, 208)
Generaal George Catlett Marshall (1880-1959) (https://nl.wikipedia.org/wiki/George Marshall (generaal) )
Dit Amerikaanse propaganda-leaflet opgesteld in het Frans en met prominente portretfoto’s van president Roosevelt en generaal Eisenhower is gedateerd 29 december 1943 en werd boven bezet Frankrijk uitgeworpen door geallieerde vliegtuigen. Roosevelt ziet er gedecideerd uit op deze foto, maar was in feite ernstig ziek. Het ‘Tweede’ Front werd aangekondigd.(https://theddaystory.com/Search/Detail/4005 )
Operatie Overlord was de codenaam voor zowel de op de Westeuropese kust uit te voeren, letterlijk grootscheepse geallieerde landing als de vestiging van een bruggenhoofd. Het door de Duitsers onder hun Führer Adolf Hitler verraderlijk bezette, economisch uitgebuite en politiek en maatschappelijk onderdrukte West-Europa kon zijn verlossing tegemoet zien. Zowel Stalin in Rusland als de verenigde chefs van staven te Amerika waren vooraf accoord gegaan met generaal Eisenhowers nieuwe benoeming voor Operatie Overlord. De generaal voor wie Roosevelt op Kerstavond 1943 in een radiorede de nieuwe titel Supreme Commander Allied Expeditionary Forces (‘hoogste bevelhebber der Geallieerde Expeditionaire Strijdkrach–ten’) voor het eerst meedeelde, keerde voor korte tijd naar Amerika terug om daarna naar zijn nieuwe hoofdkwartier Camp Griffiss (vernoemd naar een Amerikaanse generaal) in Bushy Park (militaire code–naam: Widewing) bij Londen te verhuizen. (Dwight D. Eisenhower, Crusade in Europe, 211-213; Turner, Invasie ’44, 44-45)
Luchtopname van het geheime Camp Griffiss in Bushy Park bij Londen tijdens de oorlog.(https://shaefshifters running club)
Telegraph Cottage nabij Camp Griffiss-Bushy Park waar generaal Dwight Eisenhower privé verbleef tijdens zijn eerste voorbereidingen voor D-Day.(https://www.express.co.uk/news/uk/1137167/D-day-war-..)
Schouderinsigne voor leden van Supreme Headquarters Allied Expeditionary Force (SHAEF).Op een sabel (zwart) veld (‘duisternis van nazi-onderdrukking’) prijkt een vlammend kruisvaarderszwaard (‘wreken–de gerechtigheid’) onder een regenboog (‘hoop op bevrijding’). De azuren boog boven de regenboog beduidt ‘vrede en rust voor de Verenigde Naties’.(https://history.army.mil/documents/cossac/Cossac.htm, )
Goedgelijkend schilderij van de Amerikaanse generaal Dwight (‘Ike’) Eisenhower (1890-1969) uit 1948. Hij draagt het schouderinsigne van SHAEF op de linkerschouder.(https://www.pinterest.co.uk/pin/431853051765443971/ photo # NH71005-KN)
Als toekomstig commandant van de geallieerde grondstrijdkrachten die zouden deelnemen aan Overlord had generaal Eisenhower van de beide beschikbare Britse generaals Montgomery en Alexander aanvankelijk een voorkeur voor de laatste. Harold Alexander was een vriend van hem én de Amerikanen geworden, overdacht hij, daarmee subtiel het tegendeel impli–cerend met betrekking tot de strategisch of tactisch misschien even sterke en inspirerende, maar dikwijls ook egocentrische, opvliegende en zeer eer-zuchtige Montgomery. Het was de Britse eerste minister en leider van het Oorlogskabinet, Winston Churchill, die Eisenhowers voorkeur echter dwarsboomde. Churchill achtte generaal Alexander onmisbaar voor het leiden van de strijd in Italië, ‘de zachte onderbuik van Europa’ die nogal taai bleek te zijn. Zo werd generaal Bernard Law Montgomery (‘Monty’) door Eisenhower benoemd, zij het blijkbaar niet van ganser harte:’een keuze die voor mij acceptabel was’. (Cf. C.d’Este, Decision in Normandy, 45-46 (Churchill koos Alexander); 50-51 (Eisenhower had een hekel aan Montgomery)) Het commando over de Brits-Canadese 21e Legergroep werd nog in december 1943 door Eisenhower aan Montgomery toegewezen. Het Britse leger voelde zich toch niet heel gelukkig: oorlogsleider Churchill had een ernstige longontsteking opgelopen en bevond zich in het Noord-Afrika, terwijl men zich terdege realiseerde dat de militaire besluitvorming voor een groot deel nu moest worden overgedragen aan de machtiger Amerikanen. (Dwight D.Eisenhower, Crusade in Europe, 211; J.Keegan, Six Armies in Normandy, 55-56. Naar aanleiding van alle conflicten die Eisenhower met de Britse bevelhebber tijdens de oorlog zou hebben te doorstaan, zei hij in 1963 en blijkbaar nog immer woedend over Montgomery: ‘Hij is in de allereerste plaats een psychopaat. Vergeet dat niet. Hij is zo egocentrisch dat de man –alles wat hij heeft gedaan is volmaakt- zijn hele leven nooit een fout heeft gemaakt.’, geciteerd in A.Beevor, D-Day, 470; J.Howard en P.Howard Bates, The Pegasus Diaries, 73).
De Britse premier Churchill in werk-overall (midden) tussen generaals Harold Alexander (links) en Bernard Montgomery (rechts) in Libië, 23 augustus 1942.
Generaal Montgomery spreekt zijn officieren van het 8e Leger (Desert Rats) toe in Tunesië, 2 april 1943. (Foto’s: https://www.tracesofwar.nl/articles/3021/Montgomery-Bernard.htm)
Nieuwe militaire machthebbers met hoofdkwartieren in Noord-Frankrijk: de beide ervaren veldmaarschalken Gerd von Rundstedt (l.) (OB-West) en Erwin Rommel (Legergroep B), hier bijeen op 19 decemeber 1943 in Hôtel George V in Parijs, (hoofdkwarteier van eerstgenoemde. Zij zouden de tegenstanders met de hoogste rang van Bernard Montgomery in Normandië gaan worden, maar verschilden hevig van mening over de te volgen verdedigingssstrategie. Hitler behield tot D-Day veel vertrouwen in beiden, ondanks dat hij von Rundstedt had teruggeroepen uit Rusland na een ongeoorloofd bevel tot terugtrekken en na Rommels débâcle in Noord-Afrika. De laatste had had echter wel een geduchte reputatie gekregen bij de Engelsen.(https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Bundesarchiv_Bild_101I-718-0149-18A,_Paris,_Gerd_v._Rundstedt,_Erwin_Rommel.jpg)
23 December 1943: Britse 6e Luchtlandingsdivisie met Compagnie D ‘Ox and Bucks’ gemobiliseerd voor operationele dienst
‘In potentieel…’. Dientengevolge kreeg op 23 december 1943 de Britse 6e Luchtlandingsdivisie het bevel de spring- en infanterietrainingen af te ron–den en te mobiliseren ter voorbereiding op operationele dienst die vanaf 1 februari 1944 zou ingaan. Binnen negen maanden waren zodoende ca.12.000 man Britse en Canadese parachute- en zweefvliegtuigtroepen gereedgemaakt voor de strijd overzee. De voor die periode voltallige Compagnie D ‘Ox and Bucks’ mocht deze maand op de groepsfoto vóór enige barakken van Bul-ford Camp samen met bevelhebber majoor Reginald John Howard zittend vooraan in het midden tussen zijn toenmalige pelotonsofficieren. (Hier afgebeeld op middelste fotosectie. Leden van Compagnie B ‘Ox and Bucks’ die later zijn toegevoegd zoals de luitenants Smith en Fox ontbreken hierop nog.)
Samenstelling vn Company D, 2e Bataljon, 52nd Foot Regiment ‘Ox and Bucks’ in Bulford Camp in december 1943. Niet alle afgebeelden zouden deelnemen aan de bruggenstrijd in Normandië op D-Day. Officieren uit Compagnie B ‘Ox and Bucks’ als b.v.lt. Dennis Fox ontbreken nog op deze compagniesfoto.
Atlantikwall omstreden bij Duitsers in Normandië
De nazi-dictator Hitler verwachtte op 20 december 1943 tijdens een dis-cussie van de oorlogssituatie dat de geallieerden ‘de aanval in het westen’ zouden aanvangen ‘in de lente, van mid-februari, vroeg maart (1944) aan’. Het kon een landing in Noorwegen worden die Duitse transporten zou kunnen afsnijden! Vergezeld van een afleidingsraid in de Golf van Biskaje of op de Balkan? Één ding was duidelijk: zo’n aanval vanuit het westen zou de oorlog beslissen! (van de herfst van 1941 af hield Hitler Noorwegen voor het geallieerde landingsgebied ‘waar in deze oorlog het lot wordt beslist.’, zie A.Bullock, Hitler. Leven en ondergang van een tiran, 519; M.Domarus, The Essential Hitler,. Speeches and Commentary, 769)
Hij had geen idee wat het geallieerde plan was en bleef ondertussen grond en troepen verliezen in het oosten, het immens uitgestrekte Rusland dat hij (‘Wij zijn bescheiden’) maanden eerder ‘verslagen’ had genoemd. Over dat verlies dacht hij minder luchthartig dan enkele maanden geleden.Toen Panzer-gene–raal Heinz Guderian (die Hitler overigens tot het ruïneuze einde toe ook altijd trouw is gebleven) hem in januari 1944 verzocht om meer reserves in het oosten vrij te maken voor de verdediging van het westen welke de Duitse dictator twee maanden tevoren nog zo allernoodzakelijkst had gevonden, overdonderde Hitler de generaal ditmaal eerst met getallen en technische gegevens over zijn, ook door hem–zelf ontworpen westelijke bunkers om vervolgens de zaak af te doen met de zoveelste zelfverheerlijking:‘Geloof me, generaal, ik ben de grootste forten–bouwer aller tijden! Ik heb de Westwall gebouwd, ik bouwde de Atlantik–wall.’ De droom van beton. In werkelijkheid had Hitler zijn ‘Atlantische Muur’ persoonlijk nooit in ogenschouw genomen.
Generaal Heinz Guderian (links), Adolf Hitler en achter deze veldmaarschalk Keitel, beiden laatsten van het Oberkommando der Wehrmacht. Guderian was, even-als Erwin Rommel, een aanjager van de Duitse Blitz–krieg in 1939-1941 geweest met het gebruik van snelle gepantserde formaties. Die tactiek had na de inval van herfst en winter in 1941 in Rusland geen zin meer.Ondanks zijn toenemende militaire kritiek op zijn Führer, bleef ook Guderian de nazi-leider tot het einde toe dienen. Ook hij had, toen het Rode Leger niet meer te stoppen bleek, aan de mededogenloze Hitler voorgesteld een ‘wapenstilstand’ te sluiten met de westelijke geallieerden, zodat Duitsland tezamen met hen zou kunnen doorvechten tegen de Sovjets. Ook Erwin Rommel en andere officieren bleven in deze onrealistische droom voortstrijden. Ze hadden niet of te weinig in de gaten dat Hitlers oorlog geen ‘gewone’ strijd was, maar juist een nazi-ideologische en dus ook een vernietigingsoorlog. De geallieerden zouden alleen een onvoorwaardelijke overgave van Hitler-Duitsland accepteren en dat was ruim bekend gemaakt. Wist Guderian werkelijk niet wat er b.v. met de door hem aangeleverde honderdduizenden Russische krijgsgevange–nen geschiedde? Hij was immers ook door OKW geïn-strueerd geweest over de zogenaamde ‘barbaren’ in het oosten?(https://www.tvguidetime.com/celebs/heinz-guderian-height-weight-net-worth-age-wiki-who-instagram-biography-30679.html)
De ervaren veldmaarschalk von Rundstedt, opperbevelhebber aan het Duitse westelijke front, verwierp de Atlantikwall in eigen kring kortweg als mislei–dende propaganda:‘Niks ervoor, niks erachter, je reinste boerenbedrog! Mis–schien zou hij (de Wall) in het allergunstigste geval gedurende 24 uur een hindernis kunnen vormen, maar elke resoluut geleide aanval zou hem zeker op onverschillig welk punt in hoogstens een dag doorbreken. Heeft die door–braak eenmaal plaatsgevonden, dan zou de hele rest die toch alleen naar de zeezijde is gericht, vanaf de achterkant veroverd kunnen worden en volko–men nutteloos worden.’ (G.Perrault, Het geheim van D-Day (Prisma 1233), 11; A.Beevor, D-Day, 35; idem, De Tweede Wereldoorlog. (Ambo. Amsterdam, 2012), 635 (‘staaltje goedkope bluf’). Ook von Rundstedt bleef als militair een trouwe ondersteuner van het nazi-regime en patriot van het ‘Rijk’, zelfs nadat hij was ontslagen.)
Generalfeldmarschall Karl Rudolf Gerd von Rundstedt (1875-1953). (https://www.dday-overlord.com/en/battle-of-normandy/biographies/germany/von-rundstedt
Hitler had, mede als gevolg van de geallieerde testaanval op Dieppe op 19 augustus 1942, sinds januari 1944 belangrijke westelijke havenplaatsen (vanaf 8 juli 1942 Verteidigingsbereiche genoemd) tot gesloten ‘vestingen’ verklaard die ‘tot de laatste man’ moesten worden verdedigd. Marinehaven Cherbourg werd Festung, maar noch het terrein, noch de versterkingen mochten die noemer verdienen volgens de Duitse commandanten ter plaatse. Generaalmajoor Sattler, stadscommandant van Cherbourg, had daarover la–koniek opgemerkt:‘Een driejarig jongetje krijgt geen baard als je hem tot man verklaart.’ (Volgens luitenant-generaal von Schlieben in: D.C.Isby, The German Army at D-Day, 99) Von Rundstedt baseerde zijn pessimistische kijk op de Wall natuurlijk ook op militaire rapporten van ondergeschikten, zoals dat van luitenant-generaal von Schlieben betreffende Cherbourg:‘Het landfront bezit alle zwaktes van een bruggenhoofd dat te wijd is. Het loopt gevaar op enig punt te worden binnengedrongen en vanaf de flank of achterzijde te worden opgerold.’ (Von Schlieben in: D.C.Isby, The German Army at D-Day, 99. Deze kanttekening zou door de aanval der Amerikanen geheel bewaarheid worden).
De nazi-krant Völkische Beobachter toont in juni 1944 v.l.n.r.: de Kriegsmarine-commandant van Normandië, Konteradmiral Hennecke; de Festung-commandant van Cherbourg, Generalleutnant von Schlieben en de militaire stadscommandant van Cherbourg, Generalmajor Sattler. Ná de oorlog werden von Schlieben en zijn echtgenote dikke vrienden met de Amerikanen. Coll.familiearchief van von Schlieben. (http://s522731491.online.de/das-leben-von-karl-wilhelm-von-schlieben-vom-feind-zum-freund/?lang=en)
Afgezien van de achterzijde van de ‘muur’, waren vele bunkers voor het Seefront niet afgebouwd. Er werd door de Duitse belanghebbende diensten dan ook ‘gevochten’ om de cementleveringen. (Getuigenis van luitenant-generaal von Schlieben van de 709e Infanteriedivisie op Cotentin, verwijzend naar Normandië in: D.C.Isby, The German Army at D-Day, 100; A.Beevor, D-Day, 35 wijst erop dat Hitler prioriteit had gegeven aan het bouwen van enorme betonnen U- boot-en Schnellboot-bunkers.) De belangrijkste bunkers van de kustbatterij van de Festung IJmuiden in Nederland bijvoorbeeld werden pas op 12 oktober 1944 opgeleverd door het Duitse rijksaannemersbedrijf, Organisation Todt. (H.Sakkers, M.Machielse, Een vestingbouwkundige wandeling langs bunkers van de Atlantikwall in het zuidwestelijke deel van Festung IJmuiden, 29) Ook de gebetonneerde Westwall aan de westelijke grens van Duitsland zelf die deels samenviel met de oudere Siegfriedlinie, bleek in de herfst van 1944 nog heel wat geïmproviseerde beton- en troepenverster–king nodig te hebben, toen Britse en Amerikaanse legers het Duitse Rijk dreigden open te beuken. In Engeland zouden ondertussen alle aspecten van die steeds onder aanbouw zijnde Atlantische ‘muur’ keer op keer met argus–ogen worden bestudeerd. (Zie algemeen: G.Perrault, Het geheim van D-Day (Prisma 1233))
‘In 1944 kunnen we een invasie en een tweede front verwachten. De Ame–rikaan Eisenhower en de Engelsman Montgomery hebben het opperbevel. Waar zal de slag vallen?’, zo vroeg de van Joodsch Tehuis ‘De Biezen’ in Barneveld naar doorgangskamp Westerbork in Drenthe overgebrachte Jood–se dr.Gabriel Italie zich af in zijn dagboek op 4 Teiweis/31 December 1943. (Wally M.Lang, Het oorlogsdagboek van dr.G.Italie (2009), 436)
Op dezelfde laatste decemberdag zond de door de Britten en Amerikanen uit Noord-Afrika verjaagde veldmaarschalk Erwin Rommel aan zijn opperbe–velhebber, Hitler, een rapport over zijn eerste inspectietour langs de Duitse verdedigingsstellingen aan de gehele Atlantische kust. Er stond een voor–spelling in over de voorgenomen geallieerde landingen die heel wat realis–tischer klonk dan die welke het Duitse ministerie van propaganda o.a. mid–dels het blad Signaal zijn lezers had voorgeschoteld. Sterker, het was akelig precies:‘De landing zal waarschijnlijk worden voorafgegaan door zeer zwa–re aanvallen vanuit de lucht en worden gemaakt onder dekking van een rookgordijn en van intens vuur vanaf talrijke oorlogsschepen, met gelijktij–dige aanvallen van zware bommenwerpers. Naast de landing vanuit zee, zul–len luchtlandingstroepen waarschijnlijk dicht achter de kustverdediging in de sectoren van de hoofdaanval worden neergelaten om de verdediging van achteraf te breken en een voornaamste bruggenhoofd te creëren in de kortst mogelijke tijd.’ (Naar: B.H. Liddell Hart (ed.), The Rommel Papers, 454) Wat Amerikaanse luchtlandingstroepen aangaat, bij hen ging reeds de grap rond dat Adolf Hit–ler slechts één grote blunder had begaan met zijn Atlantikwall: ‘hij had ver–geten er een dak overheen te bouwen…’. (Naar: https://www.inc.com/bill-murphy-jr/17-inspiring-d-day-quotes-to-remember-75th-anniversary-of-d-day.html)
Hoofdstuk 21.
Begin januari 1944: Generaal Montgomery verbetert oorspronkelijk landingsplan
Generaal Bernard Montgomery, opperbevelhebber van de Britse 21e Leger-groep zette vaart achter de planning van de geallieerde landingen in Frank–rijk. Op zondag 16 januari 1944 stapte zijn favoriete stafofficier, brigadege–neraal David Belchem, de historische St. Paul’s School binnen. Die was ge–sticht in 1509 aan een bocht van de rivier de Thames in de Londense wijk Hammersmith. Hier was vanaf juli 1943 het kantoor van Montgomery ge–vestigd in dat van de Head Master, het enige dat hij als ex-leerling (een zgn. Old Pauline) zelf nooit had mogen betreden. Daarvóór had het gebouw van–af juli 1940 tot hoofdkwartier van de Home Forces gediend. Achter Montgo–mery hing een grote landkaart van de Westeuropese kust. (Kaart heden bewaard in de Montgomery Room van een gebouw van de moderne St.Paul’s School in Barnes. Voor Montgomery en St.Paul’s School zie b.v. W.G.Ramsey (ed.), D-Day. Then and Now; C.d’Este, Decision in Normandy, 58)
St.Paul’s School, Hammersmith, Londen, rond 1900. Heden afgebroken, zijn in Barnes moderne gebouwen opgezet.(https://en.wikipedia.org/wiki/St_Paul%27s_School,_London#/media/File:St_Paul’s_School,_Hammersmith.jpg)
De ontboden stafofficier was zojuist via de Engelse havenstad Bristol uit Italië gearriveerd. Na zes jaar afwezigheid verwachtte Belchem minstens een week verlof in Engeland te krijgen:
‘Hallo, David! Goede reis terug gehad?’, vroeg ‘Monty’.-‘Ja, sir, dank u.’ ‘Er is weinig tijd en er is zoveel te doen, David. Ik zal je aan het hoofd zetten van de operationele staf…’ –‘Sir.’ ‘Vertel me eens, wat ben je van plan te doen? Je bent zo’n zes jaar niet thuis geweest?’ –‘Allereerst zou ik mijn moeder en vader graag bezoeken.’ ‘Waar wonen ze?’–‘Folkstone, sir.’ ‘Ah, dat is nogal buiten Londen. Je mag morgen vrij hebben. Laten we het werk op dinsdag beginnen!’ En brigadegeneraal Belchem, hij gehoorzaamde grommend. (W.G.Ramsey (red.), D-Day. Then and Now. Vol. 2, 516-517)
Generaal Bernard Law Montgomery (1887-1976) in 1943. Werd veldmaarschalk vanaf september 1944.(https://en.wikipedia.org/wiki/Bernard_Montgomery)
Brigadegeneraal Ronald Frederick King David Belchem (1911-1981), opgeklommen tot Major-General van het Royal Tank Corps na de oorlog.(https://generals.dk/genral/Belchem/Ronald Frederick King David/Great Britain.html, )
Op 21 januari 1944 vond te Londen een militaire conferentie van de hoog–ste geallieerde officieren plaats. Generaal Eisenhower had Montgomery en–kele dagen vóór die vergadering verzocht commentaar te leveren op het eerste aanvalsplan, opgesteld door de zogenaamde COSSAC (Chief of Staff <to the> Supreme Allied Commander) onder leiding van de Britse luitenant-generaal Frederick Morgan. In het voorjaar van 1943 had COSSAC onder meer voorgesteld dat de geallieerde legers het Westeuropese vasteland zouden betreden in Normandië ten westen van de rivier de Orne en tot aan de rivier de Vire. Dit voorstel voor een beperkt aanvalsfront was deels be–paald door het toenmaals bestaande gebrek aan bepaald materieel, zoals met name aanvalsboten. Nog in Algerije hadden Eisenhower en diens staf-chef Bedell-Smith zich voorgesteld dat er minstens vijf divisies moesten worden ingezet op D-Day, meer dan generaal Morgan had opgegeven. (C.d’Este, Decision in Normandy, 55-57 + n.2. Van Britse zijde wordt daar na de oorlog niet over gerept en krijgt Montgomery hiervoor alle credits.) Bernard Montgomery legde nu op 21 januari 1944 een amendering voor, waarbij hij onder meer voorstelde het Normandische aanvalsfront te verbreden vanaf het Carentan-estuarium op het Cotentin-schiereiland in het westen tot aan de rivier de Orne in het oosten om de kans op een stevig bruggenhoofd te vergroten en daartoe óok enkele infan–terie- en luchtlandingsdivisies méér in te zetten dan aanvankelijk was voor–zien. De grote marinehaven van de stad Cherbourg op de Cotentin in het westen moest zo spoedig mogelijk in geallieerde handen komen en daartoe dienden de Amerikanen uit de lucht en over zee op het schiereiland te lan–den en dat af te grendelen, opdat Duitse versterkingen niet aangevoerd zouden kunnen worden. (D.Parry, D-Day. 6.6.44, 16-21; Turner, Invasie ‘ 44, 45-46; I.Baraitre, Churchill (Iannoo.Tielt, 2009), 353; R.Collier, D-Day, 55 benadrukt hierbij generaal Omar Bradley’s onverzettelijke wil in het gebruik van Amerikaanse paratroepen)
Cherbourg-en-Cotentin aan de Baai van de Seine in het Kanaal (La Manche, Ärmelkanal, British Channel). De A–merikanen zouden met op 5 juni middernacht gedropte parachutisten van de 82e en 101ste Paradivisies en met ’s ochtends op D-Day uit zee op Utah Beach gelande infanterie de ‘hals’ van het schiereiland weten af- en de vestingstad Cherbourg in te sluiten. De inname zelf kostte drie dagen en vele slachtoffers. Behalve het belang van Cherbourg als grote zeehaven voor aanvullende transporten is hier ook het belang van Caen als wegenknooppunt te zien.(https://www.dezwerver.nl/r/europa/frankrijk/normandie/c/kaarten/fietskaarten/9782758543572/fietskaart-wegenkaart-landkaart-106-caen-cherbourg-en-cotentin-octeville-ign-institut-geographique-national/)
Geallieerde kaart van Cherbourg, 1943. (https://premierrelics.com/new-products-96/1943-3rd-edition-invasion-and-liberation-france-cherbourg-map)
Voorbeeld van een kladnotitie van landingsvoorbereidingen in het handschrift van generaal Montgomery. Eerste zin: ‘Zware luchtbombardementen zo spoedig als (dag-)licht toestaat tot na het (aanvangs-)uur van de aanval’. Laatste woord: ‘EENVOUD’.Coll. Imperial War Museum, Londen.
Een eerste, soortgelijke kritische beschouwing van het COSSAC-ontwerp had Montgomery op uitdrukkelijk verzoek van de in een chique hotel van ziekte herstellende Winston Churchill trouwens al eerder op Nieuwjaarsdag 1944 in Marrakesj, Marokko gegeven, hoewel hij zich bij die gelegenheid, althans naar eigen zeggen, niet als de ‘militaire adviseur van de premier’ had willen uitgeven. (B.Montgomery, From Alamein tot the Baltic; Turner, Invasie ’44, 72-73) De onmiddellijke angst die het oorspronkelijke plan van Morgan, zelf geen bevelhebber met operationele ervaring, had opgeroepen, was dat grote hoeveelheden voertuigen en manschappen zich in wanorde zouden ophopen op de stranden van een te klein aanvalsfront. Daardoor zou niet alleen de aanvalsstroom stokken, maar de veiligheid van een dergelijk op de stranden opgehoopte massa troepen en materieel zou groot gevaar lopen. Montgomery’s ‘achtergrondinformatie’ werd prompt door Churchill, maar tegen de belofte in, op–gewaardeerd tot ‘dwingende voorwaarde’ voor het slagen van het hele landingsplan. (Montgomery, From Alamein to the Baltic; Turner, Invasie ’44, 73. De ervaring op D-Day heeft geleerd dat Montgomery’s angst voor opstoppingen op het strand terecht was geweest, maar desalniettemin deed dat probleem zich voor op verschillende landingsstranden, óndanks de uitbreiding van de stranden waarop geland zou worden.)
‘1944: Jaar van de beslissing. “De uiterste krachtsinspanning moet nog worden gedaan.”(Rt. Hon. W.L.Mackenzie King)Geallieerde propagandaposter, 1944.(https://www.posteralley.ca/collections/all-other-posters/products/war110-year-of-decision-1942-war-poster-13-x-19-inches; voor 1942 lees: 1944! Ook in: https://www.backtonormandy.org/the-history/timeline/1944/213920-1944-06-03-embarking-for-normandy-southwick-house.html)
‘Dit is het jaar! Het is aan ons om ze op hun lazer te geven!’. Britse propagandaprent van Clive Uptton, 1944.(https://www.kmart.com/uptton-clive-original-vintage-world-war-two-poster/p-A060451999)
Op 27 Teiweis/23 Januari 1944 noteerde de Joodse classicus dr. Gabriel Ita–lie, vastzittend in doorgangskamp Westerbork:’Churchill heeft gezegd, dat er vóór 15 maart (alweer die fameuze idus!) militaire operaties plaats heb-ben, waarvan de wereld zal opkijken! Iedereen is er zeer van onder de indruk.’ (Wally M.Lang (bezorgster), Het oorlogsdagboek van dr. G.Italie (2009), 442)
Hoofdstuk 22.
Eind januari 1944: Normandisch verzet ingeschakeld voor Operatie Overlord
En als één der gevolgen van Montgomery’s verlengde aanvalsfront viel eind januari 1944 onder meer de 20-jarige Fransman Jean Renaud-Dandicolle, af–komstig uit Bordeaux, boven het Franse Mayenne uit de nachthemel, benge–lend aan een parachute. Hij was gesprongen samen met zijn radioseiner, Maurice Larcher, en met zijn vroegere meerdere, Claude de Baissac. Re–naud-Dandicolle is de zoon van een consul die door het verzets-réseau ‘Ja–de’ uit Bordeaux in de herfst van 1943 clandestien naar Londen was ge–stuurd om contact te maken met de kring van generaal de Gaulle, leider der Vrije Fransen. Die resideerde in Olympia vlakbij St.Paul’s School in Ham-mersmith waar Montgomery hoofdkwartier hield. Claude de Baissac was één der meegereisde leiders van die verzetssgroep. Eenmaal in Londen, werd de intelligente, vóór zijn twintigste in Letteren en Rechten met een licentiaat afgestudeerde en zeer gedecideerde Renaud-Dandicolle onmiddellijk inge–lijfd door de Britse Special Operations Executive (SOE), sectie F (voor: Frankrijk) en had een training tot geheim agent gevolgd. Eenmaal op de grond in Mayenne, moest hij contact maken met hem geheel onbekende verzetsmensen. Zo kreeg hij adressen mee van medewerkers van het in–lichtingen-réseau (‘verzetsnetwerk’) ‘Centurie’ nabij Caen, o.a. dat van madame Léa Vion in de kraamkliniek te Bénouville. Zijn opdracht luidde: ‘Coördineer de verschillende verzetsactiviteiten in de Normandische bocage en verken grotere terreinen voor parachuteringen, grofweg in de driehoek tussen Caen, Saint-Lô en Vire.’ Verder was Jean Renaud-Dandicolle, alias ‘John Danby’ of ‘Capitaine Jean’, wijselijk níets specifiekers meegedeeld. Het achterland voor het Normandische front moest van heel nabij worden verkend en heimelijk gereedgemaakt voor de aankomende strijd. (http://www.beaucoudray.free.fr/gestapo.htm; N.Barber, The Pegasus and Orne Bridges, 40)
Jean Renaud-Dandicolle (1923-1944)(https://archives.calvados.fr,)
Het werd deze maand januari 1944 ook majoor Howard en zijn officieren van Compagnie D ‘Ox and Bucks’ duidelijk dat het Tweede Front nu wérkelijk op uitbreken stond. (http://www.search.eb.com/normandy/pri/Q00313.html of Britannica online:Normandy:1944—Personal History:John Howard, 1; Howards relaas op bijgeleverde CD in R.J.Drez (red.), Voices of D-Day: The Story of the Allied Invasion Told by Those Who Were There (Louisiana State University Press, 1994)
Hoofdstuk 23.
Februari 1944: Opdracht aan 6e Luchtlandingsdivisie
Operatie Tonga: bescherm oostelijke flank van
Sword Beach tot aan rivier de Dives in Normandië
Twee strategische bruggen moeten vóór landingen uit zee ingenomen
Op 1 februari 1944 presenteerden generaal Montgomery, admiraal Ramsay en vice-luchtmaarschalk Leigh-Mallory een uitgewerkt Voorlopig Gezamen–lijk Plan aan hun Amerikaanse opperbevelhebber. (B.L.Montgomery, El Alamein to the River Sangro. Normandy to the Baltic, 162) Eisenhower bekrachtigde uiteindelijk de herzie–ningen van Montgomery waarmee de monding van de rivier de Orne nabij het havenstadje Ouistreham en de strandvillawijk Riva-Bella ervan definitief tot het gebied van de geallieerde landingen ging behoren en, bezien vanaf zee, de uiterst oostelijke grens van de linkerflank van het Britse Tweede Leger zou gaan vormen. Eén man werd –ook tot nu toe– overal buiten ge–houden, de Franse generaal de Gaulle van wie men vond dat hij met voor de geallieerden -en met name de Amerikanen- minder belangrijke politieke kwesties kwam blijven aanzetten in plaats zich voluit en loyaal op militaire bijdragen in te zetten. De Gaulle wilde zich steeds blijven verzekeren van een door hem geleide Frans bestuur in die delen van (Vichy-)Frankrijk waar ook de geallieerden zich maar zouden kunnen vestigen. Een grote angst bij hem voor achterblijvend geallieerd bestuur of eventuele interne communis–tische overname speelde daarbij een grote rol. (Deze uitsluiting van de gedreven en uiteindelijk onontbeerlijke generaal de Gaulle zou voortduren tot zeer korte tijd vóór D-Day, 6 juni 1944, zie b.v. Ingrid Baraitre, Churchill. Zijn tocht met het noodlot. Biografie (Iannoo. Tielt, 2009), 353)
SHAEF: generaal Eisenhower (USA, middenvoor), opperluchtmaarschalk Tedder (Brits, voor de kijker linksvoor), veldmaarschalk Montgomery (Brits, rechtsvoor), admiraal Ramsay (Brits, achter, tweede van links), luitenant-generaal Bradley (USA, achter uiterst links), luitenant-generaal Bedell-Smith (USA, achter uiterst rechts) en vice-luchtmaarschalk Leigh-Mallory (Brits, achter, tweede van rechts). SHAEF zetelde in het statige Southwick House, Portsmouth.(https://www.strijdbewijs.nl/leger/stamboom.htm)
Het vanwege de Duitse vervolging ondergedoken Joodse meisje Anne Frank schreef op donderdag 3 februari 1944 in haar dagboek in het ‘Achterhuis’ aan de Prinsengracht te Amsterdam naar aanleiding van de persberichten die zij van buiten doorkreeg:‘Lieve Kitty, De invasie-stemming stijgt in het land met de dag en als je hier zou zijn, dan zou je zeker aan de ene kant net als ik onder de indruk komen van al die voorbereidingen, maar aan de andere kant zou je ons uitlachen, omdat we zo’n drukte maken, wie weet voor niets.’ Ook de in doorgangskamp Westerbork gevangen gehouden Joodse docent klassieke talen en dagboekschrijver dr. Gabriel Italie noteer–de nog m.b.t. 12 Sjewot/3 Februari 1944: ‘Op een invasie wordt zo stellig gerekend, dat N. en Z. Holland tot operatiegebied verklaard zijn (men spreekt zelfs van staat van beleg).’ (Wally M.Lang (bez.), Het oorlogsdagboek van dr. G.Italie (2009), 444) Tot nu hadden de Duitsers geen enkel idee over het geplande zwaartepunt van de nakende, grootscheepse geallieerde aanval.
De Britse 6e Luchtlandingsdivisie van generaalmajoor Gale vernam haar de–finitieve rol tijdens Operatie Overlord op 17 februari 1944. (Major-General Richard Gale, 6th Airborne Division, in: W.G.Ramsey (ed.), D-Day. Then and Now, vol. I, 214; N.Barber, The Pegasus and Orne Bridges, 1) Echter, zowel één parachutistenbrigade als één antitankbatterij zou Gale aanvankelijk na landing moeten ontberen vanwege een tekort aan be–schikbare vliegtuigen. Zij zouden over zee en onder ánder bevel komen. De divisiecommandant gruwde ervan, maar liet niets blijken. Immers, hun ‘grote moment’ leek nu toch gekomen. Maar op 23 februari kwam het heugelijke nieuws dat die transportkwestie alsnog was opgelost en de 6e Luchtlandingsdivisie zo goed als geheel door de lucht vervoerd kon worden en in zijn geheel aan de strijd kon deelnemen waarop Gale’s staf altijd had gerekend. Luitenant-generaal Browning, nu commandant van het 1e Lucht–landingskorps, lichtte commandant Richard Gale in die er zelf over schreef:‘Zo geschiedde dat op 24 februari de 6e Luchtlandingsdivisie defi–nitief onder commando van het 1e Britse Korps werd geplaatst voor Operatie Overlord. Voor het plannen ging een kleine groep die bestond uit mijzelf, mijn 1e algemeen stafofficier, Bobby Bray, mijn 2e algemeen stafofficier inlichtingen, Lacoste, één 3e algemeen stafofficier, mijn commandant Koninklijke Artillerie, Shamus Hickie, en mijn commandant Koninklijke Genie, Frank Lowman, alsmede de hoofdklerk, naar het hoofdkwartier van het 1e Korps in Ashley Gardens, Londen. Het was hier, dat ik mijn bevelen ontving en hier, dat wij onze ruwe plan uit–werkten. Een plan dat wij, op zeer onbeduidende veranderingen na, nooit hebben gewijzigd.’ (N.Barber, The Pegasus and Orne Bridges, 2. Voor dit citaat zie R.Gale in: C.Shilleto, Pegasus Bridge & Merville Battery, 22-24; voor de data zie ook R.Gale, in: http://www. ornebridgehead.org/richard gale.htm, 4; voor de datum zie ook de regimentsoorlogskronieken van de Oxfordshire & Buckinghanshire Light Infantry, vol. 4: 1944-1945, overgenomen in: http://www.lightbobs.com/1944-pegasus-bridge-coup-de-main.html, 2)
Generaal Richard Nelson Gale (1896-1982), bevelhebber van de Britse 6e Luchtlandingsdivisie, hier in Ranville in Normandië, juni 1944, op zijn hoofdkwartier. Rechts: bordeauxrode vaan met het witte paard Pegasus. Foto: sergeant Christie. Coll. Imperial War Museum, Londen inv. B5253.(https://en.wikipedia.org/wiki/Richard_Gale_(British_Army_officer)#/media/File:Richard_Gale_in_Normandy_June_1944_IWM_B_5352.jpg)
V.l.n.r.: Captain John Max, Major Jerry Lacoste en Captain Freddie Scholes van de staf–Inlichtingen, 6e Luchtlandingsdivisie. Frederick (‘Freddie’) Charles Scholes (r.) zou op 16 juni 1944 in Normandië sneuvelen onder Duits artillerievuur, cf. http://www.fallenheroes ofnormandy.org/Servicemen/Detail/17056.Captain John Max (l.) zou al op 6 juni 1944 sterven samen met piloot Barry Powell, toen diens Horsa-zweefvliegtuig crashte op het terrein van Château de Grangues, ten oosten van de rivier de Dives. De rest van de passagiers en de andere piloot werden daarbij krijgsgevangen genomen door verraste soldaten van de Duitse 711e Infanteriedivisie, zie: https://www.pefasusarchive.org/normandy/Photos/Pic WiseOwl.htm. (Foto van het drietal: https://www.89fss.com/op his.htm)
Luitenant-kolonel William Shamus Francis Hickie van de King’s Own Yorkshire Light Infantry werd stafchef en bevelhebber der Koninklijke Artillerie bij de 6e Luchtladings–divisie. Werd later brigadegeneraal bij 1st British Airborne Corps en als zodanig op 24 maart 1945 in Duitsland gefotografeerd tijdens Operatie Varsity. Onderscheiden met OBE voor zijn dienst in Normandië in 1944.(https://www.paradata.org.uk/people/william-s-f-hickie)
Luitenant-kolonel Frank Harrington Lowman (1912-1992), bevelhebber Royal Engineers (genie), Hoofdkwartier 6e Luchtlandingsdivisie.Werd onderscheiden met een DSO.
Eén COSSAC-plan uit 1943, te weten de dropping van tweederde van de luchtlandingsdivisie tussen de rivieren de Dives en de Orne, bleef daarmee overeind staan. De divisie moest onder commando van het Britse 1e Leger–korps dat tot het Tweede Leger behoorde, ten oosten van de rivier de Orne de zeer kwetsbare, van zee uit beschouwde linkerflank van het Britse lan–dingsstrand dekken. (N.Barber, The Pegasus and Orne Bridges, 1-3; 22-23; S.E.Ambrose, Pegasus Bridge2, 47; D.Edwards, in: http://www. theirpast-yourfuture.org.uk/upload/pdf/RESOURCE : D-Day Resource I: The Airborne Landings, Account 1 (=IWM Document reference: 78/68/1; Major-General Richard Gale, 6th Airborne Division, in W.G.Ramsey, D-Day. Then and Now, vol.1, 214) Dit tien kilometer brede strand tussen St. Aubin en Ouistreham ontving de codenaam Sword (Beach) die -evenals bei–de andere codewoorden voor de Britse aanvalsstranden- was voorgesteld door Montgomery’s genoemde stafofficier Belchem.
Normandië, dep. Calvados met Sword Beach, het strand voor Britse militaire landingen vanuit zee. De gekleurde ovalen met kapitalen X, Y, N en V staan voor landingszones van zweefvliegtuigen (en parachutisten bij Ranville) van de Britse 6e Luchtlandingsdivisie, een drietal tussen de Dives en de Orne, op D-Day, 6 juni 1944. Kaart: Encyclopedia Bri–tannica Inc.(Detail naar: https://www.britannica.com/place/Sword-Beach)
Luchtlandingstroepen die in de rug van de Duitse kustverdediging zouden worden neergelaten, zouden naar verwachting niet bijdragen tot het moreel ervan, wanneer de Duitsers tegelijkertijd zwaar vanuit zee en vanuit de lucht werden bestookt. (Zweefvlieger Oliver Boland:’Een van de sleutelfactoren ….is in feite dat je een invasie van luchtlandingszweefvliegtuigen niet vanuit je eigen grondgebied verwacht te gaan komen..’, in: http://www. theirpast-your future.org.uk/upload/pdf/RESOURCE: D-Day Resource H: Pegasus Bridge, Account 3) Overigens hadden zowel Duitse parachutisten als Italiaanse kustbewaking tijdens de geallieerde Operatie Fustian op de zuidkust van Sicilië midden juli 1943 daarvan al een voorproefje gehad. Terwijl de Italianen toen in zijn alge–meenheid halfslachtig strijd hadden geleverd, waren Duitse paratroepen –die de geallieerden er niet hadden verwacht!- daarentegen zeer fanatiek in de tegenaanval gegaan.
Die linkerflank van de Britse landingsstranden in Normandië werd nu aan de meest westelijke zijde begrensd door twee dicht bij elkaar en parallel lopen–de waterobstakels, het kanaal dat van de industriehaven van Caen (codenaam: Poland) bijna in rechte lijn noordelijk naar de Kanaalkust loopt, en de ongeveer vijfhonderd meter oostelijker stromende en breed in zee uitmondende rivier de Orne (codenaam: Rugger) en aan de andere, meest oostelijke zijde door de rivier de Dives en haar oostelijker zijstroom, de Divette.
Het matig hoge en deels beboste kalksteenplateau ten oosten van de Orne was dominant genoeg om de linkerflank van de Britse landingstroepen uit zee door de vijand te kunnen overzien. Maar het was níet gewenst om de landingen vanuit zee uit te breiden tot het strand ten oosten van de Orne, omdat dan die beoogde toegangen onder zwaar vuur zouden kunnen komen van de grote Duitse kustbatterijen bij Le Havre en van die tussen Le Havre en Houlgate. Deze batterijen zouden op afstand moeten worden aangepakt vanaf zee door Brits vlootgeschut. De rivier de Orne diende dus de natuur–lijke grens te blijven voor de Britse landingen vanuit zee en de Dives voor de troepen vanuit de lucht. (Richard Gale, 6th Airborne Division, in: W.G.Ramsey, D-Day. Then and Now, vol.1, 214; N.Barber, The Pegasus and Orne Bridges, 1. Er zijn op D-Day echter wel enige Britse troepen voorbij de Ornemonding bij Franceville-Plage en Merville geland, mogelijk een vergissing; enige bron hiervoor is H.K. von Keusgen, Pegasus-Brücke und Batterie Merville (2014) die de melding van Duitse militairen volgt.)
De snelste en zekerste manier om die hogere kalksteenrichel rond Bréville-Amfréville ten oosten van de rivier de Orne in te nemen was daarom, vol–gens generaal-majoor Gale, een aanval vanuit de lucht. Eerste prioriteit kreeg het liefst onbeschadigd veroveren van de brug over het Caenkanaal (de rolhefbrug onder codenaam Euston 1) en die over de Orne (vaste brug Euston 2) bij respectievelijk de dorpen Bénouville en Ranville en het vesti–gen van een bruggenhoofd met voldoende verdedigingsdiepte. Bezit van die twee bruggen die door één oost-west lopende weg parallel aan de kust met elkaar zijn verbonden, zou Duitse versterkingen uit het oosten en zuiden (Cabourg, Troarn, Caen) tegengaan en omgekeerd de opmars van generaal Montgomery’s troepen vanaf het strand landinwaarts naar Caen waar wegen uit verschillende richtingen samenkomen en welke haven- en industriestad hij om die reden op D-Day reeds wilde veroveren, vergemakkelijken. Bo–vendien moest de weg die tussen de beide bruggen loopt (de huidige D 514), de Britse en Canadese troepen die per schip op twee aangrenzende stranden, respectievelijk Sword Beach en het westelijker Juno Beach, zouden arrive–ren, eenvoudig met elkaar in verbinding moeten brengen. (J.Fr.Turner, Invasie ‘44, 78) Het is precies hierom dat de training van majoor Howards strijdmacht en diens planning voor de inname van de beide strategische bruggen ook alle prioriteit zou krijgen van generaal Nigel Poett van de 5e Luchtlandingsbri–gade. (C.Ryan, De langste dag28 (Houten, 1994), 108; S.E.Ambrose, Pegasus Bridge2, 66-67)
Aanvalsplan der Geallieerden voor de landingen in Normandië na revisie door veldmaarschalk Montgomery. Rechts staat boven het wegenknooppunt Caen de cruciale Pegasus Bridge aangegeven, een term die pas ná D-day 6 juni 1944 werd bedacht door de Britse genie. De Brits-Canadese codenamen voor de beoogde landingsstranden zijn eigenlijk verkorte vormen van vissennamen: Goldfish, Swordfishen Jellyfish welke laatste werd gewijzigd in het a-typische Juno vanwege de eigennaam van één der naamgevende officieren, zie b.v.: https://www.ouest-france.fr/d-day/75e-anniversaire-du-debarquement-pourquoi-les-plages-s-appellent-elles-utah-omaha-ou-sword-6370059.)(Kaart: https://nl.pinterest.com/pin/342344009152142917/, )
Overigens was het intact veroveren van beide bruggen wel uitermate wense–lijk voor het Hoofdkwartier van de 6e Luchtlandingsdivisie, maar werd niet absoluut noodzakelijk geacht. (Naar gezaghebbende mededeling van luitenant-kolonel Pine-Coffin, in: http://www.ornebridgehead.org/geoffrey pine coffin.htm, 2; generaal Gale, in: http://www.ornebridgehead.org/richard gale.htm, 5 en luchtlandingsgeniecommandant Lowman in: http://www. remuseum.org.uk/campaign/rem campaign 6adiv.htm, 9. Daarentegen noemde majoor Howard de verovering van beide bruggen ‘essential’, in: http://www.lightbobs.com/1944-pegasus-bridge-coup-de-main.html, 5. Een en ander spreekt tegen een unieke bewering van de Duitse auteur H.K. Frh.von Keusgen, Pegasus-Brücke und Batterie Merville (2014), 7:’Es war den Briten von größter Wichtigkeit, sich den Kanal (van Caen) als Zugang zum Binnenhafen von Caen offen zu halten, …’. Men hield in Engeland immers rekening met een voortijdige destructie van de kanaalbrug door de Duitsers en bracht o.m. bootjes en Bailey-bruggen mee, zodat men troepen en materieel alsnog zou kunnen overbrengen naar het slagveld van de 6e Luchtlandingdivisie. Dát was het ware doel van inname en het behoud der beide bruggen, zoals meermaals beschre-ven.) En er kon zich nóg een probleem voordoen. Wat als de kanaalsluisdeu-ren bij Ouistreham aan zee door de Duitsers zouden zijn opgeblazen? Dan zou het waterpeil in het kanaal van Caen worden gereduceerd tot zo goed als nihil en steile, glibberige modderwanden ontstaan. (In H.K. von Keusgen, Pegasus-Brücke und Batterie Merville (2014), 242 bericht Merville-veteraan Raimund Stainer: ‘Ich hatte das Maschinenhaus der Orne-Kanal-Schleuse zerstört, so daß der Kanal für die Engländer nicht mehr benutzbar war…’. Hij geeft geen tijdsvermelding, maar zijn naoorlogse ferme taal wordt weersproken door het feit dat zeker twee Duitse Vorpostenboten zeer vroeg op D-Day-morgen diezelfde sluizen vanaf zee nog hebben kunnen passeren. Vgl. ook het topografisch inlichtingenrapport van 17 mei 1944:’2. Description of canal and immediate vicinity. (a) The current is slow. Depth reported to be 27’ but can be regulated by the locks at OUISTREHAM. Average width 150’. Banks average 6’ in height, and are of earth and broken stone.’ , naar: S.E.Ambrose, Pegasus Bridge2, 70) Om dat te voorko–men zou men op de ochtend van D-Day, maar vijf uren vóór de landingen, bij Ouistreham in het duister allereerst een geheime actie proberen uit te voeren: het ontschadelijk maken van mijnen die aan de sluisdeuren zouden zijn bevestigd en van de bunker(s) die de sluis bewaakten. Tot de betreffen–de militairen behoorden marine-havenmeester Dennis Bentley Taylor van de Royal Navy, enkele andere Britse mariniers en Vrije Fransen. (‘Fine TommyT’, The Lock Gates at Ouistreham, in: BBC -WW2 People’s War, in: http://www. bbc.co.uk/ww2peopleswar/stories/79/a2862579.shtml, 1; H.K.von Keusgen, Pegasus Brücke und Batterie Merville (2014), 19 meldt dat vanaf midden 1943 explosieven aan de sluizen waren aangebracht. Volgens zijn theorie zouden de geallieerden de havens van Caen willen benutten na D-day om voorraden en materiaal aan te kunnen voeren. Voor die theorie is geen enkel geallieerd bewijs voor handen. Wel wilde Montgomery Caen als verkeersknooppunt het liefst nog op D-day zelf hebben willen veroveren. De aandacht ging echter niet naar de havens van Caen, maar naar die van Cherbourg (grote haven voor o.m. Liberty-schepen) en Port-en-Bessin (voor benzineaanvoer via de PLUTO-pijplijn in zee.)
Extra voorzorgsmaatregelen zouden ook worden genomen door zowel lucht–landings- als grondtroepen die over zee zouden landen, om kanaal en rivier bij calamiteiten tóch te kunnen oversteken. Lange touwen en dertig opblaas–bare RAF-rubberbootjes (eigenlijk bestemd voor vliegtuigbemanningen) zouden door parachutisten worden meegenomen in grote zakken die van hun benen zouden afhangen. Grote opvouwbare canvas roeiboten, een opblaas–bare rubberen verkenningsboot alsook platte houten vlotten voor het vervoer van enkele stukken licht anti-tankgeschut kwamen mee met zweefvliegtui–gen.
Metalen Bailey-bruggen zouden op D-Day worden vervoerd op opleggers van de Koninklijke Genie in hun landingsschepen, b.v. door de 71e Zware Bruggenbouwcompagnie die het kanaal bij Bénouville als eerste doel toe–bedeeld kreeg. (http://www. remeuseum.org.uk/campaign/rem campaign 6adiv.htm, 10; Sgt. David E. Brown, Busy building bridges in de North County Times-North San Diego and Southwest Riverside County News, in: http://www. nctimes.com/articles/2004/06/08/special reports/life times/21 30 576 5 04.txt, 6. Voor een foto van brugdelen (voor de Orne?) geparkeerd bij de kanaalbrug een week na D-Day, zie W.Fowler, Pegasus Bridge, 53. Voor dergelijke Baileybruggen aangelegd over het kanaal bij Bénouville ter hoogte van het château (door de genie hier London Bridge gedoopt), zie b.v. C.Shilleto, Pegasus Bridge & Merville Battery, 117. Voor de Baileybruggen zie ook N.Barber, The Pegasus and Orne Bridges, 26, 31-32, 226, 228, 241, 251. Voor de aanleg van een Bailey over de Orne bij Ranville, zie foto in W.Fowler, Pegasus Bridge, [56].) Eventueel drooggevallen oevers van het kanaal konden worden beklommen en bereden, doordat de genie rollen paaltjes, versterkt met jute en bespoten met olieverf, zou neerleggen. (F.H.Lowman, 249 (&) Field Company RE (Airborne) 591 (Antrim) Parachute Squadron RE and the bridges over the Caen Canal and River Orne, in: http://www. remuseum.org.uk/campaign/rem–campaign–6adiv.htm, 10)
Het met boomgaarden en wilde bomen bezaaide land dat de rivier de Orne omringt, ligt natuurlijker hoger dan die rivier en de aangrenzende smalle weg. Wanneer vijandelijke infanterie en tanks door dit boomrijke gebied vanuit het noordoosten zouden optrekken, zou een dergelijke voortgang slechts moeizaam en beperkt kunnen geschieden en niet moeilijk moeten zijn af te stoppen door ingegraven verdedigers. De rivier zelf bood als natuurlijke watergrens natuurlijk ook veiligheid op die flank.
In tegenstelling tot de kanaalbrug bij Bénouville was bij de rivierbrug geen Duits garnizoen gelegerd, al waren er bij de laatste wel enkele open mitrail–leurnesten voorzien van een ronde zandzakkenstapeling, één wachtbunkertje en een hogere houten post voor licht luchtafweergeschut aangelegd. De dienstdoende bemanning ervan sliep echter in Bénouville op de oostelijke kanaaloever naast de rolhefbrug. (Bewapening Ornebrug naar inlichtingenrapport d.d. 17 mei 1944, overgenomen in: S.E.Ambrose, Pegasus Bridge2 (1988), 72-73. Volgens veteraan Helmut Römer bevond zich bij de Ornebrug als bewapening slechts één vuurbereid MG 34-machinegeweer binnen een zandzakken-stelling, maar zelf lijkt hij daar geen dienst te hebben gedaan, cf. H.K. von Keusgen, Pegasus-Brüche und Batterie Merville (2014), 84. Feit is dat vanaf de noordwestelijke toegang tot de Ornebrug één mitrailleur heeft gevuurd in de nacht van 5/6 juni 1944.) Twee actieve wachtposten, Wehrmacht-soldaten, zouden minimaal per brug kunnen zijn opgesteld als pendellopers zoals het lokale verzet aan de Britten had overgebracht. Dit was de alledaagse observatie van verzets–mensen, indien lokaal geen alarmsituatie bestond. Over de vier bejaarde Normandische gijzelaar-burgerwachten, door de Duitsers officieel Hilfsgen–darmen genaamd, leek aan de Britten evenwel geen enkele mededeling ge–daan. (Generaal Gale wist vantevoren dat beide bruggen door de vijand waren bemand, cf. S.E. Ambrose, o.c., 73; N.Barber, The Pegasus and Orne Bridges, 2. Normandische burgerwachten bij de bruggen worden nergens in inlichtingenrapporten noch door majoor Howard gemeld. Enige waren gedood door Brits vuur in de nacht vóór de D-Day-landingen vanuit zee en dat kan majoor Howard bewust hebben willen negeren.)
De 6e Luchtlandingsdivisie kreeg meer opdrachten. De vijf kleine bruggen ten oosten van de Orne tussen Varaville in het noorden en Troarn in het zui–den over de rivieren de Divette en Dives zouden vóór de landingen vanuit zee moeten worden opgeblazen door speciaal getrainde aanvalsgroepen van parachutisten. Duitse Panzers, d.w.z. tanks en gemechaniseerd geschut, zou–den daarna alleen via een flinke omweg over Caen dat reeds was en nog zou worden gebombardeerd, het oostelijke strijdtoneel van de Britten kunnen be–reiken. De als gevaarlijk beschouwde, vier geschutsbunkers sterke kustbat–terij bij Merville, zwaar bewaakt door meer dan 200 militairen van de 716e Infanteriedivisie alsook door mitrailleurstellingen en mijnenvelden, diende te worden uitgeschakeld in dezelfde nacht. Zowel parachutisten als luchtlan–dingsinfanterie in Horsa-zweefvliegtuigen zouden daarvoor worden ingezet. (Zie b.v. R.Neillands en R. de Normann, D-Day 1944. Voices from Normandy, 90-91; C.Shilleto, Pegasus Bridge & Merville Battery; N.Barber, The Pegasus and Orne Bridges, 2-3. Voor het gevaarlijke bereik tot Sword Beach van het toch door de Britten overschatte kanonnenkaliber bij Merville, zie vooral H.K. von Keusgen, Pegasus Brücke und Batterie Merville (2014), 14-passim)
De rode kruizen rechts duiden op door de 6e Luchtlandingsdivisie te vernietigen bruggendoelen. De halve cirkels geven ongeveer de perimeters van te verdedigen Brits-Canadese landingszones weer. LZ: landingszone voor zweefvliegtuigen; AZ: afspringzones voor parachutisten, behalve AZ-N die was bestemd voor beiden.(https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Operation_Tonga_-_Karte.png )
Het vestigen van een vroeg bruggenhoofd en het afstoppen van mogelijk sterke Duitse tegenaanvallen met tanks en mobiel gepantserd geschut rondom de dorpen Bénouville-Le Port, Longueval, Ste. Honorine la Char–donnerette, Escoville, Hérouvillette, Bréville, Amfréville en Ranville daar tussenin, bijna alle gelegen tussen de rivieren de Orne en de Dives, werd aldus de taak van de lichtbewapende 6e Luchtlandingsdivisie op D-Day en volgende aanvalsdagen. Het geheel van taken van de 6e Luchtlandingsdi–visie, voor parachutisten en zweefvliegtuigmilitairen, werd genoteerd onder de codenaam Operatie Tonga. (W.G.Ramsey (ed.), D-Day. Then and Now, vol.I, 220; 250; Historica nr. 34 (Bayeux, 1993), 22. C.Shilleto, Pegasus Bridge & Merville Battery, 17; 43 verstaat onder deze naam incorrect uitsluitend de operationele nachtelijke landingen der zweefvliegtuigen die in W.Fowler, Pegasus Bridge betreffende de Orne-en kanaalbruggen even incorrect Operatie Deadstick worden genoemd.)
De 6e Luchtlandingsdivisie van generaal-majoor Gale behoorde aanvankelijk tot het Legerluchtkorps (Army Air Corps), later tot het 1e Luchtlandings–korps. Zij was verdeeld in drie brigades van elk drie bataljons, waarvan twee brigades parachutisten-infanteristen en één brigade zweefvliegtuiginfanterie (airlanding brigade), aangevuld met genie- en hospitaalsoldaten. Een maxi–mum aan gevechtsklare troepen moest worden meegevoerd per vliegtuig en worden gedropt per parachute of neergezet per zweefvliegtuig. Een lucht–landingsdivisie kon daarom slechts een minimum aan ondersteunende troe–pen en materiaal meenemen en omvatte slechts circa tienduizend man. Een infanteriepeloton dat werd vervoerd per Horsa-zweefvliegtuig moest nood–zakelijkerwijze, vanwege het beperkte aantal houten stoeltjes of metalen bankjes in de romp, worden gereduceerd tot 28, i.p.v. de reguliere 30 man. (Cf. Harry Clark in: http://www. britisharmedforces.org/ns/ns/nat harry clark.htm, 1:’The company consisted of four platoons, No’s 22, 23, 24 and 25, with 28 men in each platoon; plus company H.Q.’ In W.Fowler, Pegasus Bridge, 7 wordt onduidelijk en foutief gesteld dat ‘The main compartment could accomodate 15 soldiers and their equipment on bench seats along the sides’. Bedoeld wordt waarschijnlijk: ‘along one side’ en áls dat zo is, is het aantal weer te hoog.) Ondersteuningseenheden waren er vervangen door groepen parachu–tisten-terreinmarkeerders (Army Air Corps Pathfinder Group) die landings–terreinen voorafgaande aan een landing van een hoofdmacht van parachu-tisten en zweefvliegtuigen met licht- en radarbakens moesten markeren en deze terreinen ook moesten verdedigen.
Op 29 Sjewot/23 februari 1944 schrijft de Joodse dr. Gabriel Italie, gevangen in kamp Westerbork, nogmaals over de ‘invasiekoorts’ die bij Duitse verde-digers is gaan heersen:’Men is weer, of nóg, bezig met evacuatie van kust–streken. De Duitsers geloven vast aan een invasie.’ Bovendien wordt nu in Nederland blijkbaar over rustig of mooi weer wel gesproken als ‘(goed) in–vasie-weer’. (Naar: Wally M.Lang (bez.), Het oorlogsdagboek van dr. G.Italie (2009), 449)
Hoofdstuk 24.
Januari-juni 1944: Sterkte van Duitse veldleger in Ornegebied, Normandië
Het Duitse leger kende min of meer dezelfde indelingen als het Britse. De effectieve Duitse sterkte van allerlei militaire eenheden is in 1944 echter zeer wisselend en over het geheel genomen dalend. Vooral het oostelijke front in Rusland moest volgens Hitler op sterkte blijven. Oplopende verlie–zen werden steeds minder goed aangevuld en minder met troepen van het gewenste gevechtsgehalte. Steeds meer onderhoudspersoneel, admini–stratieve troepen, oudere mannen en onervaren jongeren werden wanhopig ingezet als infanteristen. In november 1943 had de gravin van Maupertuis in haar gevorderde kasteel bij Bayeux Duitse ‘soldaten’ van 14 jaar oud –let–terlijk spelende kinderen!- zien arriveren. (G.Perrault, Het geheim van D-day (Prisma 1233), 12)
Tienersoldaten van de Wehrmacht als krijgsgevangenen van de Canadezen in Normandië, juni 1944. Vgl. de foto van een 14-jarige, door Amerikanen krijgsgevangen gemaakte sluipschutter, in: A.McKee, De slag om Normandië, foto’s tussen pp. 252-253) (https://www.facebook.com/frontsoldaten/photos/frankreich-1944-junge-deutsche-soldaten-die-während-der-kämpfe-in-der-normandie-/1381851512203595/)
Dit zestal tienersoldaten van de Wehrmacht heeft het er levend heeft afgebracht bij Bernières-sur-Mer, Juno Beach, het Normandische landingsstrand van de Canadezen op 6 of 7 juni 1944. Het pand met opschrift F.Lemonnier op de achtergrond is iconisch geworden. Recent ingekleurd filmbeeld. Coll. Canadian Army.
Hetzelfde pand van F. Lemonnier in Bernières-sur-Meraan de Kanaalkust, Juno Beach, 6 of 7 juni 1944. Foto:Canadian Army.
16-jarige bij Cherbourg door de Amerikenen krijgsgevangen genomen jongen in dienst van de Wehrmacht. De zeehavenstad omgedoopt tot Festung, werd vanaf 22 juni 1944 frontaal aangevallen door de Amerikanen na hevige bombardementen die ook eigen mensen het leven hebben gekost. De zeehaven werd alsnog ten dele vernietigd door de Duitsers. Generaalluitenant Karl Wilhelm von Schlieben had 21.000 man in garnizoen ter beschikking waarvan ongeveer de helft omkwam of werd vermist.Velen waren ook afkomstig van de Kriegsmarine of uit de oostelijke kuststreek van de Cotentin en daar al murw gebeukte soldaten geweest. Tijdens drie weken gevangenschap in Trent Park, Engeland, vond von Schlieben Hitler een (militaire) ‘leerling’en Himmler ‘een op-en-top crimineel’. Hij had vooral te doen met ‘ons arme Duitse volk’. (S.Neitzel, Tapping Hitler’s Generals (Frontline Books. London, 2013), 87, doc. 25). In dit boek foutief Kurt Wilhelm i.p.v. Karl Wilhelm genoemd, cf. ibid., 312) Half januari 1945 beweerde hij:‘Een hele natie is geruïneerd op rekening van één man (Hitler).’ (ibid., 129, doc. 59) De man die híj toch militair had gediend met de inval in en bezetting van Frankrijk en Rusland en zijn Führer derhalve méde groot had gemaakt. Hij bekende tegen collega’s in gevangenschap in Trent Park op de hoogte zijn van (de wil van zijn toenmalige Duitse ondergeschikten tot) het plegen van oorlogsmisdaden zoals het execu–teren van burgers en van ontwapende Russische militairen, terwijl hij zich in Joegoslavië en Rusland had bevonden. (ibid., 184-185, doc. 99).
Ondanks gebezigde administratieve namen als divisie, bataljon, regiment e.d., zijn de meeste Duitse eenheden in 1944 feitelijk níet op volle sterkte. De Wach-Zug als bruggengarnizoen bij Bénouville en Ranville behelsde zo één peloton dat in juni 1944 feitelijk uit achttien man bestond in plaats van het reguliere dertigtal. Die troep sprak zodoende over hun eenheid als een Halb-Zug. Bovendien riepen de Duitsers ‘brigades’ in het leven die soms uit regimenten of alleen uit bataljons bestonden, wat onzekerheid over de waar–de ervan nog verder in de hand werkte. Vanaf 1944 werden tevens zoge–naamde Kampgruppen, ad hoc–gevechtsgroepen met een bepaald doel, sa–mengesteld uit divers personeel en voorzien van de achternaam van een bevelvoerder, b.v de Kampfgruppen ‘Rauch’ en ‘von Luck’ in het kust–gebied nabij Caen.
Aan de Atlantische kust waren nu zo’n 60.000 Poolse en Sovjet-Russische soldaten als gedwongen dienstplichtigen of als voormalige krijgsgevangenen ingezet, bijvoorbeeld in de Abteilungen Ost van de 711e en 716e Infanterie–divisie in Normandië. Er werd regelmatig door hun Duitse kameraden mis–leidend naar hen verwezen als Hilfsfreiwillige of Hifi’s, ‘vrijwilligers’. De nazi-ideologische opvatting over deze ‘rassen’ als Untermenschen werd al–ras losgelaten, toen het Duitse leger stevig weerwoord van vooral de Russen ging krijgen en meer en meer eigen soldaten ging verliezen. (G.Blond, Invasie. 6 juni 1944, 103; A.Mckee, De slag om Normandië, 56; J.Keegan, Six Armies in Normandy, 61; G.Perrault, Het geheim van D-Day (Prisma 1233), 12; Historica nr. 34. Normandie 44 (Bayeux, 1993), 10; 18. Voor een foto van een Ost Batallion van de 711 Infanteriedivisie, zie b.v. C.Shilleto, Pegasus Bridge & Merville Battery, [36]. In H.K.von Keusgen, Pegasus-Brücke und Batterie Merville (2014), 12 wordt nog camouflerend over Hilfswillige gesproken alsof zij werk voor de Duitsers louter uit eigen vrije wil zouden hebben gedaan.)
Turkmenen als zogenaamde Freiwillige in Duitse Wehrmacht–dienst in Noord-Frankrijk in 1943. Namen zij geen dienst bij de Wehrmacht, dan verdwenen zij in een krijgsgevangenenkamp voor Russen waar duizenden soldaten bezweken aan honger, ontbering, ziekten en executies. Coll. Bundesarchiv Bild 101I-295-1560-21.(https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Bundesarchiv_Bild_101I-295-1560-21,_Nordfrankreich,_Turkmenische_Freiwillige.jpg)
Maart 1944: Widerstandsnest (WN) 13: het Duitse bruggengarnizoen bij Bénouville en Ranville
Zodoende eindigden de Poolse tieners Vern Bonck uit Warschau en Janusch Marschilinski, door de Duitsers opgepakt als ‘Volksdeutsche’, in Duitse dwangdienst bij de 4. Kompanie, 1. Bataillon van Grenadier-Regiment 736 van die 716. Infanteriedivision. Tijdens hun voorafgaande zes weken infan–terietraining hadden tieners als Bonck en Marschilinski de Duitse onderoffi–cieren amper kunnen verstaan. (Zelfs bij de Waffen-SS werd geklaagd over de taalproblemen met aangenomen Volkdeutsche soldaten, cf. Guido Knopp, Hitlers moordenaars. De geschiedenis van de SS (Manteau/Het Spectrum. Utrecht, 2004), 220. Voor Vern Bonck zie S.E.Ambrose, Pegasus Bridge2, 15; 29; 39; 54; 87; 93; 97; 143; 161. Over deze Poolse soldaat is auteur Stephen Ambrose slechts ingelicht door de Britse veteraan Wally Parr, zie S.E. Ambrose, o.c., 191; H.K.von Keusgen, Pegasus-Brücke und Batterie Merville (2014), 83 noemt Vern Bonck eveneens, zijn naam hoogstwaarschijnlijk overgenomen uit S.E.Ambrose, Pegasus Bridge, hoewel dat boek níet in zijn literatuurlijst voorkomt. Opvallend is b.v. dat von Keusgen níet wist wat het lot van Vern Bonck was na de stormaanval op de kanaalbrug. Voor het vijftal Polen aanwezig in het Duitse bruggengarnizoen der 4e Compagnie, zie slechts von Keusgen, o.c. (2014), 12.) Samen met nog een drietal jonge landgenoten werden zij naar Caen in Normandië vervoerd. Kort daarna, begin maart 1944, kwamen zij terecht bij een hen volkomen onbekende rolhefbrug over een kanaal dat een slaperig Normandisch dorpje genaamd Bénouville aan de oostzijde er–van begrenst. Pas maanden later, begin juni van dat jaar, begonnen hun scha–mele, deels geïmproviseerde onderkomens daar een beetje op iets te lijken. Buitenlandse hulpkrachten zoals zij werden nooit geheel vertrouwd door de Duitsers. (Zo schreef generaal Montgomery aan generaal Dempsy (‘Simbo’) op 8 juni 1944 over D-Day o.a.:’The Germans are fighting well; Russians, Poles, Japanese, and Turks (waarschijnlijk worden hier Aziatische Russen of Mongolen bedoeld), run away, and if unable to do so, surrender.’ Citaat naar R.Neillands en R. de Normann, D-Day 1944. Voices from Normandy, 296. De hier en daar snelle overgave door Poolse en Russische troepen (‘Ruski, Ruski! Stalingrad!’) aan de Normandische stranden op D-Day bevestigde achteraf dat wantrouwen. Zo ook in ons land de in 1944 begonnen samenwerking met het verzet in Zandvoort en Haarlem van in Zandvoort gestationeerde en voor de Duitsers werkende Georgiërs onder hun commandant Loladze en de daaropvolgende, door de Duitsers bloedig neergeslagen Georgische opstand op Texel begin 1945. Verzetsvrouw Mien van Tijn-De Bruin die zich in Amsterdam-Watergraafsmeer voor een groep Russische krijgsgevangenen inzette, meldde dat deze militairen na ‘de invasie’ door de Duitsers werden geprest voor hen te vechten in Frankrijk. De Russen wilden zich heimelijk aansluiten bij het Nederlandse verzet. Drie van hen waren daarbij al zodanig betrokken, dat zij moesten deserteren. Na de bloedig neergeslagen opstand van Georgische soldaten tegen de Duitsers op Texel, was in het door de Wehrmacht overgenomen Fort Sint Aagtendijk bij Beverwijk op 20 april 1945 Georgisch soldaat Arsen Iljitsj Asanasjvili betrapt op het stelen van 88 handgranaten. Het getal 88 staat mogelijk voor de letters HH ‘Heil Hitler’, 20 april was immers de verjaardag van de Führer. De granaten waren in dit geval bestemd voor het Wijker verzet. Asanajvili werd samen met vijftien andere Georgiërs dezelfde dag nog geëxecuteerd. (Bart Vuijk, Slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog in de IJmond, deel I (Historisch Genootschap Midden-Kennemerland. Beverwijk, 2016), 41) Aan de andere kant zou er in Normandië door Russische ‘vrijwilligers’ soms hard worden gevochten tegen de geallieerden, zo bijvoorbeeld bij het dorp Le Plein (thans Le Plain), dikwijls onder grove bedreigingen overigens van hun Duitse officieren. Een Pool die op het Amerikaanse Omaha Beach krijgsgevangen was genomen, antwoordde op de vraag van een Amerikaanse inlichtingenofficier hoe de verdedigers de bombardementen hadden doorstaan:’Jullie bommen waren zeer overtuigend, maar de (Duitse) sergeant achter mij met een pistool in zijn hand was dat nog meer!’) Elders in Frankrijk werden echter gemotiveerde Kozakken in dienst van de Wehrmacht vooral door het verzet zeer gevreesd. (Russen traden b.v. vóór D-Day zeer actief op tegen Franse verzetslieden en gedropte SAS-soldaten in Bretagne. Op het schierland Cotentin stormden Witrussen te paard vlak na D-Day op Amerikaanse parachutisten van het 506e Regiment, 101e Luchtlandings–divisie af volgens de Amerikaanse parachutist D.R.Burgett, Het begin: D-Day, 132)
Een statisch bruggengarnizoen nu was aanwezig in het zogenaamde Wi–derstandsnest (WN) 13 nabij Bénouville en Ranville, departement Calvados, Normandië. (Voor WN13 in groter verdedigingsverband vgl. o.a. : https://www.atlantikwall.co.uk/atlantikwall/fn_gr_wn13_pont_sur_le_canal.php.) Het stond onder dage–lijks bevel van Feldwebel Georg Ackermann met hoofdkwartier in een lage bunker naast de rolhefbrug over het Kanaal van Caen. Dit garnizoen was een gering, onervaren onderdeel van de 4. Kompanie (onder bevel van Haupt–mann Wil Luke met hoofdkwartier in Ouistreham-Val) van het I. Bataillon (onder bevel van Major Hans Schmidt met hoofdkwartier te Ranville) van Grenadier-Regiment 736 (onder bevel van Oberst Ludwig Krug met hoofd–kwartier in Colleville-sur-Orne) der 716. Infanteriedivision (onder comman–do van Generalleutnant Wilhelm Richter met hoofdkwartier in Caen). (Major Hans Schmidt behoorde niet tot de 21e Pantserdivisie, zoals Denis Edwards suggereerde in The Devil’s Own Luck, 47; er wordt daar geen naam genoemd, maar de Duitse officier die werd getroffen in zijn stafwagen bij de Ornebrug was zeker deze majoor Schmidt. Hij stierf daarna aan zijn verwondingen in de medische post van de arts Captain Vaughan.. Op website https://historica.fandom.com (Historica Wiki) wordt geheel ten onrechte een Generalleutnant Hans Schmidt (1895-1971) opgevoerd die was gepromoveerd tot Generalmajor in december 1943. Deze werd daarna naar Frankrijk overgeplaatst om er de Duitse 275ste Divisie te commanderen ‘and his division suffered losses during Operation Overlord (failing to hold Pegasus Bridge during Operation Deadstick)’. Deze man overleefde kennelijk en de rangen verschillen, dus hij kan niet worden geïdentificeerd met de bevelhebber in Ranville. Daarnaast was Deadstick geen feitelijke operatie, maar een speciale oefening voor nachtelijk landen met Horsa-zweefvliegtuigen op een klein veld bij Holmes Clump. Evenzo mag de de oolrog overlevende General der Infanterie Hans Schmidt (1877-1948) níet worden verward met Major Hans Schmidt. Sinds het voorjaar van 1944 waren de veelal jonge manschappen bij de kanaalbrug van Bénouville ondergebracht in eventueel met tentzeil overdekte loopgraven en later tevens in min of meer verbunker–de ondergrondse gangen en ruimten alsook in eenvoudiger onderkomens op de oostelijke oever van de Orne bij Ranville. Daarnaast was één Duits genie–hoofdkwartier aanwezig binnen het dorp Bénouville. Enige Duitse mobiele genie (Pioniere) die gebruik kon maken van halfrups–pantserwagens en vrachtwagens behoorde daartoe. (De aanwezigheid van de laatste is uitgewezen op D-Day. Er is één website die in ‘Bénouville’ op dit tijdstip nog een eenheid (I/989) van de Schwere-Artillerie-Abteilung 989 van de 716e Infanteriedivisie met ‘vier 122 mm sFH 396’ vermeldt. De Gefechtsstand van dit bekende bataljon bevond zich echter zeker in Reviers en de hoofdkwartieren van beide andere pelotons ervan in Amblie en Creully, beide ook met vier van de zelfde stukken geschut. Een alternatieve lezing vervangt hier echter ‘Bénouville’ door: ‘Basly’ en hoogstwaarschijnlijk terecht. Er is voor een Duitse artillerie-eenheid gestationeerd in Bénouville of Le Port verder géen bron te vinden, cf. http://www.6juin1944.com/assaut/allemagne/index.php?id=716. Voor de Duitse onderkomens bij Bénouville, zie vooral: H.K. von Keusgen, Pegasus-Brücke und Batterie Merville (2014), 12; 83. In S.E.Ambrose, Pegasus Bridge2 (1988), [91] staan aan beide zijden van het kanaal Duitse loopgraven ingetekend (en dan als ten onrechte verlopend in een rechte lijn). Op RAF-verkenningsfoto’s en op vlak na de oorlog genomen opnamen van de Bénouville-brug is mogelijk slechts één smalle loopgraaf (te zien als zwarte lijn) op de westelijke kanaaloever te ontwaren tussen café Gondrée en het kanaal, naast de bekende meanderende twee op de zuid- en noordoostelijke oever, cf. H.K. von Keusgen, o.c. (2014), 13. De westelijke oever naast de brug was erg smal.)
Generalleutnant Wilhelm Richter (1892-1971), bevelvoerder van de 716. Infanteridivision zetelende in Caen in de zomer van 1944.(https://en.wikipedia.org/wiki/Wilhelm_Richter )
Oberst Ludwig Krug (rechts), bevelhebber van Grenadier-Regiment 736 met als hoofdkwartier een bunker (door de geallieerden gecodeerd ‘Hillman’) te Colleville (sur-Orne) aan de Kanaalkust. Zijn hele statische regiment zou vanaf de eerste bombardementen op zijn sector vóór 6 juni 1944 tot aan de beëindiging van de strijd in Normandië worden vernietigd. (https://twitter.com/sk_rgt_friends/status/474106329431560192)
Het Duitse bruggengarnizoen bij Bénouville en Ranville nu ontving haar bevelen in de praktijk verwarrenderwijs –en vrij kenmerkend voor de Wehrmacht in Normandië– van zowel de I. Abteilung van Artillerie-Regi–ment 1716 (Hauptmann Wolter) van de 716e Infanteriedivisie gestationeerd bij de batterij in Merville, omdat een deel van hun eigen 4. Kompanie, I. Ba–taillon, Grenadier-Regiment 736 dáar dienst deed, én tegelijkertijd van de commandant van het I. Bataillon van het 736e Grenadiersregiment, Major Hans Schmidt die in een particulier huis te Ranville was ingekwartierd. (De dagelijkse warme maaltijden kwamen naar het Bénouville-bruggengarnizoen eveneens vanuit Merville. De hechte band tussen het Duitse batterijgarnizoen bij Merville en het bruggengarnizoen bij Bénouville en Ranville alsmede het totale aantal verdedigers dat aanwezig was bij beide bruggen, kon onmiddellijk op D-Day worden bevestigd door de inlichtingendienst van de Britse 6e Luchtlandingsdivisie, zie: WO 171/425 – 6th AB Div ‘G’, 1944, Appx A, 6 Airborne Div Int Summary No 1, 6.6.44:‘The Brs were held by 16 men from MERVILLE belonging to a coy of 716 Div…3 Coy I Bn 736 Gren. Regt MERVILLE 1578…’, cf. https://forum.axishistory.com/viewtopic.php?t=236709. Zelfde gegevens in: Andrew Stewart, Caen Controversy: The Battle for Sword Beach 1944 (repr. ed. Helion & Company. Warwick, 2016), 67. Dat aantal Duitsers bij de bruggen was dus uiteindelijk heel wat minder dan tevoren steeds in Engeland was verwacht.) Het (halve) pelotonsgarnizoen bij beide bruggen van Bénouville en Ranville bestond in juni1944 uit de volgende Duitse mili–tairen en enige toegevoegden:
Obersoldat Helmut Römer (18 jr.) (Consequent foutief als Private Helmut Romer in: S.E.Ambrose, Pegasus Bridge2 (1988), 198, Index)
Obersoldat Helmut Römer uit Hilden, Kreis Köln, Nordrhein-Westfalen, Duitsland. Hij poseert hier ongewapend (samen met twee maten) op de kanaalbrug van Bénouville, winter/vroege voorjaar 1944.(Detail van foto in: H.K.von Keusgen, Pegasus-Brücke und Batterie Merville (2014), 12)
Soldat Heinz Lehr
Soldat Heinz Lehr, ongewapend poserend op de kanaalbrug te Bénouville, winter/vroege voorjaar 1944.((Detail van foto in: H.K.von Keusgen, Pegasus-Brücke und Batterie Merville (2014), 12)
Soldat Peter Sinter
Soldat Peter Sinter poserend als dienstdoende Wache op de kanaalbrug te Bénouville, winter/voorjaar 1944. In de riem zijn twee steelhandgranaten gestoken, op de rug hangt het standaard Mausergeweer.(Detail van foto in: H.K.von Keusgen, Pegasus-Brücke und Batterie Merville (2014), 12)
Ter bewaking van beide bruggen waren bovendien door de Duitsers vier bejaarde, mannelijke Normandische burgergijzelaars aangesteld. (Vroegste bron: G.Bernage, J.P.Benamou en Ph.Lejuée, Pegasus Bridge – 6e Airborne, Jour J á Bénouville-Ranville, in: Historica. Normandie 44 (Éditions Heimdal. Bayeux, 1993), [17]; 23. Noch de Duitse veteranen Römer en Sauer, noch de Duitse auteur H.K.von Keusgen, noch zijn landgenoot P.Carrell, noch de Amerikaan S.E.Ambrose, noch majoor Howard vermeldden de vier bejaarde civiele wachtposten.) Het wachtlopen op de bruggen gebeurde door de soldaten standaard als pendel: heen en weer lopend over een brug, elkaar passerend en weer terug. Er stond dus geen vaste wachtpost. (Aldus foutief wergegeven in een scène van de film The Longest Day (1962)) Iedere vier uren moest twee man, ook de Pools–Volksdeutsche militairen, twee uur wachtlopen, dag en nacht. Daarenboven hadden zij de nodige fysieke klussen overdag te verrichten. Uitslapen was er niet bij, de voedselvoorraad karig. De opgroeiende jonge mannen waren daardoor eigenlijk voortdurend vermoeid en hongerig. (Tijden voor wachtlopen bij de Duitse Wehrmacht in Frankrijk konden verschillen. Zo deed soldaat Heinrich Böll aan de Noord-Franse kust de ‘hondenwacht vannacht van twaalf tot halfvier buiten.’, cf. Heinrich Böll, Brieven uit de oorlog 1939-1945 (2007), 258. Voor de gehele namenlijst van het Duits-Poolse bruggenpeleton van de 4e Compagnie van het 1e Bataljon van het 736e Grenadiersregiment zie slechts: H.K.von Keusgen, Pegasus-Brücke und Batterie Merville (2014), 12-13. Een op tijd gevluchte ‘korporaal Weber’ wordt bevestigend vermeld als een bij de kanaalbrug dienstdoende Duitse militair in de nacht van 5 op 6 juni 1944 door de Duitse auteur Paul Carrell (pseudoniem voor de nazi Paul Karl Schmidt, Chef der Pressabteilung des Auswärtiges Ämtes onder minister von Ribbentrop) in zijn Invasion-They’re Coming! (Bantam Books, S2733/3. New York, edition May 1964), 24 = https://www.forces-war-records.co.uk/documents/2081/history-of-the-second-world-war-volume-5/page-2/?searchQuery=Kanchanaburi&sea (=Sie kommen! (Gerhard Stalling Verlag, 1960). Carrell noemt schildwachten Sauer en Römer nergens. Gefreiter Weber wist te vluchten tijdens de stormaanval op de kanaalbrug bij Bénouville in de nacht van 5/6 juni 1944 en overleefde misschien. Deze Gefreiter Weber van de 4. Kompanie kan wel niet worden geïdentificeerd met de ‘Gefreiter in einem Grenadier-Regt.’ Alfred Weber uit Pfarrkirchen, Beieren, Zuid-Duitsland. Deze sneuvelde op 19½-jarige leeftijd op 10 oktober 1944 ‘bei den schweren Abwehrkämpfen im Westen’. Het perceel van diens graf is onbekend, maar hij is begraven op de Deutscher Soldatenfriedhof te Ysselsteyn, zie: https://nl.findagrave.com/memorial/157495408/alfred-weber. De eenheid van de kanaalbrug kwam namelijk uit Rheinland-Westfalen, niet uit Zuid-Duitsland. Voor de vrij onbekende Duitse Gefreiter H.Weber die in september-oktober 1944 zou sneuvelen in de buurt van Nijmegen en worden begraven in de tuin van pensionaat Jonkerbosch en later worden herbegraven op de Duits-militaire begraafplaats te Ysselsteyn, zie: https://www.google.com/search?client=firefox-b-d&q=gefreiter+weber+1944. Betreft het dezelfde persoon? Genoemde H.Weber is zeker níet te verwarren met als Waffen-SS-er getrainde 18-jarige Rottenführer Horst Weber die, hoewel hij in Frankrijk en ook bij Arnhem vocht in het 21e Pantsergrenadiersregiment als onderdeel van de 10e SS-Pantserdivisie ‘Frundsberg’, de oorlog overleefde, zie: https://www.saak.nl/battlefield%20tour/2014%20Arnhem,%20de%20duitse%20kant/arnhem,%20de%20duitse%20kant.htm. Obergefreiter Karl Weber die op 20 juli 1944 sneuvelde bij Monteille, dep. Calvados, Normandië en ligt begraven op de Duitse oorlogsbegraafplaats van St.Desir-de-Lisieux (Calvados) zal toch niet dezelfde betreffen, aangezien deze werd geboren in Nieder-Ősterreich en de eenheid van de Duitse 4e Compagnie uit Rheinland-Westfalen stamde, cf. https://nl.findagrave.com/memorial/199186745/karl-weber. De jonge Poolse militair Janusch (eventueel voor: Janusz?) Marschilinski staat apart vermeld in H.K. von Keusgen, o.c. 83; 95-96. De Pool Vern Bonck uit Warschau stond eerder vermeld in S.E.Ambrose, Pegasus Bridge2 (1988), 15, 29, 39, 54, 87, 93, 97, 143 en 161. Paul Carrell, o.c., 23 vermeldt als enige een bij de Bénouville-brug gesneuvelde, gewoon soldaat Wilhelm Furtner die echter níet in de betrouwbare namenlijst van het bruggengarnizoen voorkomt welke Helmut Konrad von Keusgen publiceerde in 2014 (ibid., 12) na bevraging van zowel Helmut Römer als Erwin Sauer. Dezelfde Wilhelm Furtner wordt desondanks, nu tesamen met Römer en Sauer, aangehaald (vermoedelijk uit de betreffende boeken van S.E.Ambrose en P.Carell) in: Peter Caddick-Adams, Sand and Steel (2019), 37 en 792 (cf. https://books.google.nl/books?id=TCSQDwAAQBAJ&pg=PA37&lpg=PA37&dq=wilhelm+furtner+benouville&source=bl&ots=K09lYyjIeP&sig=ACfU3U2vCSAZYW8D05USiWkPbzX7Q8yM2Q&hl=nl&sa=X&ved=2ahUKEwjnq6zw7eP4AhUPrKQKHfsKARAQ6AF6BAgCEAM#v=onepage&q=wilhelm%20furtner%20benouville&f=false) Zonder opgegeven bron kan dat geen bevestiging van diens aanwezigheid betekenen, mits hij daadwerkelijk heeft bestaan.)
Drie van de in totaal achttien jongemannen in Duitse Wehrmacht-dienst die vanaf februari 1944 bij de bruggen over de rivier de Orne bij Ranville en over het Kanaal-van-Caen-naar-zee bij Bénouville verbleven zónder één officier. De hoogste in rang was een Feldwebel (sergeant). De jonge, in de strijd geheel onervaren militairen kwamen veelal uit Nordrhein-Westfalen en enigen uit Polen. Hun 716e Infanteriedivisie kwam uit het gebied van Bielefeld. V.l.n.r.: Heinz Lehr, Peter Sinter en Helmut Römer. Dat de laatste ‘uit Berlijn’ afkomstig zou zijn, is verzonnen door auteur S.E.Ambrose in Pegasus Bridge2 (1988), 39 en wordt ook niet bevestigd door Römer in H.K.von Keusgen, Pegasus-Brü–cke und Batterie Merville (2014). Römers geboorte- en naoorlogse woonplaats is Hilden (Kreis Köln-Stuttgart). Dat het trio hier op de brug van Bénouville staat en niet op die over de Orne bij Ranville, wordt bewezen door de vorm van de spijlen van de brugrailing achter hen, stammende uit 1934. Het Stacheldraht bewijst mede dat de rolhefbrug kon worden afgezet.(Foto: H.K.von Keusgen, Pegasus-Brücke und . Batterie Merville (2014), 12)
(Detail van bovenste foto)
In Widerstandnest WN13 bij de kanaalbrug te Bénouville konden de soldaten vanaf 1944 slapen in enigszins beveiligde ondergrondse verblijven. Op de grote foto (midden rechts) zijn deuropeningen te zien van een slaapruimte (Gruppenunterstand). Die was van een extra betonlaag voorzien aan de bovenzijde. De ruimten sloten aan op een open loopgraaf en vooraan rechts naast de brug op een bunker met vier observatie– en schietgaten, de voormalige kelder van Auguste Niepcerons in april 1944 afgebroken dienstwoning. De foto dateert uit juli 1944. Coll. IWM, Londen.(https://www.pegasusarchive.org/normandy/Photos/Pic_BenouvilleBridge2.htm; https://tabletopdeutschland.files.wordpress.com/2012/06/pegasus-124.jpg; https://war-documentary.info/pegasus-bridge-benouville/ )
Duitse tankdivisies nabij Caen: 21. Panzerdivision en 12. Waffen-SS Panzerdivision ‘Hitlerjugend’
Eén en ander staat in schrille tegenstelling tot de Duitse tankdivisies die bo–ven de Seine en bij Caen stonden opgesteld. (Vgl. Montgomery, El Alamein to the River Sangria. Normandy to the Baltic, 172:’There was considerable variation in the quality of the German divisions in the west. The equipment, training and morale of the SS and Panzer divisions was of the highest order.’; R.Neillands en R. de Normann, D-Day 1944, 90-91; G.Perrault, Het geheim van D-Day (Prisma 1233), 12-13; A.McKee, De slag om Normandië, 59-60) Zij waren in juni 1944 zo goed als volledig uitgerust, bezaten vele uitstekende halfrupswagens, middelzware en zware tanks (Pzkpfw (Panzerkampfwagen) IV, Pzkfw V Panther, Tiger I en zelfs hier en daar het nieuwste type Tiger II (Königstiger) met het verwoestende en nauwkeurige 8,8 cm.-geschut (bij geallieerde troepen alom berucht als ‘the eighty-eight’ naar hun berekening van het kaliber in millimeters), gemotoriseerd geschut waaronder raketwerpers (zware R–Vielfachwerfer die 24 kleine raketten in één keer konden lanceren of Reihenwerfer) en zes tot achtbuizige granaat–werpers (lichte Nebelwerfer, vernoemd naar Nebel, de ontwerper ervan), en doeltreffend anti-tankgeschut (zoals het daarvoor ingezette beruchte 2 en 8, 8 cm.-luchtdoelgeschut, de snelle, gemechaniseerde Marder III en de Jagd–panzer ‘Hetzer’). .
Duitse Panzerkampfwagen (PzKpfw) IV, Ausführung H,een alom ingezette middelzware tank. Coll. Musée des blindés, Saumur, Frankrijk. De ribbels op de tank zijn bekend als het materiaal zimmerit dat magnetische mijnen moest afstoten. De pantserzijplaten heten Schurzen.Duitse Panzers in Calvados, Normandië droegen dikwijls de afgebeelde camouflagekleuren.(https://historeich.blogspot.com/2018/05/pzkpfw-iv-ausf-h-musee-des-blindes.html)
Veldmaarschalk Erwin Rommel (rechts) bekijkt een 8 cm. Raketen Vielfachwerfer auf Fahrgestell Zgkw S303(f), kortweg een R-Vielfachwerfer gemonteerd op een buitgemaakte Franse Somua-halfrups. Dergelijke ombouwingen geschiedden vaak door majoor Becker in een werkplaats nabij Parijs. Ook de 21e Pantserdivisie tussen Falaise en Caen bezat meerdere omgebouwde voertuigen van hem. De foto is genomen bij Riva Bella, grenzend aan Ouistreham, aan de Kanaalkust. Veldmaarschalk Rommel (rechts) hield hier op 30 mei 1944 een wapenschouw, een week vóór D-Day. Het mobiele wapen zou potentieel zeer gevaarlijk kunnen zijn voor geallieerde landingsvaartuigen en tanks aan met name het beoogde Britse landingsstrand ter plekke: Sword Beach. (https://www.armedconflicts.com/8-cm-Raketen-Vielfachwerfer-auf-Fahrgestell-Zgkw-S303-f-t11368; https://en.wikipedia.org/wiki/8_cm_Raketen-Vielfachwerfer; https://www.militaryfactory.com/armor/detail.php?armor_id=810 )
Pantser-halfrups met geschut van de 21. Panzerdivision in Frankrijk het nummer waarvan op de motorkap is gesjabloneerd. Deze divisie bezat nogal wat omgebouwde buitgemaakte Franse pantserwagens, zie voor een lijst daarvan: https://www.fireandfury.com/orbats/late21pzd6jun44.pdf)(Foto: http://www.breakthroughassault.co.uk/pushing-von-luck/)
Marder III-M, Duits mobiel anti-tankgeschut Cover art van 1:35–modelbouwdoos Tamiya 35255 German Tank Destroyer Marder III M.(https://www.super-hobby.be/products/German-Tank-Destroyer-Marder-III-M.html)
Wat het meervoudig Duits raketgeschut tegen landingsboten en vanuit zee landende troepen zou kunnen uitrichten, wanneer het maar óp de zeereep kon worden opgesteld, had veldmaarschalk Erwin Rommel eind mei 1944 persoonlijk kunnen aanschouwen bij een wapenschouw van de 21e Pantser–divisie aan de Calvadoskust bij Riva Bella, iets ten oosten van de strand-, haven- en sluisplaats Ouistreham. Niettemin had zijn gezicht voornamelijk op onweer gestaan tijdens inspectie van deze divisie: veel verouderd materi–aal van de tank- en tankjagerdivisie was overgenomen van het Franse leger, divisieonderdelen stonden nogal verspreid opgesteld, er was onvoldoende bescherming tegen Franse spionage, Duitse mijnenvelden waren nog opval–lend gemarkeerd met afzetlinten. (Rommels klachten weergegeven door luitenant Hans Höller, 192e Pantsergrenadierregiment, 21e Pantserdivisie, in: A.Mckee, De slag om Normandië, 29-30 en foto tegenover p.124) Tegen de in de strijd volkomen onervaren bevelhebber ervan, generaal Edgar Feuchtinger, kon veldmaarschalk Rommel weinig ondernemen. Feuchtinger was als een gewezen goede organisator voor de nazi-partij, een waardeerde bekende van Hitler zelf. Deze Duitse tankdivisies bestonden nu uit zowel geharde oorlogsveteranen (de kern van de 21e Pantserdivisie, opgesteld tussen Falaise en Caen) als uit degelijk getrainde, ideologisch gemotiveerde en fanatieke nazi-jongeren (12e SS Pantserdivisie ‘Hitlerjugend’ in de buurt van Lisieux, overgeplaatst uit hun trainingsterrein bij Hasselt, België). (De 21e Pantserdivisie was geen (Waffen-) SS-divisie, zoals ex-commando Maurice Chauvet stelt, in: N.Hugedé, Le commando du pont Pégase, Avant-propos, 9; hij verwart die met de 12e SS-Pantserdivisie; cf. G.Perrault, Het geheim van D-day (Prisma 1233), 129).
Normandië, dep. Calvados met steden Caen, Falaise en Lisieux. De kust aan Manche (het Kanaal) ligt in het noorden. Naar Michelin-wegenkaart/landkaart 303: Calvados-Manche.(https://www.dezwerver.nl/r/europa/frankrijk/normandie/c/kaarten/wegenkaarten/9782067202047/wegenkaart-landkaart-303-calvados-manche-michelin/ )
17-jarige leden van de 12e SS-Panzerdivision ‘Hitlerjugend’.Hun in totaal acht maanden durende opleiding in Duitsland en België was keihard geweest, maar zij waren zeer loyaalaan hun offcieren. Die waren afkomstig van de Waffen-SS die aan het oostfront had gevochten en ook enigen uit de reguliere Wehrmacht. Jongens als zij hielden Caen lang uit handen van Montgomery en de Falaise-pocket in Normandië lang genoeg open om nog enige duizenden Duitse troepen te kunnen laten ontsnappen naar het noorden. Die zouden in de herfst van 1944 op b.v. Walcheren nog problemen gaan geven.(https://%3A%2F%2Ffree-world-blog.tumblr.com%2Fpost%2F180116813110%2Fjunge-soldaten-der-12-wss-pzdiv-hitlerjugend)
Door de Amerikanen krijgsgevangen gemaakte jonge Waffen-SS’ers van de 12e SS-Pantserdvi-sie ‘Hitlerjugend’ in de zomer van 1944. Door beide zijden zouden weinig gevangenen zijn gemaakt, dus deze mannen hebben ‘geluk’, al kijken zij niet zo. Coll. National Archives USA.(https://de.wikipedia.org/wiki/12._SS-Panzer-Division_%E2%80%9EHitlerjugend%E2%80%9C#/media/Datei:German_prisoners_SS-Panzerdivision_Hitlerjugend.jpg)
De meeste kusteenheden van het Duitse leger in Normandië hadden vlak vóór de komst van de geallieerden een lange periode van dag- en nacht–oefeningen achter de rug. Bijna alle waren gericht geweest op het efficiënt tegengaan van mogelijke geallieerde parachutistendroppingen en troepen–landingen vanuit zee. In het Ornegebied werd bovendien met name ’s nachts en tot en met 5 juni 1944 fanatiek geoefend door eenheden van het 125e Pantsergrenadiersregiment (majoor von Luck) van de 21e Pantserdi–visie (ca. 10:000 man). Het opsporen van vluchtelingen (ondergedoken en rondzwervende verzetsmensen, dwangarbeiders en geallieerde vliegtuigbe–manningen) en van gedropte voorraden behoorde tot hun taken. Daartoe werden ook geregeld nachtelijke huiszoekingen gehouden bij Normandi–sche burgers. Duitsers konden zich daarbij voordoen als ‘Britten die om hulp verzochten’ en dus moesten de burgers extra op hun tellen passen. Door dergelijke oefeningen waren Duitsers ter plaatse goed bekend met de militaire mogelijkheden van het natuurlijke terrein en met de locatie van afgelegen, ommuurde boerenhoven die eenvoudig tot versterkte vestingen konden worden ingericht. (S.E.Ambrose, Pegasus Bridge 2, 54; Von Luck, in: R.Neillands en R. de Normann, D-Day 1944. Voices from Normandy, 26: ‘We were training every night…’; Historica nr 34. Normandie 44 (Bayeux, 1993), 15-16) Er bestond voor hen echter één belangrijk lokaal probleem dat vanuit hun oogpunt vermeden had moeten, maar niet kón worden, namelijk de obstructieve militaire bevelsstructuur liet de eerste uren nergens een directe en geconcentreerde tegenaanval met pantsertroepen toe. Een karakteristiek voorbeeld: de Duitse 2e Pantserdivisie b.v. behoorde qua toebedeling tot de Panzergruppe West, taktisch tot het 1e SS-Panzer–korps, territoriaal tot de Militärbefehlshaber in België en Noord–Frankrijk en verzorgingstechnisch weer tot het 15e Leger. Generaal Günther Blumentritt van de staf van OB West (von Rundtstedt) schreef daarom al in januari 1944 kritisch aan generaal Alfred Jodl van het Oberkommando der Wehrmacht: ‘Hier is alles zo verwikkeld en door honderd mogelijke diensten doorsneden en vervlochten.’ (Info en citaat naar: https://de.wikipedia.org/wiki/Situation_der_deutschen_Streitkr%C3%A4fte_in_der_Normandie_im_Jahr_1944)
General der Infanterie Günther Blumentritt (1892-1967), een vriend van Erwin Rommel. Ontwierp met Von MannsteinFall Weiß, de infame inval in Polen in 1939. Als Beiers katholieke generaal ondersteunde hij de gehele oorlog door Hitler